ECLI:NL:RBROT:2024:11171

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
ROT 23/8028
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring woning door gemeente Dordrecht, voorzienbaarheid gezinsuitbreiding en hardheidsclausule

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een voorrangsverklaring voor een woning. Eiseres, woonachtig in Dordrecht, heeft op 27 maart 2023 een aanvraag ingediend, die op 16 juni 2023 door het college van burgemeester en wethouders werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in het bestreden besluit van 26 oktober 2023. Eiseres heeft beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2024 behandeld.

Eiseres heeft in haar huidige woning, een tweekamerwoning, twee kinderen gekregen en slaapt met hen in één bed vanwege ruimtegebrek. De oudste zoon heeft een taalontwikkelingsstoornis en de jongste zoon heeft zowel een taal- als een autismestoornis. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de voorrangsverklaring terecht is, omdat de situatie van eiseres door haar eigen handelen is veroorzaakt en voorzienbaar was. De rechtbank stelt vast dat eiseres zelf heeft gekozen voor gezinsuitbreiding, terwijl zij wist dat haar woning te klein was.

De rechtbank concludeert dat er geen medische noodzaak is aangetoond die een verhuizing rechtvaardigt en dat de hardheidsclausule niet van toepassing is. Eiseres heeft onvoldoende eigen inspanningen geleverd om het woningprobleem op te lossen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de voorrangsverklaring door het college terecht was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8028

