ECLI:NL:RBROT:2024:11088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
10/070916-24/ TUL VV: 10/011909-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor het bezit van vuurwapens met bijzondere voorwaarden voor jeugddetentie

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van het bezit van twee vuurwapens. De zaak kwam voor de rechtbank na een controle op 28 februari 2024 in een trein van Tilburg naar Eindhoven, waar de verdachte zonder vervoersbewijs werd aangetroffen. Tijdens de fouillering werd een doorgeladen vuurwapen in zijn broeksband aangetroffen. Bij een doorzoeking van zijn woning werd een tweede vuurwapen gevonden. De rechtbank oordeelde dat de fouillering rechtmatig was, ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het bezit van beide vuurwapens en legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op van 140 dagen, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar toonde ook positieve ontwikkelingen in zijn gedrag en begeleiding. De rechtbank besloot tot een straf die zowel de ernst van de feiten als de rehabilitatie van de verdachte in ogenschouw nam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/070916-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/011909-23
Datum uitspraak: 15 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. K. Logtenberg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 1 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 140 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna ook: de jeugdreclassering);
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Verweer op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting, met als gevolg vrijspraak wegens het ontbreken van bewijs voor beide ten laste gelegde feiten. Het ingezette dwangmiddel, te weten de fouillering van de verdachte, is onrechtmatig geweest. Er was op dat moment redelijkerwijs geen aanleiding om de verdachte te fouilleren. De verdachte is in het verleden weliswaar veroordeeld voor messenbezit en er zijn vermoedens dat hij zich met drillrap bezighoudt, maar er is kort voor 28 februari 2024 niets gebeurd waardoor er een verdenking was dat de verdachte een strafbaar feit zou plegen. Bovendien heeft de verdachte anders dan in het proces-verbaal staat ook geen toestemming gegeven om hem te fouilleren.
4.1.2.
Beoordeling
Een opsporingsambtenaar is op grond van artikel 52, tweede lid, van de Wet wapens en munitie (WWM) bevoegd een persoon aan zijn kleding te onderzoeken als daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd of toekomstig strafbaar feit waarbij wapens zijn of zullen worden gebruikt of voor een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27 WWM. Het gaat er daarbij dus om dat de daartoe bevoegde ambtenaren beschikken over gegevens of aanwijzingen, die het vermoeden kunnen rechtvaardigen dat bij een bepaald persoon wapen(s) aanwezig zijn.
Op 28 februari 2024 was de politie belast met een gezamenlijke handhavingsactie van de NS op het station en in de treinen rondom Eindhoven. In een trein van Tilburg naar Eindhoven wordt de verdachte gecontroleerd en blijkt hij geen vervoersbewijs bij zich te hebben. Verbalisant [naam verbalisant 1] controleert daarom de persoonlijke gegevens van de verdachte in de politiesystemen. Daaruit komen de meldingen naar voren dat de verdachte wapengevaarlijk is, tot de doelgroep ‘drillrap’ behoort en ‘fouilleren B2’ is toegestaan. Verder stond in het politiesysteem geregistreerd dat de verdachte in september 2022 voorkwam ter zake WWM en in januari 2023 en november 2023 voor openlijke geweldpleging tegen personen. Tijdens de fouillering is bij de verdachte een doorgeladen vuurwapen in zijn broeksband aangetroffen, nadat de verdachte had aangegeven een wapen in zijn broeksband te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van deze omstandigheden, zoals genoemd in het proces-verbaal met politie nummer [nummer proces-verbaal 1] , voldoende is voor een fouillering aan de kleding op grond van artikel 52, tweede lid, van de WWM. Ter terechtzitting heeft de verdachte, anders dan in het proces-verbaal staat opgeschreven, aangegeven dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de fouillering. Al zou de rechtbank de verklaring van de verdachte volgen, dan doet dat niets af aan de bevoegdheid tot fouillering. Naar het oordeel van de rechtbank is van enig vormverzuim in het voorbereid onderzoek op grond van artikel 359a Sv geen sprake. De resultaten van de fouillering en vervolgens daarop gebaseerd de resultaten van de doorzoeking van de woning kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1)
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (feit 2)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. Het vuurwapen, dat in de slaapkamer van de verdachte is gevonden, is beschadigd en daardoor onbruikbaar. Het vuurwapen kan daarom niet tot categorie III van de WWM behoren.
