ECLI:NL:RBROT:2024:11114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/10/686369 / JE RK 24-2062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met traumaproblematiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 oktober 2024, wordt een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die geboren is in 2007. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid, alsook om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van drie maanden, met een aansluitende plaatsing in een open setting voor zes maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024 gehouden, waarbij verschillende belanghebbenden aanwezig waren, waaronder de moeder, de oma, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] een belast verleden heeft en kwetsbaar is, met ernstige zorgen over haar ontwikkeling. Er zijn aanwijzingen van traumaproblematiek, en het risico op terugval in problematisch gedrag is aanzienlijk. Ondanks positieve ontwikkelingen, zoals het tonen van inzicht in haar problematiek en deelname aan schoolactiviteiten, is de kinderrechter van oordeel dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft om de veiligheid en continuïteit van de hulpverlening te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verleend voor de duur van een jaar en de machtiging voor gesloten jeugdhulp tot 26 januari 2025, met een aansluitende machtiging voor een open setting tot 26 juli 2025.

De kinderrechter benadrukt het belang van een geleidelijke overgang naar meer zelfstandigheid voor [voornaam minderjarige], en roept de betrokken instanties op om haar hierin te ondersteunen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686369 / JE RK 24-2062
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. G.R. Stolk kantoorhoudende te Schiedam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.J. Coxon, kantoorhoudende te Utrecht,
[naam oma],
de oma moederszijde, hierna te noemen: de oma, wonende in [woonplaats 2] ,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 24 september 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • de instemmende verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper van 9 oktober 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [voornaam minderjarige] , die tevens voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord, met haar advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de oma;
  • een vertegenwoordigster van de Raad, [persoon A] ;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [persoon B] en [persoon C] .
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de tante (moederszijde) van [voornaam minderjarige] , mw. [persoon D] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij Harrenveld.
2.3.
Bij beschikking van 26 juli 2024 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 26 oktober 2024. Bij beschikking van 1 augustus 2024 is de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp – aansluitend op de reeds verleende spoedmachtiging - van [voornaam minderjarige] verleend tot 26 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot aan haar meerderjarigheid. Tevens wordt door de Raad om een machtiging verzocht om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd. [voornaam minderjarige] heeft te kampen met een zwaar verleden, waardoor zij trauma’s heeft opgelopen. Zij heeft daartoe op meerdere crisisopvangplekken verbleven, waar zij zich niet aan de regels hield. [voornaam minderjarige] heeft in de afgelopen periode stappen gezet en dit is positief. Het gedrag van [voornaam minderjarige] blijft echter zorgelijk. Er is sprake van automutilatie vanwege haar traumaproblematiek. Ook is gebleken uit het verleden dat er sprake is van een patroon bij [voornaam minderjarige] , waardoor er een groot risico aanwezig is dat zij na een periode terugvalt in haar oude gedraging. In de afgelopen periode is er ook sprake geweest van een dergelijke terugval. Tijdens een onbegeleid verlofmoment bleek [voornaam minderjarige] onder invloed van drank en drugs te zijn. De structuur van de geslotenheid is nog altijd nodig. De traumatherapie van [voornaam minderjarige] is gestart. Het is belangrijk dat de komende periode deze behandeling voor [voornaam minderjarige] wordt voortgezet en dat zij zo veilig door kan stromen naar een open setting. De Raad verzoekt daarom om een trajectmachtiging.

4.De standpunten

4.1.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Een plaatsing op een open setting is voor nu nog niet mogelijk. [voornaam minderjarige] heeft nog onvoldoende regulatievaardigheden geleerd. De komende periode is het nodig dat zij hierbij geholpen wordt door middel van de benodigde therapie. EMDR is niet geschikt gebleken voor [voornaam minderjarige] . Zij krijgt op dit moment traumatherapie door gesprekken met een psycholoog. Er is een sterk risico aanwezig dat [voornaam minderjarige] terugvalt in haar oude gedrag vanwege haar onverwerkte trauma’s, wat ook is gebleken uit het incident tijdens het eerste onbegeleid verlof en uit de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper. Het is vanwege het incident voor nu onduidelijk of er nog wordt ingezet op een psychodiagnostiek onderzoek. De voorwaarde daarvoor is immers dat [voornaam minderjarige] zich dient te houden aan de regels. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] de komende periode de benodigde hulpverlening krijgt voor haar traumaproblematiek. De bedoeling is dat [voornaam minderjarige] , na het afronden van de huidige traumabehandeling, met schematherapie gaat starten. Ook wordt er gedacht aan de inzet van Girls Talk en paardencoaching. Een hybride plaatsing is mogelijk op de gesloten setting, mits er sprake is van een goede samenwerking tussen [voornaam minderjarige] en de GI en [voornaam minderjarige] zich aan de regels van de groep houdt. Ook is een dergelijke plaatsing afhankelijk van beschikbaarheid. Het uitgangspunt is dat [voornaam minderjarige] over een aantal maanden door kan stromen naar een open groep en dat zij per februari 2025 kan starten op haar nieuwe school. Tot nu toe zijn Schakenbosch en Hestia de meest geschikte vervolgplekken voor [voornaam minderjarige] .
