ECLI:NL:RBROT:2024:11103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
ROT 22/3668 en ROT 22/3669
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van ZW-uitkering en weigering Wet WIA-uitkering na zorgvuldige beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in de beroepen van eiseres tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de intrekking van haar Ziektewet (ZW)-uitkering en de weigering van haar aanvraag voor een Wet WIA-uitkering. Eiseres, die als zorgmedewerker werkte, had zich ziek gemeld en ontving aanvankelijk een WW-uitkering, gevolgd door een ZW-uitkering. Het UWV concludeerde dat eiseres met ingang van 17 januari 2022 niet meer recht had op de ZW-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Tevens werd haar aanvraag voor een Wet WIA-uitkering afgewezen, omdat zij niet aan de vereiste wachttijd van 104 weken voldeed.

De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiseres niet meer in staat was haar eigen werk te verrichten, maar wel in staat was om andere functies te vervullen. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren vastgesteld en dat de medische informatie niet voldoende was meegenomen in de beoordeling. De rechtbank volgde echter het standpunt van het UWV dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen adequaat waren.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de ZW-uitkering en dat de weigering van de Wet WIA-uitkering terecht was, omdat zij de vereiste wachttijd niet had doorlopen. De beroepen van eiseres werden ongegrond verklaard, en de rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor proceskostenveroordelingen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/3668 en ROT 22/3669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaken tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. B.F. Desloover,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. T. Rook.

Procesverloop

Met het besluit van 16 december 2021 (het primaire besluit I) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 17 januari 2022 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Met het besluit van 27 december 2021 (het primaire besluit II) heeft verweerder de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 22 februari 2022 afgewezen.
Met het besluit van 6 juli 2022 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I ongegrond verklaard. Het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit I is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer ROT 22/3668.
Met het bestreden besluit II van 6 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het primaire besluit II gebleven. Het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit II is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer ROT 22/3669.
De beroepszaken worden gevoegd behandeld.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar toenmalige gemachtigde mr. G.A. Soebhag. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat eiseres niet langer bijgestaan wilde worden door mr. G.A. Soebhag. Eiseres is verzocht om de rechtbank zo snel mogelijk te laten weten wie haar nieuwe advocaat wordt.
Met de brieven van 4 april 2023, 12 april 2023, 3 mei 2023 en 13 juli 2023 heeft de gemachtigde zich als opvolgend gemachtigde in deze zaken gesteld, de gronden aangevuld en medische informatie overgelegd. Verweerder heeft bij brieven van 26 en 27 juli 2023 hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 25 september 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst zodat verweerder nog op een aantal door eiseres naar voren gebrachte punten kon reageren. Verweerder heeft bij brief van 23 november 2023 gereageerd en heeft daarbij rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 november 2023 en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 november 2023 overgelegd. Eiseres heeft daarop weer op 8 december 2023 gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek ter zitting voortgezet op 6 juni 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend, omdat zij tot de conclusie kwam dat in het dossier nog een aantal stukken ontbraken (te weten de functieomschrijving en arbeidsmogelijkhedenlijst van de op 16 december 2021 vastgestelde functies). De rechtbank heeft verweerder verzocht om de ontbrekende stukken toe te zenden. Na doorzending van de ontvangen stukken heeft de gemachtigde van eiseres op 17 juli 2024 hierop gereageerd.
De rechtbank heeft, nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld een nadere zitting te verzoeken, bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. De rechtbank sluit hierbij het onderzoek
.

Overwegingen

Totstandkoming van de bestreden besluiten
1. Eiseres is werkzaam geweest als zorgmedewerker voor 15,92 uur per week. Met ingang van 25 januari 2020 is aan eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Eiseres heeft zich, terwijl zij een WW-uitkering ontving, ziek gemeld per 25 februari 2020. Bij besluit van 24 april 2020 heeft verweerder vastgesteld dat de WW-uitkering in verband met het bereiken van de maximale uitkeringstermijn per 24 april 2020 eindigt. Om deze reden is per 27 april 2020 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
2.1.
