Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/300845-23, 10/017970-23 primair, 10/029776-23 primair, 10/090157-24 en 96/287609-23 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 2 jaren, met aftrek
- oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel).
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/202355-22 en afwijzing van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/286024-20.
4.Waardering van het bewijs
10/017970-23 primair en 10/029776-23 primair ten laste gelegde heeft begaan.
,motorbenzine over het raamkozijn/in de richting van het bedrijfspand
de Vaanweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
4 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, onder meer voor het plegen van geweldsfeiten.
96/287609-23 niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[benadeelde partij 1](de moeder van het slachtoffer [slachtoffer 1]) ter zake van het onder parketnummer 10/300845-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 21.702,04 aan materiële schade, een bedrag van € 60.000,00 aan immateriële schade (bestaande uit een bedrag van
€ 50.000,00 aan shockschade en een bedrag van € 10.000,00 aan nader te onderbouwen immateriële schade) en een bedrag van € 20.000,00 aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 2](het zusje van het slachtoffer [slachtoffer 1]), ter zake van het onder parketnummer 10/300845-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 30.000,00 aan immateriële schade (bestaande uit een bedrag van € 20.000,00 aan shockschade en een bedrag van
€ 10.000,00 aan nader te onderbouwen immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 3](het zusje van het slachtoffer [slachtoffer 1]), wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde partij 1], ter zake van het onder parketnummer 10/300845-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 30.000,00 aan immateriële schade (bestaande uit een bedrag van
€ 20.000,00 aan shockschade en een bedrag van € 10.000,00 aan nader te onderbouwen immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 4](het broertje van het slachtoffer [slachtoffer 1]), wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde partij 1], ter zake van het onder parketnummer 10/300845-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 30.000,00 aan immateriële schade (bestaande uit een bedrag van
€ 20.000,00 aan shockschade en een bedrag van € 10.000,00 aan nader te onderbouwen immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 5](de vader van het slachtoffer [slachtoffer 1]) ter zake van het onder parketnummer 10/300845-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 30.000,00 aan immateriële schade, een bedrag van € 20.000,00 aan affectieschade en een bedrag van € 5.000,00 aan nader te onderbouwen schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 6]ter zake van het onder parketnummer 10/017970-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 869,02 aan materiële schade en een bedrag van € 100.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 7]ter zake van het onder parketnummer 10/029776-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 878,77 aan materiële schade en een bedrag van € 4.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 20.000,00. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] is toewijsbaar tot een bedrag van
€ 50.000,00. Ten aanzien van de nader te onderbouwen schade dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] is een bedrag van € 714,04 aan materiële schade toewijsbaar. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat het rechtstreeks verband tussen de gevorderde materiële schade en het ten laste gelegde ontbreekt en de gevorderde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] is geheel toewijsbaar.
[benadeelde partij 6] gevorderde materiële schade dient te worden afgewezen, omdat onduidelijk is of er sprake was van een verzekering en zo ja, welk deel van de schade door de verzekering is gedekt. Subsidiair is verzocht het toe te wijzen bedrag aan materiële schade te beperken tot de kosten voor de noodafdichting en vervanging van het glas. De overige schadeposten zijn door de benadeelde partij niet onderbouwd. Voor zover de vordering ziet op de immateriële schade dient deze te worden afgewezen of dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze schade niet is onderbouwd.
€ 6.806,76).
€ 20.000,00, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding affectieschade.
€ 20.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
€ 20.000,00, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding affectieschade.
€ 88,78) worden toegewezen.
€ 2.500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van het gehele bedrag van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
13 november 2023. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
5 augustus 2022. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.Vordering tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) jaren;
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
€ 46.806,76 (zegge: zesenveertigduizend achthonderd zes euro en zesenzeventig eurocent), bestaande uit € 6.806,76 aan materiële schade, € 20.000,00 aan shockschade en € 20.000 aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 46.806,76 (hoofdsom, zegge: zesenveertigduizend achthonderd zes euro en zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
€ 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] te betalen
€ 20.000,00(hoofdsom,
zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
€ 2.588,78 (zegge: tweeduizend vijfhonderdachtentachtig euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit € 88,78 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] te betalen
€ 2.588,78 (hoofdsom, zegge: tweeduizend vijfhonderdachtentachtig euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;