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. Het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verloopt goed. Ook de moeder en oma mz hebben onderling goed contact. Het is jammer dat er sprake is geweest van een terugval in middelengebruik door [voornaam minderjarige] . Echter toont [voornaam minderjarige] inzicht in haar problematiek en erkent zij het patroon. [voornaam minderjarige] heeft het incident tevens met de moeder besproken, waaruit blijkt dat [voornaam minderjarige] zich veilig genoeg voelt om deze situatie te bespreken met de moeder. Dit is een erg positieve ontwikkeling. De moeder is zich bewust geworden van de hechtingsproblematiek van [voornaam minderjarige] door het verleden en de moeder staat open voor de benodigde hulpverlening. [voornaam minderjarige] bereikt volgend jaar de leeftijd van achttien jaar. Zij moet in de komende periode de ruimte krijgen om toe te kunnen werken naar zelfstandigheid. Hiervoor zijn een uitbreiding van haar vrijheden en verlof noodzakelijk. Een gesloten setting is daarom niet meer geschikt voor [voornaam minderjarige] . EMDR is in de afgelopen periode ingezet, maar dit is niet de geschikte therapievorm gebleken. [voornaam minderjarige] krijgt op dit moment daarom individuele traumatherapie door gesprekken met een psycholoog. Deze therapievorm eindigt al over een aantal weken. Er blijkt (nog) geen sprake te zijn van een psychodiagnostisch onderzoek. Dan rest alleen nog de gesloten plaatsing en dit baart de moeder grote zorgen. De moeder verzoekt primair om [voornaam minderjarige] bij de oma mz te plaatsen, waarbij een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp wordt verleend. Hierdoor zal [voornaam minderjarige] zich aan de regels houden. Daarnaast is het belangrijk dat systeemtherapie wordt opgestart. De moeder verzoekt subsidiair om het verzoek van de GI toe te wijzen, maar dan de machtiging gesloten jeugdhulp voor een kortere duur dan verzocht met een duidelijk plan van aanpak vanuit de GI hoe de komende periode wordt benut om toe te werken naar de zelfstandigheid van [voornaam minderjarige] .
4.3.
Door de oma mz wordt het volgende naar voren gebracht. De oma mz vindt het erg voor [voornaam minderjarige] dat zij op een gesloten groep zit. De oma mz wil dat [voornaam minderjarige] in haar thuissituatie wordt geplaatst. [voornaam minderjarige] heeft grote stappen gemaakt. Zij is zich bewust geworden van haar foutieve gedrag. [voornaam minderjarige] kan ook de benodigde hulpverlening ontvangen als zij bij oma mz woont.
4.4.
Door en namens [voornaam minderjarige] wordt het volgende naar voren gebracht. [voornaam minderjarige] heeft grote stappen gezet in haar ontwikkeling. Zij is zich bewust geworden van haar problematiek en heeft hier hard aan gewerkt. [voornaam minderjarige] vindt het niet eerlijk dat zij op de komende periode op de gesloten groep moet blijven. Zij werkt mee en is sociaal op de groep. Soms vertoont zij nog licht opstandig gedrag, maar zij luistert naar haar begeleiding. Ook is zij gestopt met middelengebruik. [voornaam minderjarige] benadrukt zij dat spijt heeft van het incident. [voornaam minderjarige] mist haar familie erg en zij heeft middelen gebruikt om haar verdriet even te kunnen vergeten. [voornaam minderjarige] heeft een herstelgesprek gevoerd na het incident en dit is positief verlopen. [voornaam minderjarige] ziet de terugval als een eyeopener en beseft zich dat zij definitief met middelengebruik moet stoppen. EMDR is niet geschikt voor [voornaam minderjarige] . Zij voert op dit moment wekelijks gesprekken met een psycholoog. Deze gesprekken stoppen binnenkort. Daarnaast sport zij drie keer per week. Ook gaat zij naar school. [voornaam minderjarige] wil echter zo snel mogelijk kunnen starten met een vervolgopleiding op haar eigen niveau. Dit is niet mogelijk op de gesloten groep. Zij verzoekt om het verzoek, betreffende de gesloten plaatsing, af te wijzen. [voornaam minderjarige] wil geplaatst worden op een open groep, zodat zij haar positieve ontwikkelingen kan voortzetten en zij kan starten op haar nieuwe school.