ECLI:NL:RBROT:2024:11101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/10/668718 / FA RK 23-8273
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd over een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2023. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De ouders, die niet op de zitting verschenen, hebben aangegeven dat zij hun kind ter adoptie willen afstaan, omdat zij niet in staat zijn om de zorg voor het kind te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen, en dat het gezag van de ouders beëindigd moet worden om de belangen van het kind te waarborgen. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd, zodat deze de belangen van het kind kan behartigen en de adoptie kan begeleiden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders hebben het recht om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/668718 / FA RK 23-8273
Datum uitspraak: 9 februari 2024
Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, niet ingeschreven op een (woon)adres in de Basisregistratie Personen,
advocaat mr. F.S. Jansen te Bleiswijk.
De rechtbank merkt als informant aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, niet ingeschreven op een (woon)adres in de Basisregistratie Personen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 november 2023;
  • het e-mailbericht van FIOM, binnengekomen bij de rechtbank op 30 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .
1.3.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] . Sinds de moeder het ziekenhuis heeft verlaten, voert zij geen gezag meer over [voornaam minderjarige] uit.
2.2.
Bij beschikking van 4 september 2023 is [voornaam minderjarige] onder voogdij gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.
2.3.
[voornaam minderjarige] verblijft bij het aspirant adoptiegezin.
2.4.
De GI heeft zich bij brief van 18 december 2023 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [voornaam minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft – onder verwijzing naar het rapport – het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Het standpunt van de ouders blijft ongewijzigd. De ouders hebben aangegeven hun baby [voornaam minderjarige] ter adoptie willen afstaan. Zij kunnen de zorg niet dragen.
4.2.
De GI staat achter het verzoek van de Raad.
4.3.
Namens de moeder wordt geen verweer gevoerd. De ouders kunnen zich vinden in het verzoek van de Raad en zijn blij dat [voornaam minderjarige] in een liefdevol gezin zal opgroeien.
Het gezag moet bij de GI komen te liggen opdat die als voogd haar belangen kan behartigen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] een moeilijke start heeft gehad. De ouders waren niet op de hoogte van de zwangerschap waardoor de zwangerschap niet gecontroleerd is geweest. De moeder heeft tijdens de zwangerschap gerookt en middelen gebruikt waarvan de invloed op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] nog onbekend is. De ouders hebben [voornaam minderjarige] achter gelaten in het ziekenhuis na haar geboorte. De ouders hebben aangegeven geen mogelijkheden te hebben om de zorg en verantwoordelijkheid voor [voornaam minderjarige] te dragen. De ouders hebben besloten om afstand te doen van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] staat daarom sinds haar geboorte onder voorlopige voogdij van de GI en verblijft in een aspirant adoptiegezin. [voornaam minderjarige] is hier goed opgevangen en wordt goed verzorgd. Door het zojuist genoemde is een gezagsbeëindiging de meest passende maatregel. De ouders willen het beste voor [voornaam minderjarige] en zijn betrokken geweest bij de keuze van het adoptie gezin. De ouders willen dat [voornaam minderjarige] opgroeit in een liefdevol gezin, die haar wel de zorg kan bieden.
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen.
5.4.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De jeugdbeschermer kan als voogd van [voornaam minderjarige] opkomen voor haar belangen en de adoptie op een goede wijze begeleiden en realiseren.
5.5.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum 2] 1990 in [geboorteplaats 2] , [geboorteland] over [voornaam minderjarige] ;
6.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige, Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024 door mr. M. van Kuilenburg, rechter, in aanwezigheid van M.I.M. Verschoor als griffier, en op schrift gesteld op 4 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.