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit Dordrecht, eiseres

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Kan en [persoon A] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag tot verkrijging van een voorrangsverklaring van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 16 juni 2023 afgewezen. Met het besluit van 26 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door T. Ogbamichael als tolk, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 27 maart 2023 een voorrangsverklaring voor een woning aangevraagd. Eiseres is in 2016 in haar huidige tweekamerwoning, waarvan één slaapkamer, ingetrokken en heeft na die datum twee kinderen gekregen. Eiseres slaapt met beide kinderen in één bed aangezien er geen ruimte is voor een extra bed. De oudste zoon van eiseres is gediagnosticeerd met een taalontwikkelingsstoornis en volgt speciaal onderwijs met extra begeleiding. De jongste zoon van eiseres is gediagnosticeerd met een taal- en spreekstoornis en een autismestoornis. Eiseres heeft zich in 2021 ingeschreven bij het woningplatform Woonkeus om te zoeken naar een nieuwe woning in de regio Dordrecht.
3. Verweerder heeft de aanvraag van een voorrangsverklaring afgewezen. In het bestreden besluit van 26 oktober 2023 verklaart verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond en handhaaft verweerder het primaire besluit. Verweerder legt aan de afwijzing ten grondslag dat de situatie van eiseres door haar eigen handelen is veroorzaakt en voorzienbaar was en dat daarom de weigeringsgrond van artikel 2.1.5, aanhef en onder b, van de Huisvestigingsverordening gemeente Dordrecht 2019 (de Verordening) van toepassing is. Eiseres heeft zelf gekozen voor gezinsuitbreiding, terwijl zij had kunnen weten dat haar huidige woning te klein was of te klein zou kunnen worden bij het ouder worden van haar kinderen. Verweerder is daarom van mening dat een weigeringsgrond van toepassing is. Verweerder heeft vervolgens beoordeeld of de hardheidsclausule moet worden toegepast. Daartoe heeft verweerder getoetst of eiseres voldoende eigen inspanningen heeft geleverd om het woningprobleem op te lossen en of er sprake is van sociale of medische gronden. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiseres geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de voorrangsverklaring. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Doet zich een weigeringsgrond voor?
6.1.
Eiseres voert aan dat de onderliggende problemen en aandoeningen van de kinderen, gecombineerd met de te kleine woning, een verhuizing noodzakelijk maken. Dit was niet voorzienbaar. Van eiseres kan niet worden gevergd dat zij vanwege de woningnood een kinderwens uitstelt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
Op grond van artikel 2.1.1 van de Verordening, zoals deze gold ten tijde van de aanvraag, kan het college een voorrangsverklaring verlenen waarmee een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte.
Op grond van artikel 2.1.5, aanhef en onder b, van de Verordening wordt de aanvraag om een voorrangsverklaring geweigerd indien de aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen, door eigen handelen is veroorzaakt en voorzienbaar was. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt in situaties waarin sprake is van een verstandelijke stoornis of beperking.
Op grond van artikel 2.1.7 van de Verordening komt de aanvrager op medische indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een medisch probleem heeft waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 2.1.5, aanhef en onder b, van de Verordening van toepassing is. Een gebrek aan woonruimte, zoals een kamertekort na gezinsuitbreiding, is naar oordeel van de rechtbank en volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) een te voorzien probleem. [1] De door eiseres gestelde problemen maken dit niet anders. Met verweerder is de rechtbank ook van oordeel dat uit de ten tijde van het bestreden besluit ter beschikking staande informatie niet blijkt dat de problemen van de kinderen direct verband houden met de huidige woning. Hoezeer de wens te verhuizen ook begrijpelijk is, een medische noodzaak tot verhuizen is – ook uit de stukken die eiseres in beroep heeft ingediend - niet gebleken. De medische problemen van de kinderen en de gevolgen daarvan voor eiseres zijn niet zodanig dat het college de voorzienbaarheid van het huisvestingsprobleem niet als weigeringsgrond mocht tegenwerpen. Hiermee wordt eiseres naar het oordeel geen elementair recht van het stichten van een gezin ontnomen. Zij heeft de kinderen immers gekregen en moet dan in beginsel zelf de gevolgen voor de huisvesting dragen. Nu zich een weigeringsgrond voordoet, kan het college alleen nog met toepassing van de hardheidsclausule een voorrangsverklaring verlenen.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
7.
7.1.
Eiseres voert aan dat haar beroep op de hardheidsclausule ten onrechte niet is gehonoreerd. Haar bijzondere situatie en de onderliggende problemen en aandoeningen van haar kinderen hadden aanleiding moeten geven tot toepassing van de hardheidsclausule. Eiseres voert verder aan dat de verwachting dat zij reageert op woningen die zij toch niet gaat krijgen, dient te gelden als ‘excessive formalism’ en dat er in haar huidige situatie niet kan worden verwacht dat zij op elke woning reageert. Het feit dat slechts een beperkt aantal woningen wordt aangeboden, in samenhang met de lage positie van eiseres op de ranglijst en dat voor eiseres alleen woningen met meer dan één slaapkamer interessant zijn, zorgen ervoor dat reageren feitelijk nutteloos is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.2.
Op grond van artikel 5.3 van de Verordening beslist het college naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de Verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
7.3.
Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat er een zeer terughoudend beleid wordt gevoerd ten aanzien van het gebruik van de hardheidsclausule gelet op het grote tekort aan betaalbare huurwoningen in de regio en de aard van de voorrangsverklaring. Uit vaste rechtspraak volgt dat het niet onredelijk is om, gelet op het grote aantal aanvragen voor een voorrangsverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is, een restrictief beleid te voeren. [2]
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de door eiseres aangevoerde omstandigheden in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien voor toepassing van de hardheidsclausule. Zoals hiervoor overwogen was er geen medische noodzaak om te verhuizen. Hoewel het begrijpelijk is dat eiseres een grotere woonruimte nastreeft gezien haar huidige kleine woning en twee minderjarige kinderen, heeft zij onvoldoende onderbouwd dat er een verband is tussen de kleine woning en de medische problematiek van haar kinderen en dat de woning vanwege deze problemen niet langer passend is. Aan de omstandigheid dat de kinderen en eiseres een slaaptekort zouden hebben, heeft verweerder in het kader van de hardheidsclausule geen doorslaggevende betekenis hoeven toe te kennen. Ook van een sociale indicatie als bedoeld in de verordening is niet gebleken. De woonsituatie van eiseres is onwenselijk, zoals ook verweerder heeft erkend, maar dat betekent niet dat reeds daarmee een beroep op de hardheidsclausule gerechtvaardigd is.
Verweerder heeft in dat kader ook kunnen meewegen dat eiseres onvoldoende eigen inspanningen heeft gedaan om het woningprobleem zelf op te lossen. Zoals uit de stukken van verweerder blijkt heeft eiseres gedurende de vijf maanden voor haar aanvraag en de zeven maanden na haar aanvraag op geen enkele woning gereageerd, in veel maanden geen woning bekeken en in enkele maanden is zij zelfs niet ingelogd. Eiseres is pas in januari 2024 begonnen met reageren op woningen. Voor zover eiseres betoogt dat reageren nutteloos is, laat dat onverlet dat van haar verwacht mag worden te (blijven) reageren op woningen die passend voor haar zijn. In dat verband heeft verweerder er nog op gewezen dat eiseres ook op lotingwoningen kan reageren waarbij zij evenveel kans maakt als ieder ander. Daarnaast had eiseres ook het zoekgebied kunnen verruimen zodat zij niet was gebonden aan het aanbod in Dordrecht.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de voorrangsverklaring van eiseres heeft geweigerd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie: de Afdeling op 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4018.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628