ECLI:NL:RBROT:2024:11123

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/10/683761 / JE RK 24-1723
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 22 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van een minderjarige, geboren in 2011, die onder toezicht is gesteld en waarvoor een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 1 augustus 2024 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder zonder gezag voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige bij haar moeder woont, maar dat er zorgen zijn over de thuissituatie, die als instabiel en onveilig wordt ervaren. De moeder kampt met persoonlijke problematiek en alcoholmisbruik, wat leidt tot spanningen in de thuissituatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2024 waren de vader, zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig, terwijl de moeder en de stiefvader niet verschenen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om haar belangen te waarborgen. Tevens is er een bijzonder curator benoemd om de minderjarige te vertegenwoordigen, gezien de conflicterende belangen tussen de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683761 / JE RK 24-1723
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming locatie Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaatsnaam],
advocaat: mr. G.E. van der Pols, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam 3],
hierna te noemen: de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Dordrecht,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 1 augustus 2024, ontvangen op 2 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 4];
- een tweetal vertegenwoordigster van de GI, [naam 5] en [naam 6].
1.3.
De moeder en de stiefvader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder en de stiefvader wel aanwezig zijn geweest bij de behandeling van de zaak van hun andere kinderen, maar dat ze aan de bode hebben doorgegeven dat ze niet bij de behandeling van onderhavige zitting aanwezig wensen te zijn.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling. [minderjarige] woont bij haar moeder en de stiefvader. Eens per twee weken verblijft zij het weekend bij haar vader. De moeder en de vader hebben geen contact met elkaar. Er bestaan zorgen over de thuissituatie bij de moeder en de stiefvader. [minderjarige] bevindt zich in een liefdevolle, maar instabiele en onveilige opvoedsituatie. De moeder heeft persoonlijke problematiek en kampt met alcoholmisbruik. Er zijn regelmatig spanningen tussen de moeder en de stiefvader. Hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende gebleken vanwege de wisselende houding van de moeder. De moeder is overbelast en haar draagkracht is bereikt. Zij kan daardoor onvoldoende aansluiten bij de behoeftes van [minderjarige]. Het is van belang dat er duidelijk zicht komt op de thuissituatie met behulp van een jeugdbeschermer en de benodigde hulpverlening wordt ingezet. Het uitgangspunt is dat [minderjarige] bij de moeder opgroeit. Gedurende het raadsonderzoek is echter gebleken dat de moeder geen gezag heeft over [minderjarige]. Er was destijds sprake van een tienerzwangerschap en de moeder en de voogdes (oma moederszijde) blijken het gezag niet geregeld te hebben. De vader heeft sinds 2021 het eenhoofdig gezag over [minderjarige]. Een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder is in deze situatie daarom nodig. Het is de bedoeling dat de moeder zo snel mogelijk de gezagsprocedure opstart.

4.De standpunten

4.1.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Gelet op de aanwezige zorgen over [minderjarige] is het noodzakelijk dat er duidelijk zicht wordt verkregen op de thuissituatie bij de moeder en ook de vader. [minderjarige] heeft aangegeven graag bij de moeder te willen opgroeien. Het is belangrijk dat de moeder en de stiefvader de komende periode de benodigde ondersteuning krijgen om de thuissituatie te verbeteren. Er is nog geen vaste jeugdbeschermer betrokken. Desondanks zal de GI ervoor zorgen dat de benodigde hulpverlening de komende periode wordt ingezet.
4.2.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De vader maakt zich al jarenlang zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige]. De vader benadrukt dat hij het er mee eens is dat [minderjarige] bij de moeder opgroeit. Gelet op de aanwezige zorgen is het nodig dat er duidelijk zicht komt op de thuissituatie en de benodigde hulpverlening wordt ingezet. Het is belangrijk dat de moeder hulp krijgt voor haar persoonlijke problematiek en haar alcoholmisbruik. Eerder is Family Support ingezet in de thuissituatie bij de moeder. Echter zijn de resultaten hiervan niet vermeld in het raadsrapport. Het is belangrijk dat deze resultaten alsnog kenbaar worden gemaakt zodat er bekeken kan worden wat mogelijke vervolgstappen zijn. Er is geen contact tussen de vader en de moeder, alleen als dit noodzakelijk is. De vader heeft meerdere malen geprobeerd contact op te nemen met de moeder. De vader krijgt echter geen reactie van de moeder. Het feit dat de moeder en de stiefvader niet aanwezig zijn ter zitting vanwege de aanwezigheid van de vader, benadrukt dit. Om de week verblijft [minderjarige] een weekend bij de vader en dit verloopt goed. De vader merkt soms aan het gedrag van [minderjarige] dat zij afwezig is en het niet goed met haar gaat. [minderjarige] en de vader praten niet over de thuissituatie bij de moeder. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] rust in zijn thuissituatie ervaart. Het is zorgelijk dat [minderjarige] niet op het kindgesprek is verschenen en haar mening en emoties niet heeft kunnen uiten. De advocaat van de vader heeft ter zitting verzocht om een bijzonder curator te benoemen voor [minderjarige]. Het is belangrijk dat zij vrijuit kan praten over haar emoties met een vertrouwenspersoon. Het is moeilijk voor [minderjarige] om haar emoties te delen met de (stief-)ouders; jegens een bijzonder curator durft zij dit hopelijk wel. Dit is in het belang van [minderjarige].