4.3.2.
Beoordeling
Tijdens de doorzoeking van de woning op 28 februari 2024 is in de slaapkamer van de verdachte een koffertje met daarin een vuurwapen gevonden. Uit het proces-verbaal met politie nummer [nummer proces-verbaal 2] van verbalisant [naam verbalisant 2] blijkt dat het een omgebouwd gaspistool is bestemd om kogelpatronen te verschieten. Ongeacht of dit vuurwapen nog bruikbaar is of niet, valt dit vuurwapen in categorie III onder 1 van de WWM.
4.3.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 28 februari 2024 te Eindhoven, althans in een trein op het traject
tussen Tilburg en Eindhoven, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool van het merk Retay, model G19C, kaliber 9 mm kort en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III, te weten 6 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 4 december 2023 tot en met 28 februari 2024, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Zoraki, type 918
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Op 28 februari 2024 bevond de verdachte zich in een volle trein in verband met de spits en bleek hij geen geldig vervoersbewijs bij zich te hebben. Op grond van de WWM was de politie bevoegd om de verdachte fouilleren. Er werd toen bij de verdachte een doorgeladen vuurwapen met bijbehorende munitie in zijn broeksband aangetroffen. Na zijn aanhouding heeft er een doorzoeking in de woning plaatsgevonden en is er in de slaapkamer van de verdachte nog een vuurwapen aangetroffen.
Het ongecontroleerde bezit van twee vuurwapens, waarvan een doorgeladen, kan leiden tot het toebrengen van ernstige schade aan personen en/of goederen en tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens steeds vaker worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het gevaarzettende karakter daarvan, dient er streng tegen te worden opgetreden. De verdachte heeft kennelijk niet stil gestaan bij de risico’s van het bij zich dragen van een (doorgeladen) vuurwapen in een drukke trein en de ernstige gevolgen die dat had kunnen hebben. De rechtbank acht het handelen van de verdachte volstrekt ontoelaatbaar en rekent hem dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van een deskundige op de terechtzitting
Psycholoog drs. [naam psycholoog]stelt in de gemotiveerde rapportage over de verdachte van
23 mei 2024 een disharmonisch intelligentieprofiel met een deels op laagbegaafd niveau functioneren bij hem vast. Dit was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat. De verdachte beschikt over voldoende sociale competenties en coping vaardigheden. Hij wil graag naar school toe. Binnen het huidige strakke kader houdt hij zich aan de voorwaarden. De hechte band met moeder en haar expliciete ondersteuning is een beschermende factor in het leven van de verdachte. De psycholoog adviseert een zo lang mogelijke voortzetting van de begeleiding door de huidige coach en op termijn, op een voor moeder passend moment, inzet van systeemondersteuning. Het huidige Harde Kern Aanpak (HKA)-traject is vooralsnog voldoende passend. De geadviseerde behandeling en begeleiding kunnen worden opgelegd als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De Raadziet in het rapport over de verdachte van 27 juni 2024 risicofactoren, met name op de gebieden vaardigheden en relaties. Het is positief dat de verdachte heeft meegewerkt aan het HKA-traject en zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De Raad sluit zich aan bij het advies van de psycholoog. Het is belangrijk dat de huidige begeleiding door de jongerencoach en jeugdreclassering wordt voortgezet om de verdachte te begeleiden in het behalen van zijn doelen en het voorkomen van recidive. Ook is het belangrijk dat de verdachte een positieve dag- en vrijetijdsbesteding heeft en omgang heeft met pro sociale leeftijdsgenoten.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk staat aan het voorarrest, en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich positief inzet voor Urban Skillsz en aansluitend naar school gaat volgens rooster;
- zicht geeft op zijn vriendenkring;
- een positieve vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van sport en/of bijbaan;
- meewerkt aan de begeleiding door de jongerencoach;
- meewerkt aan het elektronisch toezicht zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
- de door de jeugdreclassering noodzakelijk bevonden hulpverlening accepteert en hieraan meewerkt;
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rijnmond Rotterdam te Rotterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden.
