ECLI:NL:RBROT:2024:11040

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/10/685474 / JE RK 24-1948
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 21 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) het verzoek indiende. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, met zorgen over de geestelijke gezondheid van [minderjarige 1] en het gedrag van [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag heeft, heeft ingestemd met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de relevante stukken en de mondelinge behandeling meegenomen. Tijdens de zitting op 21 oktober waren de moeder, een vertegenwoordiger van de GI en de informant aanwezig. De kinderrechter heeft de mening van de minderjarigen gevraagd, maar zij hebben geen mening gegeven. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de minderjarigen vraagt om een verlenging van de ondertoezichtstelling, gezien de zorgen over hun ontwikkeling en de noodzaak van verdere begeleiding.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van zes maanden, tot 7 mei 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685474 / JE RK 24-1948
Datum uitspraak: 21 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 in Sint Maarten, hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2009 in Sint Maarten, hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam].
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 2], werkzaam bij Enver,
hierna te noemen: de informant.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 september, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een briefrapportage van de GI van 15 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 16 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3].
  • de informant.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 april 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 7 november 2024.

3.Het (gewijzigde) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van drie maanden. De GI heeft het verzoek bij briefrapportage gewijzigd en verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het gewijzigde verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen periode is moeizaam verlopen. Zo duurde het, buiten de schuld van de GI, de moeder en [minderjarige 1], lang om [minderjarige 1] aan te melden voor de GGZ-hulpverlening. Inmiddels staat [minderjarige 1] op de wachtlijst van zes à negen maanden en ter overbrugging is zij gestart met gesprekken bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Verder zijn er ook zorgen over [minderjarige 2]. Hij wordt ervan verdacht dat hij een explosief heeft neergelegd bij een woning en deze strafzaak loopt nog. Hij is geschorst onder voorwaarden en houdt zich hier tot nu toe goed aan. Op dit moment is er nog geen vast contactpersoon beschikbaar bij de jeugdreclassering. Ook gaat [minderjarige 2] weer naar school. Binnenkort zal er bij [minderjarige 2] een diagnostisch onderzoek worden afgenomen. De GI wil het gehele traject volgen en hier is een verlenging van zes maanden voor nodig. Een overdracht naar het vrijwillig kader is op dit moment nog te vroeg. De komende periode wil de GI betrokken blijven om de hulpverlening voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te begeleiden.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de moeder ingestemd met het (gewijzigde) verzoek van de GI. De moeder maakt zich zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en wil het beste voor haar kinderen. De moeder is dankbaar dat [minderjarige 2] zal worden onderzocht en mogelijk wordt behandeld bij de Plantage. Ook [minderjarige 1] heeft hulp nodig. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zien niet in wanneer zij iets doen dat verkeerd is.

5.De informant

5.1.
Vanuit Enver wordt SPAM ingezet bij de moeder in de thuissituatie. De begeleider komt langs bij de moeder thuis, op school en gaat mee naar behandelingsafspraken. Hij is het eens met de GI dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn zorgen over de geestelijke gezondheid van [minderjarige 1] en er is sprake geweest van veel schoolverzuim. Verder zijn er zorgen over [minderjarige 2]. [minderjarige 2] wordt ervan verdacht dat hij samen met twee anderen een explosief naar een woning heeft gegooid, waardoor een explosie is ontstaan. [minderjarige 2] is geschorst onder voorwaarden, maar er is nog geen jeugdreclasseerder beschikbaar. De afgelopen periode is SPAM betrokken geweest en is nog steeds betrokken. De moeder ervaart een prettige samenwerking met de begeleider van SPAM. Verder is [minderjarige 1] aangemeld voor de GGZ-hulpverlening. Hiervan heeft de intake plaatsgevonden en zij staat momenteel op de wachtlijst. Ondertussen voert zij gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts. [minderjarige 2] is aangemeld voor een diagnostisch onderzoek.
De komende periode is het van belang dat SPAM betrokken blijft, dat diagnostiek start voor [minderjarige 2] en voor [minderjarige 1] GGZ-hulpverlening. Daarnaast is het belangrijk dat de jeugdbeschermer [minderjarige 2] extra begeleidt, zolang er geen jeugdreclasseerder beschikbaar is. Met partijen is de kinderrechter van oordeel dat het te vroeg is voor een overdracht naar het vrijwillige kader. Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de jeugdbeschermer nog betrokken blijft om de hulpverlening te monitoren en eventueel bij te sturen.
6.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 7 mei 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW).

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 7 mei 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 28 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.