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft in haar jonge leven al veel meegemaakt. Zij heeft jarenlang te maken gehad met wisselende leefomstandigheden waarbij tevens sprake is geweest van huiselijk geweld. Er zijn zorgen aanwezig over een instabiele en onveilige opvoedsituatie bij de moeder. De moeder kampt met persoonlijke problematiek en alcoholmisbruik. Er zijn regelmatig spanningen tussen de moeder en de stiefvader. Eerder is gebleken dat de moeder moeite heeft met het accepteren van hulpverlening waarin sprake is van een terugkerend patroon. Het vrijwillig kader is daardoor onvoldoende gebleken. De moeder is overbelast en kan onvoldoende aansluiten bij de behoeftes van [minderjarige]. Ook is geen zicht op de thuissituatie bij de vader. [minderjarige] lijkt klem te zitten tussen de ouders. De ouders blijken onvoldoende in staat om op constructieve wijze met elkaar te communiceren in haar belang. Dit is erg belastend voor [minderjarige]. [minderjarige] woont bij de moeder. De afgelopen periode is echter duidelijk geworden dat de moeder geen gezag heeft over [minderjarige]. De vader van [minderjarige] heeft sinds 2021 het eenhoofdig gezag. [minderjarige] woont bij de moeder en de Raad heeft ter zitting verklaard dat het uitgangspunt is dat [minderjarige] bij de moeder opgroeit. De kinderrechter oordeelt dat het daarvoor juridisch noodzakelijk is dat er een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige] bij de moeder zonder gezag wordt verleend. Het is belangrijk dat de moeder de gezagsprocedure zo snel mogelijk in gang zet. De kinderrechter acht het van belang dat er rust komt voor [minderjarige]. De komende periode is het van belang dat er duidelijk zicht komt op haar opvoedsituatie en dat passende hulpverlening wordt ingezet. Het is belangrijk dat alle betrokkenen een positieve samenwerking met de Raad en de GI aangaan om spoedig stappen te kunnen zetten in het verbeteren van de thuissituatie.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag verlenen voor de duur van zes maanden.
Ten aanzien van de benoeming tot een bijzonder curator
5.3.
Ingevolge artikel 1:250 van het BW kan de kinderrechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzonder curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
5.4. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt dat [minderjarige] klem zit tussen de (stief-)ouders. Desgevraagd heeft de moeder telefonisch aan de GI verklaard dat zij een bijzonder curator voor [minderjarige] niet nodig vindt. Het belang van [minderjarige] staat echter voorop. De kinderrechter is het met de advocaat van de vader eens dat [minderjarige] gebaat is bij een onafhankelijk persoon, die luistert naar haar stem en onderzoekt wat in haar belang is. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat een bijzonder curator wordt benoemd om de belangen van [minderjarige] zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter zal een bijzonder curator benoemen met als opdracht:
- [minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
- al het nodige te doen wat in het belang van [minderjarige] is.
5.5.
[naam 7] heeft zich bereid verklaard deze benoeming te zullen aanvaarden. Om de bijzonder curator de benodigde informatie te verschaffen zullen de stukken waarover de kinderrechter beschikt door de rechtbank in handen worden gesteld van de bijzonder curator. De benoeming tot bijzonder curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 oktober 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Dordrecht met ingang van
22 oktober 2024 tot 22 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag met ingang van 22 oktober 2024 tot 22 april 2025;
6.3.
benoemt tot bijzonder curator teneinde [minderjarige] te vertegenwoordigen:
7. - [naam 7] , kantoorhoudende te [adres],
6.4.
bepaalt dat deze benoeming voor [minderjarige] geldt met ingang van 22 oktober 2024 tot 22 oktober 2025;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Jordaan, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.