ECLI:NL:RBROT:2024:1122

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/948 / FT EA 23/949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om haar schuldeisers te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoekster 3,79% van haar totale schuldenlast van € 26.453,85 aan haar veertien concurrente schuldeisers aanbiedt, tegen finale kwijting. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en houdt rekening met de PW-uitkering van verzoekster, die vrijgesteld is van de sollicitatieplicht tot 7 november 2024.

Tijdens de zitting op 31 januari 2024 hebben dertien van de veertien schuldeisers ingestemd met de regeling, maar één schuldeiser weigerde dit. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen en vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat biedt voor de schuldeisers dan de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, die aanzienlijke kosten met zich zou brengen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en de schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van de procedure voor de schuldeiser op nihil worden begroot, aangezien verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat en er geen griffierecht verschuldigd is. Dit vonnis treedt in de plaats van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekster kan doorgaan met het betalen van haar schulden. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 februari 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 28 september 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeisers, te weten:
- [schuldeiser] (hierna: [schuldeiser]);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 31 januari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw R. Segers, werkzaam bij de kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener);
  • meneer K. Jansen, werkzaam bij De Maas Dienstverlening B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • mevrouw C.C.M. Dekker en A. Vuijk, beiden werkzaam bij [schuldeiser].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 26.453,85 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 26 juli 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,79% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar PW-uitkering. Verzoekster is door de gemeente Rotterdam ontheven van de sollicitatieplicht tot en met 7 november 2024. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.492,47 op verzoekster, welke 9,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Ter zitting heeft [schuldeiser] verklaard dat zij voor wat betreft de eindafrekening energie 2022 niet akkoord zijn gegaan met het aangeboden akkoord. Verzoekster heeft energietoeslag ontvangen en heeft de ontvangen toeslag niet gebruikt waarvoor die bedoeld is. [schuldeiser] weigert in te stemmen met de aangeboden regeling ten aanzien van de vordering voor eindafrekening energie 2022.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 9,4%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster ontvangt een PW-uitkering en is derhalve vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.