In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Rotterdam, een kort geding aangespannen tegen de ING Bank N.V., gevestigd in Amsterdam, met betrekking tot de beëindiging van zijn privébankrekening en hypotheek. Eiser vordert dat de ING Bank wordt verboden om de opzegging van zijn privébankrekening en hypotheek te effectueren, dat registraties in de registers van de ING Bank worden verwijderd en dat de bankrelatie wordt hersteld. De voorzieningenrechter heeft op 8 november 2024 geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van spoedeisend belang met betrekking tot de privébankrekening, aangezien hij inmiddels een nieuwe bankrekening bij ABN AMRO heeft geopend en geen positief saldo bij de ING Bank heeft. De vorderingen met betrekking tot de privébankrekening zijn daarom afgewezen.
Wat betreft de hypotheek heeft de ING Bank de relatie beëindigd op basis van onbetrouwbare informatie die door eiser is verstrekt bij de aanvragen voor het zakelijk krediet en de hypotheek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er significante verschillen waren in de jaarrekeningen die eiser heeft ingediend, en dat eiser een krediet van New10 niet heeft vermeld. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de ING Bank op goede gronden de hypotheek heeft beëindigd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser in zijn geheel afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.