Daarnaast adviseert de Raad de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf deels ten uitvoer te leggen.
De jeugdreclasseringschrijft in het rapport over de verdachte van 26 september 2024 dat het delictgedrag van de verdachte met name lijkt voort te komen uit omgang met en negatieve beïnvloeding door antisociale leeftijdsgenoten. Vanuit de duidelijke en strakke kaders van het HKA-traject wordt stapsgewijs toegewerkt naar meer vrijheden. Het is belangrijk dat de huidige structuur in stand wordt gehouden en het jeugdreclasseringstoezicht, het coachingstraject en de ondersteuning voor het gezin door een systeemtherapeut worden voortgezet.
De jeugdreclassering adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk staat aan het voorarrest en onder de volgende bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- naar school gaat volgens rooster;
- zicht geeft op zijn vriendenkring;
- over een positieve vrijetijdsbesteding beschikt in de vorm van sport en/of bijbaan;
- meewerkt aan de begeleiding en behandeling door Welzijn E25 en/of een vergelijkbare organisatie;
- de door de jeugdreclassering noodzakelijk bevonden hulpverlening accepteert en hieraan meewerkt;
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rijnmond Rotterdam te Rotterdam opdracht wordt gegeven.
Daarnaast adviseert de jeugdreclassering om de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf (deels) ten uitvoer te leggen.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter zitting toegelicht dat de laatste twee weken van het HKA-traject zijn gestart. De verdachte heeft zich hier goed voor ingezet. De samenwerking met de jongerencoach verliep ook positief. De coach bevestigt ter zitting nu een hele andere en gemotiveerde jongen te zien. Hij is ook gestart op school.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat door de jeugdreclasseerder ter terechtzitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Dat de verdachte overdag in een drukke trein een geladen vuurwapen bij zich droeg is een strafverzwarende omstandigheid. Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis de verdachte zich goed aan de afspraken met de jeugdreclassering heeft gehouden en zich volledig heeft ingezet voor het HKA-traject. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Mede gelet op de rapportages van de Raad en de jeugdreclassering, waarin bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, zal de rechtbank de jeugddetentie deels voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan door de Raad en de jeugdreclassering is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten om mee te werken aan andere hulpverlening indien dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, nu een dergelijke voorwaarde te onbepaald is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 mei 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van meerdere misdrijven en een overtreding van de WWM veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 180 uren, waarvan een gedeelte groot 140 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 19 mei 2023.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkstraf gedeeltelijk, te weten 70 uren, ten uitvoer dient te worden gelegd.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf dient te worden afgewezen en subsidiair dat de proeftijd met een jaar moet worden verlengd.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van een gedeelte, te weten 70 uren, van de bij dat vonnis aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 140 (honderdveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- naar school gaat volgens het rooster;
- zicht geeft op zijn vriendenkring;
-
een positieve vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van sport en/of bijbaan;
-
meewerkt aan de begeleiding en behandeling door Welzijn E25 en/of een vergelijkbare organisatie;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
gelast
de gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 4 mei 2023 in de zaak met parketnummer 10/011909-23 aldus, dat van die straf,
70 (zeventig) uren, subsidiair 35 (vijfendertig) dagen vervangende jeugddetentie wordt ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en A. Wolthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 februari 2024 te Eindhoven, althans in een trein op het traject
tussen Tilburg en Eindhoven, in elk geval in Nederland
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool van het merk Retay, model G19C, kaliber 9 mm kort en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III, te weten 6 kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2023 tot en met 28 februari 2024, in
elk geval op 28 februari 2024 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Zoraki, type 918
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad.