In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen werknemer [persoon B] en zijn werkgever Exotic Fresh Nederland B.V. (EFN). De werknemer, die sinds 21 september 2022 als chauffeur/magazijnmedewerker bij EFN werkte, werd op 20 juni 2024 op staande voet ontslagen. De werknemer berustte in het ontslag, maar verzocht om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een gefixeerde schadevergoeding. De werkgever stelde dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was vanwege het rijden onder invloed van drugs, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De werkgever had de werknemer immers opdracht gegeven om te rijden, ondanks dat zij op de hoogte was van zijn rijverbod. Hierdoor was het ontslag niet geldig.
De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op een billijke vergoeding van € 3.000,00, een transitievergoeding van € 1.520,55 en een gefixeerde schadevergoeding van € 7.825,73. Daarnaast moest de werkgever het loon van de werknemer betalen voor de periode van 1 juni tot en met 20 juni 2024, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 50%. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd, die in het ongelijk werd gesteld. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk moest voldoen aan de vergoedingen, ook als er hoger beroep werd aangetekend.