ECLI:NL:RBROT:2024:11112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/10/682016 / JE RK 24-1411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 oktober 2024, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020, verlengd. De zaak betreft de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die betrokken is bij de zorg voor de minderjarige. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de thuissituatie is momenteel onvoldoende stabiel om de minderjarige terug te plaatsen. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling opgelegd en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024 waren de ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaat, en een vertegenwoordiger van de GI. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening en een perspectiefonderzoek. De kinderrechter concludeert dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat de ouders zich positief inzetten voor samenwerking met de GI. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 18 januari 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682016 / JE RK 24-1411
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] en [naam vader],
hierna te noemen: de ouders, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. mr. W.J. Oomkes, kantoorhoudende te Vlaardingen,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 15 juli 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI, ontvangen op 11 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [persoon A] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 18 januari 2024 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 18 januari 2025. De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 juli 2024 de machtiging om [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 24 oktober 2024. De beslissing op het resterende gedeelte is aangehouden tot deze zitting.
3.
Het aangehouden verzoek
3.1.
De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Er dient nu nog te worden beslist op de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 18 januari 2025.
3.2.
De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek. De thuissituatie van de ouders is nog onvoldoende stabiel gebleken om [voornaam minderjarige] terug te plaatsen. In de afgelopen periode is de onbegeleide omgang tussen moeder stopgezet, vanwege een incident tussen met de moeder tijdens een bezoekmoment. De bezoekmomenten vinden op dit moment begeleid plaats en dit verloopt positief. [voornaam minderjarige] reageert tijdens de bezoeken goed op de ouders. De omgang is sinds kort daarom uitgebreid naar het weekend bij de oma mz. [voornaam minderjarige] kan soms tijdelijk van slag zijn tijdens het videobellen met de ouders, maar dit baart niet tot zorgen. De moeder krijgt psychische behandeling. Ook krijgt zij medicatie. De moeder blowt nog wel af en toe. Haar traumabehandeling gaat binnenkort van start. Het is belangrijk dat er duidelijkheid ontstaat over het perspectief van [voornaam minderjarige] . De voorkeur heeft om de ouders aan te melden voor een perspectiefonderzoek vanuit de GI vanwege een korte wachtlijst. Het uitgangspunt is dat het onderzoek kan starten binnen twee tot zes maanden. De verwachte looptijd van het onderzoek is drie maanden. De komende periode wil de GI ook gebruiken om de omgang verder uit te breiden en toe te werken naar onbegeleide contactmomenten bij de ouders thuis. Het is belangrijk dat deze uitbreiding stapsgewijs geschiedt om overbelasting bij de ouders te voorkomen. Het is heel fijn dat sprake is van een goede samenwerking tussen de GI en de ouders.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de ouders wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De ouders erg veel van [voornaam minderjarige] en zij zijn het ermee eens dat hij op dit moment nog niet thuis geplaatst kan worden. De ouders staan open voor hulpverlening. Ook staan zij open voor een perspectiefonderzoek en hebben hier alle vertrouwen in. De samenwerking met de GI verloopt positief en de moeder maakt stappen vooruit. Zij heeft baat bij de psychische hulpverlening waardoor zij minder prikkels ervaart. Haar doel is om de komende periode toe te werken naar een medicatiestop. Het is voor de ouders erg belangrijk om de omgang zo snel mogelijk steeds verder uit te breiden in de weekenden. Zij zijn hieraan toe. De advocaat benadrukt dat de vader prima in staat is om de zorg voor [voornaam minderjarige] op zich te nemen gedurende deze momenten en dat blijkt ook uit een eerder onderzoek van Horizon.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
5.2.
In de beschikking van 25 juli 2024 heeft de kinderrechter de beslissing over het verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing gedeeltelijk aangehouden om te bezien of een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouders mogelijk zou zijn. In de afgelopen periode is dit helaas niet mogelijk gebleken. Uit de briefrapportage van de GI blijkt dat er nog steeds grote zorgen bestaan over de problematiek rondom de overprikkeling van de moeder, waarbij wordt verwezen naar het incident bij de oma mz. De kinderrechter ziet dat de ouders veel om [voornaam minderjarige] geven, dat zij de aanwezige problematiek erkennen en dat zij zich positief (blijven) inzetten voor een goede samenwerking met de GI. Het is echter noodzakelijk dat de thuissituatie bij de ouders stabiel wordt, voordat er toegewerkt kan worden naar een thuisplaatsing. Het is daarvoor van belang dat de moeder aan haar persoonlijke problematiek blijft werken met behulp van de benodigde therapie en begeleiding. Het is tevens belangrijk dat het perspectief van [voornaam minderjarige] wordt onderzocht, zodat het voor iedereen duidelijk wordt waar [voornaam minderjarige] verder op zal groeien. Het is positief dat de bezoekmomenten op dit moment goed verlopen. Het ligt op de weg van de GI om te bezien hoe de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de ouders de komende periode stapsgewijs verder uitgebreid kan worden. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed en heeft het naar zijn zin in het huidige pleeggezin. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het aangehouden deel van het verzoek toewijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 18 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.