ECLI:NL:RBROT:2024:11170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/10/674095 / JE RK 24-339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 21 maart 2024, is de kinderrechter tot de conclusie gekomen dat de minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], onder toezicht moet worden gesteld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, niet zijn verschenen op de zitting, maar dat zij wel correct zijn opgeroepen. De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waarbij is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn onvoldoende in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren en afspraken te maken in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. Dit heeft geleid tot een onveilige thuissituatie, waarin [voornaam minderjarige] regelmatig op zichzelf is aangewezen en in aanraking is gekomen met justitie. Ondanks de inzet van hulpverlening is er geen verbetering in de situatie opgetreden. De kinderrechter heeft daarom besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 21 maart 2024 tot 21 maart 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/674095 / JE RK 24-339
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
Hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van 9 februari 2024, ontvangen op 12 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), dhr. [persoon B] (
telefonisch gehoord).
1.3.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij zijn vader.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek. [voornaam minderjarige] wordt in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd, met name vanwege een scheefgroei in zijn gewetensvorming. De hulpverlening vanuit het strafrechtelijk kader heeft onvoldoende verandering gebracht aan de situatie. Dit komt mede doordat er ook zorgen zijn over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] . Het is van belang dat de ouders actie ondernemen om [voornaam minderjarige] een veilige en gestructureerde omgeving te bieden.

5.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige] vertoont ernstig zelfbepalend gedrag en is in korte tijd meermaals in aanraking gekomen met justitie op verdenking van ernstige feiten. Hij is inmiddels ook voor een aantal feiten veroordeeld. In het strafrechtelijk kader zijn afspraken vastgelegd over zijn gedrag en begeleiding door de reclassering, waaronder een avondklok, maar de naleving hiervan verloopt moeizaam. Dit komt ook doordat de ouders ambivalent zijn: het ene moment vinden ze iets goed en het andere moment niet. De ouders zijn niet betrouwbaar genoeg om de gemaakte afspraken na te komen. Een ondertoezichtstelling is nodig om ervoor te zorgen dat afspraken worden nagekomen, zodat [voornaam minderjarige] zijn leven weer op de rit kan krijgen.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
6.2.
[voornaam minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. In de thuissituatie van [voornaam minderjarige] is veel onrust geweest vanwege de echtscheidingsproblematiek van de ouders. De ouders zijn onvoldoende in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren en afspraken te maken in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . Dit heeft geleid tot verstoorde relatie tussen ouders onderling en tussen de ouders en [voornaam minderjarige] . Door de spanning en onrust in de thuissituatie is onvoldoende toezicht en sturing geweest op [voornaam minderjarige] , waardoor hij regelmatig op zichzelf was aangewezen. [voornaam minderjarige] is zelfbepalend en hij vertoont gedragsproblemen. Daarnaast is [voornaam minderjarige] meerdere keren met politie en justitie in aanraking gekomen en hij is onlangs veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, als gevolg waarvan hij voorwaarden heeft opgelegd gekregen. [voornaam minderjarige] vindt het lastig om zich te houden aan deze voorwaarden.
6.1.
In het vrijwillige kader zijn verschillende vormen van hulpverlening ingezet en is ondersteuning aangeboden. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Hoewel de ouders bereid zijn om mee te werken, lukt het hen onvoldoende om beschikbaar te zijn en zich te houden aan de afspraken. Ook de jeugdreclassering heeft nog geen verandering in de situatie kunnen brengen vanwege de ambivalente houding van ouders en [voornaam minderjarige] . Het lukt [voornaam minderjarige] onvoldoende om te profiteren van de aangeboden hulpverlening, waardoor de zorgen om zijn veiligheid en welzijn nog aanwezig zijn.
6.2.
Gelet op voorstaande is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is in het belang van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Voor de komende periode is het van belang dat de ouders leren op een constructieve wijze te communiceren en beslissingen te maken in het belang van [voornaam minderjarige] . Het is daartoe noodzakelijk dat de ouders medewerking verlenen en profiteren van de aangeboden hulpverlening, zodat een rustige en voorspelbare opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige] gecreëerd wordt waarin hij toekomt aan zijn ontwikkeling en aan het verwerken van zijn trauma. In dit kader is het nodig dat voor [voornaam minderjarige] passende hulpverlening wordt ingezet.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 21 maart 2024 tot 21 maart 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van R.S.E. Pronk als griffier, en op schrift gesteld op 16 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.