ECLI:NL:RBROT:2024:11087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
10/191005-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan poging tot gewapende diefstal met geweld in vereniging

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met geweld. De zaak betreft een gewapende overval op een filiaal van Coolblue in Rotterdam op 2 juni 2024. De verdachte was niet fysiek aanwezig bij de overval, maar had wel een rol als tussenpersoon door een van de uitvoerders te regelen en informatie te verstrekken. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 124 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de gewapende overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige, omdat hij opzettelijk informatie had verschaft en betrokken was bij de voorbereiding van de overval. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 104 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door Reclassering Nederland. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en omstandigheden, onder het jeugdstrafrecht valt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/191005-24
Datum uitspraak: 15 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. J. Dekker, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 124 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland;
  • met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen dan wel de medeplichtigheid aan de poging tot diefstal met geweld dan wel afpersing. Op grond van het dossier kan niet komen vast te staan dat de verdachte wist welk strafbaar feit zou worden gepleegd en hoe dit moest worden uitgevoerd. Weliswaar had de verdachte een vermoeden dat het niet ging om een legale ‘job’, maar hij wist niet dat het om een gewapende overval van een winkel zou gaan. In de chatgesprekken wordt niet gesproken over geweld, een vuurwapen of bivakmutsen. Ook hebben de medeverdachten verklaard dat zij pas in de auto te horen kregen dat er een vuurwapen mee moest en daar was de verdachte niet bij aanwezig. Er was dus geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en het vereiste dubbele opzet op het gronddelict voor medeplichtigheid ontbreekt.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is als medepleger betrokken geweest bij de poging tot een gewapende overval op een filiaal van Coolblue. Hij heeft verklaard dat hij als tussenpersoon betrokken was, een van de uitvoerders, te weten [medeverdachte 1] , heeft geregeld en hem via snapchat aanstuurde. Ook wist de verdachte dat het bij de ‘job’ ging om een elektronicazaak. Daarnaast zouden de verdachten voor hun rol ieder een geldbedrag ontvangen. De verdachte heeft een duidelijke rol gehad door een van de uitvoerders te regelen. Zonder uitvoerders is er geen overval. Het aandeel van de verdachte is daarom van voldoende gewicht om hem als medepleger aan te merken. De verklaring van de verdachte bij de politie en op de terechtzitting is een kennelijk leugenachtige verklaring en moet ter zijde worden geschoven.
4.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat op 2 juni 2024 door drie daders is geprobeerd om een filiaal van Coolblue in Rotterdam met geweld te overvallen en dat de verdachte daarbij niet aanwezig is geweest. Dit heeft ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en neemt de rechtbank als uitgangspunt. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte als medepleger of als medeplichtige betrokken is geweest bij dit feit.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling hiervan kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, kan het volgende worden vastgesteld.
De verdachte is een paar weken voor 2 juni 2024 door een onbekend gebleven persoon, genaamd ‘de generaal’, op snapchat benaderd voor een ‘job’. De verdachte wilde daar zelf niet aan meewerken, maar heeft toen een andere persoon benaderd. Via zijn vriend [naam] heeft de verdachte de naam van de medeverdachte [medeverdachte 1] doorgestuurd gekregen. Vervolgens heeft de verdachte met [medeverdachte 1] en de generaal op snapchat het contact onderhouden. De verdachte heeft verklaard dat hij te horen kreeg dat het om een elektronicazaak op een industrieterrein zou gaan en dat hij en [medeverdachte 1] met deze ‘job’ allebei € 10.000,- zouden verdienen. Later kreeg de verdachte het adres doorgestuurd van de generaal, heeft hij dit adres opgezocht en kwam hij erachter dat het om een filiaal van Coolblue in het centrum van Rotterdam ging.
Uit de snapchatgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] kan worden opgemaakt dat de verdachte naar [medeverdachte 1] stuurt dat hij niet meer van de ‘job’ afkomt, dat er meer ‘pap’ (geld) valt te halen, dat [medeverdachte 1] op 2 juni om 09:00 uur klaar moest staan, zodat hij 15 minuten speling heeft, want om 09:15 uur moest hij op een bepaald adres staan, in het zwart gekleed moest zijn en daar zou [medeverdachte 1] worden opgehaald door een grijze Mercedes. Vlak voor het tijdstip van de overval vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] of zij nog gaan ‘springen’ of het gaan afkappen. Ook hebben zij rond dat tijdstip nog gebeld met elkaar via snapchat.
