ECLI:NL:RBROT:2024:11061

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
10/149761-24 / TUL: 10/300771-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot drugs en vuurwerk

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging uitlokking tot het wegnemen van drugs en het medeplegen van het voorhanden hebben van softdrugs en vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot uitlokking, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de uitlokking van een woningoverval. De verdachte was op de bewuste dag weliswaar aanwezig, maar het dossier bood onvoldoende informatie over zijn wetenschap van de woningoverval.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte op 1 mei 2024 te Rotterdam, tezamen met een ander, opzettelijk een hoeveelheid hennep en hasj van meer dan 30 gram voorhanden heeft gehad, evenals professioneel vuurwerk, in strijd met het Vuurwerkbesluit. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de verdachte samen met zijn broer meer dan 500 gram softdrugs en gevaarlijk vuurwerk voorhanden had. Dit werd als een groot risico voor de volksgezondheid en de veiligheid van personen en goederen beschouwd.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn niet eerder veroordelingen, besloten om een taakstraf van 100 uren op te leggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf, omdat de proeftijd nog niet was ingegaan op het moment van de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Team straf 1
Parketnummer: 10/149761-24
Parketnummer TUL: 10/300771-23
Datum zitting: 21 oktober 2024
Datum uitspraak: 4 november 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .
Raadsman van de verdachte: M. van Stratum
Officier van justitie: R.E.I. Steen

Beschuldiging

De verdachte wordt, kort weergegeven, beschuldigd van het medeplegen van een poging uitlokking tot het wegnemen van drugs en het medeplegen van het voorhanden hebben van softdrugs en vuurwerk. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
in of omstreeks de periode van 30 april 2024 tot en met 1 mei 2024 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft gepoogd om onbekenden door in artikel 47, eerste lid, onder 2 Sr vermelde middelen, te weten door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen te bewegen om een misdrijf te begaan, te weten het opzettelijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid drugs, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk (meermaals):
- gesprekken gevoerd en/of opdrachten uitgezet in een snapchat groep (waaraan deelnamen: [naam 1] en [naam 2] ), waarin werd gesproken over:
  • het plegen van een woningoverval (op een stashpand) en/of
  • het meebrengen van een P (vuurwapen) en/of
  • het verzamelen bij de Mac Donalds aan de Schiedamseweg te Rotterdam en/of
  • het ontvangen van 5500,- euro voor het uitvoeren van de opdracht.
op of omstreeks 1 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een (geschatte) hoeveelheid van 400 gram hennep en/of 296 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
op of omstreeks 1 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk in een woning aan de [adres] te Rotterdam, in strijd met artikel 1.2.2 onder 1 van het Vuurwerkbesluit, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
  • 1 cobra, categorie F4 en/of
  • 74 nitraten,
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden.
Vrijspraak
De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte schuldig is aan feit 1, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij wist van een uitlokking van een woningoverval. De verdachte bestuurde op de bewuste dag de auto waarmee hij en zijn broer zich verplaatsten naar de plek waar een ontmoeting met mogelijke woningovervallers zou gaan plaatsvinden. Naast deze vaststelling biedt het dossier echter nauwelijks meer informatie over de verdachte en zijn wetenschap van een woningoverval. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van deze beschuldiging.
In het licht van voorgaande, zal de rechtbank het tot bewijsuitsluiting strekkend verweer niet bespreken. Voor zover dit verweer zich ook uitstrekte tot de feiten 2 en 3 en er al sprake zou zijn van de door de verdediging gestelde onrechtmatigheid, ligt deze voor die feiten in zodanig ver verwijderd verband dat verdere bespreking van het verweer achterwege kan blijven en wordt het verweer verworpen.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
2.
op 1 mei 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep en hasj van meer dan 30 gram, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
op 1 mei 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk in een woning aan de Nieuwe Binnenweg 24E te Rotterdam, in strijd met artikel 1.2.2 onder 1 van het Vuurwerkbesluit, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
  • 1 cobra, categorie F4 en
  • 74 nitraten,
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie

2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Strafmotivering

Vooraf
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 30 maanden. Hij gaat daarbij uit van andere feiten als die zijn bewezenverklaard.
De beoordeling
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met zijn broer ruim 500 gram softdrugs en tientallen stuks gevaarlijk en illegaal vuurwerk voorhanden gehad. Algemeen bekend is dat drugs grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers ervan en daarnaast direct en indirect de oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit. Het illegale vuurwerk bestond uit één cobra en nitraten die een grote explosieve kracht hebben en samen massa-explosief reageren waardoor ernstig letsel aan personen en schade aan goederen kan ontstaan. De verdachte heeft daarmee onverantwoorde risico’s genomen ten aanzien van de algemene veiligheid van personen en goederen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 20 september 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank weegt dit in het voordeel van de verdachte mee in de straftoemeting.
Conclusie
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 100 uur passend en geboden, met aftrek van voorarrest.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 63 Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 Opiumwet, 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten, 9.2.2.1 Wet milieubeheer en 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Voorwaardelijke straf
Bij vonnis van 15 juli 2024 van de politierechter onder parketnummer 10/300771-23 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 juli 2024.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn op 1 mei 2024 gepleegd en daarmee voor het wijzen van het vonnis tot een voorwaardelijke strafoplegging. De proeftijd was op dat moment dus nog niet aangevangen en daarom beslist de rechtbank dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vordering.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uur;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 0 (nul) uren te verrichten taakstraf resteert;
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/300771-23.
Dit vonnis is gewezen door
J.H. Janssen, voorzitter,
J. van der Groen en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 4 november 2024.