Op 26 augustus 2021 heeft een eerstejaars ZW-beoordeling door een arts plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan is geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Zij is aangewezen op werkzaamheden die voldoen aan wat is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 september 2021, geldig per 26 augustus 2021. Daarin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en dynamische handelingen.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen geconcludeerd dat eiseres niet meer in staat is het eigen werk als zorgmedewerker te verrichten. Wel heeft hij met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres een aantal gangbare functies geduid, te weten assembleerder installatie, motoren, voertuigen (SBC-code 265110), assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) en wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053). Daarnaast zijn de aanvullende functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) geduid. Op basis van de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie genoemde functies) is eiseres, volgens de arbeidsdeskundige, in staat om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen, te weten 72,75%.
2.3.
Op grond van deze rapportages heeft verweerder eiseres met ingang van 26 augustus 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht en haar ZW-uitkering met ingang van 17 januari 2022 beëindigd (het primaire besluit I).
2.4
Verweerder heeft met het primaire besluit II eiseres met ingang van 22 februari 2022 een Wet WIA-uitkering geweigerd, omdat zij geen 104 weken arbeidsongeschikt is geweest.
3.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapportage van 27 juni 2022 overwogen dat onvoldoende duidelijk is geworden of de in de bezwaarfase overgelegde medische informatie van de behandelend sector betrokken is bij de primaire beoordeling en of er een juist beeld was van de gezondheidstoestand van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat, gelet op de verkregen informatie van de huisarts, met de hierin gestelde diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis
,in combinatie met de consistente claimklachten en de bevindingen bij het onderzoek, aanleiding bestaat om zwaardere beperkingen te stellen ten aanzien van het sociaal functioneren voor het omgaan met emoties van anderen, het uiten van de eigen emoties, een sterkere beperking ten aanzien van conflicthantering en beperkingen ten aanzien van samenwerken en leidinggeven. Ook is sprake van een beperking voor nachtdiensten. Ten aanzien van de fysieke probleemgebieden wordt in de interne problemen (hypertensie en het eerdere kalium tekort) en in de gynaecologische problemen geen aanleiding gezien voor aanpassing van de gestelde beperkingen. De recidiverende spataderen geven aanleiding voor het stellen van beperkingen voor staan en staan tijdens werk. De bij eiseres bestaande chronische aspecifieke rugklachten geven in combinatie met de op de in geding zijnde datum reeds sluimerende polsklachten (tendinitis van Quervain
)aanleiding om de draag- en tilbeperkingen iets te verzwaren, een klimbeperking op te nemen en een lichte beperking ten aanzien van schroefbeweging met kracht rechts vast te stellen. Deze wijzigingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep neergelegd in de FML van 27 juni 2022, geldig per 26 augustus 2021.
3.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 27 juni 2022 in het kader van de Wet WIA-aanvraag geconcludeerd dat geen sprake is van toegenomen of gewijzigde arbeidsongeschiktheid binnen vier weken na de betwiste beëindiging van haar ZW-uitkering per 17 januari 2022.
3.3
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 1 juli 2022, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen als verwoord in de nieuwe FML, het CBBS-systeem opnieuw geraadpleegd. Hieruit blijkt dat vier van de vijf primair geduide functies komen te vervallen. Binnen de primair geduide SBC-codes kunnen echter andere passende functies geselecteerd worden. Op basis van de functies van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) en wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053) is eiseres volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog steeds in staat om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen, te weten 70,23%.
3.4.
Op grond van de genoemde rapportages heeft verweerder de bestreden besluiten I en II genomen.
Standpunten partijen in beroep
Bestreden besluit I
4.1.
In beroep voert eiseres aan dat zij meer beperkt is dan door verweerder is vastgesteld. Eiseres stelt dat ten onrechte geen doorslaggevende betekenis is toegekend aan de door haar aangeleverde medische informatie. Eiseres heeft als gevolg van het coronabeleid moeten wachten op medische onderzoeken en feitelijke behandelingen voordat een alomvattend overzicht van haar gezondheidssituatie kon worden verkregen. Eiseres is van mening dat de beslissingen te prematuur zijn genomen, dat zij volledig arbeidsongeschikt is en dat zij niet in staat is de voor haar geduide functies te verrichten.
4.2.
In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat het UWV altijd de bevoegdheid heeft om (her)beoordelingen uit te voeren, dat het coronabeleid geen beletsel vormt voor het verrichten van een belastbaarheidsonderzoek en dat de beoordeling dus niet prematuur was. Daar komt bij dat later ontvangen nieuwe informatie aanleiding kan zijn om de claim opnieuw te bezien.
4.3.
Eiseres heeft vervolgens op 8 maart 2023 nadere informatie overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt. In de brief van 3 mei 2023 stelt eiseres verder dat in de FML de datum in geding van 26 augustus 2021 is vermeld, terwijl voor de ZW-uitkering 17 januari 2022 en voor de Wet WIA-uitkering 22 februari 2022 de te beoordelen data zijn. Volgens eiseres dient daarom het maatmanloon naar deze data geïndexeerd te worden. Verder voert eiseres aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de primair geduide functies niet geschikt heeft geacht en andere functies heeft geduid, terwijl deze functies pas met de bestreden besluiten kenbaar zijn gemaakt. Eiseres kan niet beoordelen of sprake is van soortgelijke functies, omdat zij niet over de functiebeschrijvingen van de aanvankelijk geduide functies beschikt. Daarnaast verzoekt eiseres om een toelichting van de vereiste mate van beheersing van de Engelse taal, omdat bij de meest verlonende functie met SBC-code 111180 een “vakgerichte opleiding van 4 dagen in het Engels” nodig is. Eiseres is de Engelse taal slechts in beperkte mate machtig. Op 13 juli 2023 heeft eiseres vervolgens nog nadere informatie van de behandelend sector overgelegd met een korte toelichting hierop.
4.4.
Verweerder heeft hierop gereageerd met het aanvullend verweerschrift van 27 juli 2023. Verweerder stelt zich daarbij – kort samengevat – op het standpunt dat het bekend was dat eiseres in behandeling is geweest bij een fysiotherapeut en in juni 2022 is geopereerd. De primaire arts heeft haar ook lichamelijk onderzocht en daarbij werden geen afwijkingen aan heupen, knieën, enkels, voeten, schouders, armen en handen geconstateerd. Ten aanzien van de psychische aspecten is bij het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook diverse informatie meegenomen. Aangezien de ingebrachte informatie dateert van (ruim) na de datum in geding of al bekend is, ziet verweerder ook geen aanleiding om de verzekeringsarts bezwaar en beroep in te schakelen.
4.5.
Tijdens de behandeling van de zaak op de zitting van 25 september 2023 zijn alle beroepsgronden met partijen besproken. De gemachtigde van eiseres heeft in reactie op de tijdens de zitting gegeven toelichting van verweerder aangegeven dat de indexering van het maatmanloon in dit geval zeker geen arbeidsgeschiktheid van minder dan 65% zal opleveren, op dit punt is dan ook geen nadere toelichting meer nodig. Wel wordt namens eiseres verzocht dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog wordt gereageerd op de bij de brief van 13 juli 2023 verstuurde medische stukken en door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op de beroepsgrond die ziet op de ‘vakgerichte opleiding van 4 dagen in het Engels’ nu eiseres de Engelse taal slechts in beperkte mate machtig is.
4.6.
Verweerder heeft vervolgens op 23 november 2023 gereageerd en stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit I juist is. Hiertoe heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 november 2023 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 november 2023 overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de ingebrachte medische stukken geen aanleiding geven om het per datum in geding ingenomen medische standpunt te herzien. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert dat de beroepsgrond ten aanzien van de ‘vakgerichte opleiding van 4 dagen in het Engels’ bij de functie met SBC-code 111180 in het geval van eiseres geen aanleiding geeft om anders te concluderen, zodat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet wijzigt.
4.7.
Eiseres heeft vervolgens bij brief van 8 december 2023 hierop gereageerd. Zij stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het oordeel over haar psychische klachten onvoldoende heeft gemotiveerd. Volgens eiseres is het medisch onderzoek ook niet zorgvuldig geweest. Er was in de primaire fase enkel sprake van ‘observaties’ door de verzekeringsarts en niet van daadwerkelijk onderzoek, terwijl een dergelijk onderzoek de psychische problematiek had kunnen verhelderen en daarmee de aard en ernst van de beperkingen ook beter hadden kunnen worden vastgesteld. Ten aanzien van de overwegingen met betrekking tot de nekklachten merkt eiseres op dat voor haar in ieder geval vaststaat dat zij kampt met radiculopathie. Verder kan er, anders dan de arbeidsdeskundige doet, niet van uit worden gegaan dat eiseres ten tijde van de datum in geding een zodanige beheersing van de Engelse taal heeft dat zij in staat is de beschreven in-house cursus te volgen.
4.8.
Verweerder verwijst in het aanvullend verweerschrift van 15 maart 2024 naar het aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 maart 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, waarbij zij ingaat op de door eiseres genoemde psychische klachten en nekklachten. Zij concludeert vervolgens dat geen aanleiding bestaat om het per datum in geding ingenomen medisch standpunt te herzien.
4.9.
Op 23 mei 2024 heeft eiseres nog gereageerd op het door verweerder ingenomen standpunt, waarbij zij onder meer medische informatie afkomstig van de cardioloog en Antes heeft overgelegd.
4.10.
Tot slot heeft eiseres tijdens de behandeling op de zitting van 6 juni 2024 de rechtbank nog verzocht om een onafhankelijke verzekeringsarts in te schakelen, omdat twijfel bestaat over de nekklachten en psychische klachten.
Bestreden besluit II
4.11.
Ten aanzien van het bestreden besluit II voert eiseres aan dat als gevolg van de beslissing om haar vanaf 17 januari 2022 geen ZW-uitkering meer te geven, zij ook vanaf 22 februari 2022 geen Wet WIA-uitkering ontvangt omdat zij de 104 weken wachttijd niet heeft doorlopen.
Wettelijk kader
5. Bij de beoordeling van de beroepen zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
5.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
5.2.
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de WIA geldt voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet voor hem een wachttijd van 104 weken.
Beoordeling bestreden besluit I
6. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht met ingang van 17 januari 2022 heeft vastgesteld op minder dan 35%, waardoor haar ZW-uitkering per deze datum werd beëindigd. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het onderzoek van verweerder zorgvuldig is geweest en of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld. Voorts dient beoordeeld te worden of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de aan haar voorgehouden functies te verrichten.
6.1
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het onderzoek niet op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat de primaire arts tijdens het spreekuur bij eiseres een op de aard van de klachten gericht uitgebreid lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd. Daarbij is ook rekening gehouden met de psychische klachten van eiseres en aangegeven dat er sprake is van burn-out klachten. De bevindingen van dat onderzoek en het oordeel van deze arts zijn neergelegd in een rapport en getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Ten aanzien van de eerder bij de behandelend sector opgevraagde en niet ontvangen medische informatie, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] in het rapport van 27 juni 2022 toegelicht dat op grond van de beschikbare medische gegevens voldoende informatie aanwezig was om tot een besluit te komen. Met eiseres is besproken dat indien de opgevraagde informatie toch van toegevoegde waarde zou zijn, dit zo nodig zou worden meegenomen in een aanpassing op de beslissing. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft wel rekening gehouden met de in bezwaar door eiseres overgelegde medisch informatie. Op grond van deze informatie, de bevindingen van het dossieronderzoek en de observatie bij de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat bij het primaire onderzoek een onvoldoende beeld was van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zag aanleiding voor het stellen van meer beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] heeft in de rapportages van 20 november 2023 en 13 maart 2024 inzichtelijk toegelicht waarom eiseres niet wordt gevolgd in haar standpunt dat daadwerkelijk onderzoek door een verzekeringsarts naar haar psychische en lichamelijke problematiek tot op heden niet zou hebben plaatsgevonden. Zo is toegelicht dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] op grond van zorgvuldig onderzoek heeft geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van meer psychische problemen dan de burn-outklachten waar in de primaire onderzoek rekening mee is gehouden. Ook is het lichamelijk onderzoek volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] zorgvuldig geweest, omdat de primaire arts tijdens het spreekuur een op de aard van de klachten gericht uitgebreid lichamelijk onderzoek uitgevoerd en de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] kan worden gevolgd in de redenen waarom dit lichamelijke onderzoek niet geheel werd overgedaan. Daar komt bij dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] heeft beschreven welke gegevens hij verkreeg bij observatie tijdens de hoorzitting, welke hoorzitting alles wegende gelijkgesteld kan worden aan een spreekuurcontact, en welke gegevens hij verkreeg bij aanvullend medisch onderzoek waarbij hij ook een uitgebreide beschrijving van zijn observatie van de psyche van eiseres gaf. Ook heeft hij de verkregen medische informatie gewogen in zijn rapport. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest.
6.2.
Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding en meer beperkingen had moeten aannemen. Niet in geschil is dat eiseres niet meer in staat is het eigen werk van zorgmedewerker te verrichten. De datum in geding (de datum waarop de ZW-uitkering met inachtneming van een maand uitlooptermijn eindigt) is 17 januari 2022. Eiseres heeft op 8 maart 2023 en 13 juli 2023 nadere medische gronden ingediend en nadere medisch informatie overgelegd. Ten aanzien van de lichamelijke klachten van eiseres is inzichtelijk toegelicht dat de overgelegde medische informatie geen redenen geeft om aan te nemen dat bij eiseres per datum in geding sprake is van meer beperkingen. Hierbij is toegelicht dat de door eiseres aangegeven (rug- en pols-) klachten zijn meegewogen bij het onderzoek. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten van 20 november 2023 en 13 maart 2024 gemotiveerd toegelicht dat de later overgelegde informatie betreffende de nekklachten van eiseres geen betrekking hebben op de datum in geding. Uit de bevindingen na het primair verrichtte lichamelijk onderzoek blijkt ook dat bij eiseres (nog) geen sprake was van een radiculaire prikkeling vanuit de nek. Daar komt dus bij dat de later overgelegde informatie die op die nekklachten en de onderzoeken naar die klachten zien ook van latere datum zijn. De rechtbank volgt verweerder dan ook in het stadpunt dat uit het dossier niet blijkt dat de nekklachten van eiseres en de door haar als gevolg daarvan ervaren beperkingen al eerder aanwezig waren.
Ten aanzien van de psychische klachten heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] op grond van de verkregen informatie meer beperkingen in de FML vastgesteld. Deze verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de psychische gezondheidssituatie van eiseres beoordeeld op het geheel van de presentatie tijdens de hoorzitting, de dossiergegevens en de in bezwaar verkregen informatie. Ook ten aanzien hiervan volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat uit de nadien verkregen informatie niet blijkt dat de psychische situatie van eiseres op 17 januari 2022 door de verzekeringsarts is onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft immers toegelicht dat uit de verkregen medische informatie blijkt dat bij eiseres sprake was van een burn-out in 2020 en zij daarvoor is doorverwezen naar de GGZ, waar vervolgens de DSM-V diagnoses depressie en borderline zijn gesteld. Bij eiseres is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde persoonlijkheidstrekken (dwangmatige- en borderline -kenmerken) en daarnaast recidiverende angst- en stemmingsklachten. De diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis wordt door de huisarts bevestigd en komt ook overeen met het beeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft gekregen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigt het standpunt van eiseres dat fundamentele behandeling hiervoor in ieder geval tot 27 juni 2022 ontbreekt, zodat geen behandeling plaatsvond op de datum in geding. Op grond hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vervolgens zwaardere functionele beperkingen in de FML vastgesteld ten aanzien van het omgaan met emoties van anderen, het uiten van de eigen emoties, een sterkere beperking ten aanzien van conflicthantering, beperkingen ten aanzien van samenwerken en leidinggeven. Daarnaast zijn nachtdiensten onwenselijk geacht. De rechtbank is van oordeel dat verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] vervolgens in de rapporten van 20 november 2023 en 13 april 2024 voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de eerdere verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd kan worden met betrekking tot de vastgestelde psychische klachten.