Op basis van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte als tussenpersoon heeft gefungeerd. Hij heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] als uitvoerder geregeld en heeft onder meer aan hem doorgegeven waar en op welk tijdstip hij op die plek moest zijn. De verdachte is zelf niet bij de poging tot overval aanwezig geweest. De rechtbank is van oordeel dat deze bijdrage van de verdachte van onvoldoende gewicht is om als medepleger te worden aangemerkt. Hierbij is ook van belang dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het plannen en organiseren van de overval. De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is niet komen vast te staan. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte als medeplichtige aan de poging tot overval kan worden aangemerkt. Daarvoor dient sprake te zijn van opzet op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook – al dan niet in voorwaardelijke vorm – op het door de daders gepleegde gronddelict. De rechtbank overweegt in dat kader dat de verdachte welbewust [medeverdachte 1] als uitvoerder van de ‘job’ heeft geregeld en hem tot vlak voor de poging tot overval verschillende belangrijke inlichtingen heeft verschaft. Op basis van de reeds hierboven geschetste gang van zaken en de eigen verklaring van de verdachte dat hij het vermoeden had dat het niet om een legale ‘job’ ging, dat hij er € 10.000 voor zou krijgen en dat hij wist dat het om een elektronicazaak ging, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij de overval als (voorwaardelijk) opzet op de overval zelf. De verdachte heeft op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat de medeverdachten op een strafbare manier, te weten door diefstal (met geweld) bij de elektronicazaak aan goederen zouden proberen te komen.
4.1.4.
Conclusie
Het meer subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
meer subsidiair:[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 2 juni 2024
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om goederen naar hun gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan Coolblue, toebehoorde weg te nemen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere
medewerkers van die Coolblue, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zijn mededaders zich moeilijk herkenbaar hebben
gemaakt door hun gezichten gedeeltelijk
tebedek
kenen
- zijn mededaders een gaspistool en meerdere lege
tassen voorhanden hebben gehad en
- zijn mededaders naar de voordeur van die Coolblue zijn
gelopen en vervolgens aan die gesloten voordeur hebben gebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 1 juni 2024 tot en met 2 juni 2024 te Rotterdam en/of
Arnhem,
opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door
- voornoemde [medeverdachte 1] een adres en informatie en opdrachten door te
sturen en
- die [medeverdachte 1] naar de juiste vervoerder te leiden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplichtigheid tot poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met geweld gepleegd door drie daders. Deze daders hebben op 2 juni 2024 geprobeerd een gewapende overval te plegen op een filiaal van Coolblue. Hierbij hebben zij gewapend met een gaspistool geprobeerd om op een vroege zondagochtend toegang te krijgen tot de winkel. Doordat medewerkers hen hadden gesignaleerd via een beveiligingscamera en daarom de deur gesloten hielden, is de overval niet voltooid. Schokkend is dat behalve het buitmaken van spullen ook een onderdeel van het plan was om de aanwezige winkelmedewerkers te bedreigen met een vuurwapen. De verdachte heeft hieraan opzettelijk meegeholpen door een van de uitvoerders te regelen en inlichtingen aan die persoon te verschaffen. Hij zou daarvoor een groot geldbedrag ontvangen.
Dergelijke feiten kunnen, los van de materiële schade, bij slachtoffers ernstig psychisch letsel veroorzaken. De verdachte heeft deze gevolgen kennelijk op de koop toegenomen en heeft zich louter laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Meer algemeen, en zeker wanneer daarbij wapens in het spel zijn, veroorzaken dit soort feiten grote gevoelens van onrust binnen de maatschappij. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen hieraan heeft bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 28 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage van Reclassering Nederland
Reclassering Nederlandschrijft in het rapport over de verdachte van 13 september 2024 dat hij beschikt over vaste huisvesting, een steunende gezinssituatie kent, geen schulden heeft en geen verdovende middelen gebruikt. Er bestaan wel zorgen over het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van de verdachte. De verdachte kan beïnvloedbaar zijn. Ook heeft hij geen zinvolle dagbesteding. Wel zou hij van school de kans hebben gekregen om zijn opleiding alsnog af te mogen ronden. De reclassering vindt het wenselijk om de verdachte in beeld te krijgen en te houden en waar nodig te ondersteunen. Gelet op het risico van overvraging zijn de reeds in het kader van de schorsing opgelegde voorwaarden op dit moment afdoende. Het opstarten van ambulante begeleiding heeft prioriteit. Ook dient er speciale aandacht te zijn voor het in kaart brengen van het sociale netwerk van de verdachte. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf, in de zin van voortzetting van het huidige reclasseringstoezicht bij de volwassenreclassering.
AdolescentenstrafrechtOp basis van het ASR-wegingskader adviseert de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht. Op basis van het contact met de moeder komt naar voren dat de verdachte zich sterker voordoet dan dat hij is. De moeder beschrijft haar zoon als een jongvolwassene die erbij wil horen en sturing nodig heeft, het liefst van een onafhankelijk iemand en niet van zijn moeder. Volgens de moeder is verdachte beïnvloedbaar door vrienden en sociale contacten. Ze beschrijft dat hij de gevolgen van zijn handelen niet voldoende inziet en impulsief kan handelen. Daarnaast lijkt de verdachte actief deel te nemen aan het gezin, veel tijd thuis door te brengen en zich niet op straat op te houden. De reclassering ziet daarom mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding van de verdachte en geen contra-indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, maar tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid, legt zij een lagere straf op dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank zal, gelet op het advies van de reclassering, waaruit blijkt dat zij begeleiding van de reclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 48, 49, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 104 (honderdvier) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van school en/of werk en/of stage;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding;
- zich zal laten begeleiden door een coach van E25 of een soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en A. Wolthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 juni 2024 te Rotterdam en/of Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een of meer goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Coolblue, in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere
medewerkers van die Coolblue, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- verdachte en/of zijn mededader(s) zich moeilijk herkenbaar heeft/hebben
gemaakt door een bivakmuts op te zetten en/of hun gezicht(en) gedeeltelijk
heeft/hebben bedekt en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een gaspistool en/of een of meerdere lege
tas(sen) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) naar de voordeur van die Coolblue is/zijn
gelopen en/of (vervolgens) aan die gesloten voordeur heeft/hebben gebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juni 2024 te Rotterdam en/of Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
een of meerdere medewerkers van Coolblue te dwingen tot de afgifte van een of
meer goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan die Coolblue en/of een derde toebehoorde(n)
- verdachte en/of zijn mededader(s) zich moeilijk herkenbaar heeft/hebben
gemaakt door een bivakmuts op te zetten en/of hun gezicht(en) gedeeltelijk
heeft/hebben bedekt en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een gaspistool en/of een of meerdere lege
tas(sen) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) naar de voordeur van die Coolblue is/zijn
gelopen en/of (vervolgens) aan die gesloten voordeur heeft/hebben gebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 2 juni 2024
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een of meer goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Coolblue, in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere
medewerkers van die Coolblue, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- verdachte en/of zijn mededader(s) zich moeilijk herkenbaar heeft/hebben
gemaakt door een bivakmuts op te zetten en/of hun gezicht(en) gedeeltelijk
heeft/hebben bedekt en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een gaspistool en/of een of meerdere lege
tas(sen) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) naar de voordeur van die Coolblue is/zijn
gelopen en/of (vervolgens) aan die gesloten voordeur heeft/hebben gebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 1 juni 2024 tot en met 2 juni 2024 te Rotterdam en/of
Arnhem, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend
gebleven perso(o)n(en) (een) adres(sen) en/of informatie en/of opdrachten door te
sturen en/of
- die [medeverdachte 1] naar de juiste vervoerder te leiden en/of
- de betaling te regelen;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 2 juni 2024
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
een of meerdere medewerkers van Coolblue te dwingen tot de afgifte van een of
meer goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan die Coolblue en/of een derde toebehoorde(n)
- verdachte en/of zijn mededader(s) zich moeilijk herkenbaar heeft/hebben
gemaakt door een bivakmuts op te zetten en/of hun gezicht(en) gedeeltelijk
heeft/hebben bedekt en/of (latex) handschoenen heeft/hebben gedragen en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een gaspistool en/of een of meerdere lege
tas(sen) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) naar de voordeur van die Coolblue is/zijn
gelopen en/of (vervolgens) meermalen aan die gesloten voordeur heeft/hebben
gebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 1 juni 2024 tot en met 2 juni 2024 te Rotterdam en/of
Arnhem, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend
gebleven perso(o)n(en) (een) adres(sen) en/of informatie en/of opdrachten door te
sturen en/of
- die [medeverdachte 1] naar de juiste vervoerder te leiden en/of
- de betaling te regelen.