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. [voornaam minderjarige] heeft een belast verleden en zij is kwetsbaar. Zij heeft te maken gehad met nare gebeurtenissen waarbij zij zich heeft bevonden in onveilige en onrustige situaties, ook in de thuissituatie. Als gevolg van negatieve ervaringen in het verleden is sprake van traumaproblematiek bij [voornaam minderjarige] . Er zijn ernstige zorgen aanwezig over de seksuele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] , als gevolg van ongewenst seksueel contact, vroegtijdig grensoverschrijdend seksueel wervend gedrag en een vermoeden dat zij slachtoffer is geweest van een vorm van mensenhandel dan wel gedwongen prostitutie. Daarnaast is er sprake geweest van middelengebruik. Verder toont [voornaam minderjarige] zelfbepalend gedrag, is beïnvloedbaar en stelt zij zich niet altijd begeleidbaar op. Er is over de jaren heen een patroon zichtbaar waarbij [voornaam minderjarige] na een relatief goede periode terugvalt in haar oude gedrag. EMDR is onvoldoende toereikend gebleken voor [voornaam minderjarige] , zij voert nu individuele gesprekken met een psycholoog om haar trauma(‘s) te kunnen verwerken. De vraag is of deze gesprekken afdoende zijn. De komende periode start zij daarnaast met schematherapie. Gelet op de achterliggende problematiek, het belaste verleden van [voornaam minderjarige] en het risico op terugval acht de kinderrechter het nog niet passend om de hulpverlening onder te brengen in het vrijwillig kader. Het is nog altijd van belang dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om te zorgen dat de passende hulpverlening voor [voornaam minderjarige] wordt ingezet en gemonitord.
5.2.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlenen voor de duur van een jaar.
5.3.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar haar volwassenheid ernstig belemmeren. De problemen die spelen zijn zo ernstig dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is, ook om te voorkomen - zoals in het verleden is gebeurd - dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet).
5.4.
Uit het dossier en het besprokene ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] een mooie ontwikkeling heeft doorgemaakt, met name door inzicht te tonen in haar problematiek. [voornaam minderjarige] gaat naar school en is erg gemotiveerd om te starten met een vervolgopleiding op haar niveau. Ook sport zij een aantal keer per week. [voornaam minderjarige] lijkt zich bewust te zijn van haar problematiek en patronen. [voornaam minderjarige] wil op een open groep geplaatst worden om haar positieve ontwikkelingen voort te zetten. De kinderrechter snapt deze wens. Daarentegen komt uit de stukken ook naar voren dat [voornaam minderjarige] onlangs tijdens haar eerste onbegeleid verlofmoment opnieuw met verdovende middelen in aanraking is gekomen en dat zij onder invloed was. De gedragswetenschapper benoemt in haar verklaring dat er gewaakt moet worden voor het aanwezige risico dat [voornaam minderjarige] terugvalt in haar oude gedragingen, zoals in het verleden is gebeurd. Ook de Raad en de GI benoemen ter zitting de sterke aanwezigheid van een terugvalrisico. De kinderrechter is het hiermee eens en oordeelt dat een overgang naar de open groep niet te abrupt moet verlopen. De kinderrechter constateert hierbij dat het voor de moeder en de oma van [voornaam minderjarige] hierdoor niet mogelijk is om [voornaam minderjarige] op dit moment een passend opvoedklimaat te bieden.
5.5.
Het is dan ook naar het oordeel van de kinderrechter nog steeds noodzakelijk dat [voornaam minderjarige] op de gesloten groep blijft. Het is belangrijk dat zij haar behandelingstraject bij Harreveld kan voortzetten, de benodigde hulpverlening ontvangt en verder stabiliseert, waardoor het terugvalrisico wordt verkleind. Daarom zal de kinderrechter de machtiging voor de gesloten accommodatie, mede gelet op de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, verlenen tot 26 januari 2025.
5.6.
Volgend jaar bereikt [voornaam minderjarige] de leeftijd van achttien jaar en het is daarom van groot belang dat de komende periode ook wordt benut om geleidelijk toe te werken naar meer zelfstandigheid. De kinderrechter doet hierbij een beroep op de GI om bij de groepsleiding te benadrukken dat niet enkel repressief dient te worden opgetreden richting [voornaam minderjarige] als zij een fout begaat. Van belang is dat [voornaam minderjarige] haar fouten inziet en daarvan leert. [voornaam minderjarige] dient de ruimte te krijgen om haar vrijheden geleidelijk op te bouwen, zodat kan worden bezien of er een mogelijkheid bestaat tot een hybride plaatsing en vervolgens toegewerkt kan worden naar een open plaatsing. De kinderrechter zal aansluitend aan de gesloten machtiging een machtiging in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen tot 26 juli 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 14 oktober 2024 tot 30 september 2025;
6.2.
verleent een trajectmachtiging om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 oktober 2024 tot 26 januari 2025 en aansluitend een machtiging om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor jeugdhulp tot 26 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.