6.3.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om, zoals eiseres heeft verzocht, een onafhankelijk verzekeringsarts te benoemen.
6.4.
Naar aanleiding van de in bezwaar aangepaste FML van 27 juni 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 1 juli 2022 het CBBS-systeem opnieuw geraadpleegd. Hieruit blijkt dat vier van de vijf primair geduide functies vervallen en dat binnen de primair geduide SBC-codes andere passende functies geselecteerd worden. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat binnen de functies van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) en wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053) en dus binnen dezelfde SBC-codes nieuwe functies aan eiseres kunnen worden voorgehouden, waarbij sprake is van een voldoende mate van verwantschap omdat de werkzaamheden voor 65% of meer hetzelfde zijn en eiseres op basis van de voorgehouden functies voldoende duidelijk kon zijn dat zij ook voor het vervullen van vervangende functies geschikt zou kunnen worden geacht.
6.5.
Eiseres voert nog aan dat zij de Engelse taal onvoldoende beheerst om geschikt te worden geacht voor de binnen de SBC-code van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) geduide functie van medior soldering operator. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 22 november 2023 nog heeft toegelicht dat voor deze functie het basisonderwijs voltooid moet zijn en dat sprake is van een vakgerichte interne opleiding van 4 dagen in het Engels voor een soldeercertificaat. Hierbij wordt verwezen naar de nadere toelichting van de arbeidsdeskundig analist dat gedurende de lessen zowel in het Nederlands als in het Engels uitleg wordt gegeven, dat het vakjargon uit Engelse termen bestaat en het daarom essentieel is dat de cursisten zich dit jargon eigen maken, dat de lessen voornamelijk uit een praktijkgedeelte (70 tot 80%) bestaan terwijl het in het Engels af te nemen examen tussen de 3 tot 4 uur duurt en uit een praktijkopdracht en een theoriegedeelte bestaat. Daar komt bij dat de cursisten dan al een tijd mee hebben gelopen op de werkvloer en verondersteld worden bekend te zijn met het vakjargon. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep constateert dat eiseres het LHNO diploma heeft behaald zodat zij tenminste 4 jaar Engelse les heeft gehad en dat zij door het meelopen op de werkvloer ook reeds bekend zal zijn met het Engelse vakjargon, zodat hij eiseres in staat acht deze 4-daagse opleiding te volgen. Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat eiseres over voldoende (basale) kennis van de Engelse taal beschikt om deze functie te kunnen verrichten.
6.6.
De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt, zodat deze functies voor eiseres geschikt kunnen worden geacht.
6.7.
Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd, geeft vervolgens een verdiencapaciteit van meer dan 65%. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiseres met ingang van 17 januari 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
Beoordeling bestreden besluit II
7. Gelet op wat hiervoor ten aanzien van het bestreden besluit I is geoordeeld, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht met het bestreden besluit II eiseres een Wet WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat zij de hiervoor vereiste wachttijd van 104 weken arbeidsongeschiktheid niet heeft vervuld. De rechtbank overweegt hierbij dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 27 juni 2022 ook heeft geconcludeerd dat in de periode van vier weken na 17 januari 2022 geen sprake was van een toegenomen of gewijzigde arbeidsongeschiktheid.
Conclusie en gevolgen
8. De beroepen dienen daarom ongegrond te worden verklaard.
9. Voor proceskostenveroordelingen bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
G.J. Machwirth, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 31 oktober 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.