ECLI:NL:RBROT:2024:11039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/10/685850 / JE RK 24-2002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], die kwetsbaar is en ADHD heeft. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft moeite om de opvoeding van [minderjarige] adequaat vorm te geven, wat heeft geleid tot een instabiele thuissituatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 is gebleken dat [minderjarige] recentelijk is ingesloten vanwege het overtreden van schorsingsvoorwaarden in een strafzaak. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de relatie tussen de moeder en [minderjarige] ernstig verstoord is en dat de moeder niet in staat is om de nodige structuur en begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft daarom besloten dat het noodzakelijk is om [minderjarige] onder toezicht te stellen en hem tijdelijk uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering betrokken bij de uitvoering van de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685850 / JE RK 24-2002
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam],
advocaat mr. M.P. Kloppenburg, kantoorhoudende te Rotterdam,
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 13 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3].
Er is bijzondere toegang verleend aan de oma moederszijde (hierna oma mz), [naam 4] en een medewerker van Chapter Next, [naam 5].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft bij Zorg, Hoop en Liefde. Zeer recent is hij echter aangehouden voor het overtreden van zijn schorsingsvoorwaarden in een tegen hem lopende strafzaak en is hij ingesloten op het politiebureau. Op de dag van de zitting in de onderhavige zaak, 16 oktober 2024, is de schorsing van de voorlopige hechtenis van [minderjarige] door de rechter-commissaris opgeheven, wat betekent dat hij zal worden overgebracht naar een Justitiële Jeugdinrichting (hierna JJI).

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over [minderjarige]. [minderjarige] is kwetsbaar en heeft ADHD. Hij is gebaat bij duidelijkheid en structuur, maar hiervan is in de thuissituatie bij de moeder geen sprake. De relatie tussen [minderjarige] en de moeder verloopt moeizaam, waardoor [minderjarige] veel op straat hing. [minderjarige] is hier negatief beïnvloed en wordt nu zelfs bedreigd. De afgelopen periode heeft [minderjarige] verbleven bij Zorg Hoop en Liefde, maar hier is hij weggegaan. [minderjarige] zit op dit moment in bewaring en het is onduidelijk wanneer hij vrij zal komen. Het is belangrijk dat [minderjarige] op een plek wordt geplaatst waar hij weet wat er van hem wordt verwacht. Dat geeft hem duidelijkheid en rust. Het vrijwillig kader is ontoereikend gebleken, hulpverlening is niet, dan wel onvoldoende, van de grond gekomen. De hulpverlening stagneert omdat de moeder en de hulpverlening niet op één lijn liggen en het de moeder niet lukt zich aan afspraken te houden. De komende periode wil de Raad hulpverlening inzetten voor de moeder en [minderjarige], zodat zij kunnen werken aan het versterken van hun band. Daarnaast wil de GI hulpverlening voor de moeder inzetten, zodat zij weerbaarder wordt.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van dreiging vanuit de moeder richting de jeugdbeschermer en daarom is de vaste jeugdbeschermer niet aanwezig. [minderjarige] kan bij de huidige stand van zaken niet bij de moeder gaan wonen als hij vrijkomt. [minderjarige] is bij Zorg Hoop en Liefde geplaatst omdat hij door zijn moeder op straat is gezet.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder verzoekt het verzoek van de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen af te wijzen. [minderjarige] verbleef de afgelopen periode bij Zorg Hoop en Liefde en juist daar heeft hij zijn schorsingsvoorwaarden overtreden. [minderjarige] heeft de schorsingsvoorwaarden niet overtreden in de thuissituatie bij de moeder. In de thuissituatie bij de moeder ging het beter met [minderjarige] dan bij Zorg Hoop en Liefde. Zo dronk hij alcohol en blowde hij bij Zorg Hoop en Liefde. [minderjarige] zal vandaag voor twee weken worden overgebracht naar een JJI. In de komende twee weken zal een raadkamerzitting plaatsvinden. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat hij elders dan bij de moeder wordt geplaatst als hij vrijkomt. [minderjarige] had een baantje en Chapter Next is betrokken. Ondanks het feit dat de moeder en [minderjarige] niet altijd goed met elkaar overweg kunnen, is de beste plek alsnog bij de moeder. Daarnaast staat de moeder open voor intensieve hulpverlening en Chapter Next. Chapter Next is positief over de samenwerking met de moeder. De moeder wil dat [minderjarige] terugkomt naar huis.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft een belast verleden waarin hij is blootgesteld aan onrust en instabiliteit en de band tussen de moeder en [minderjarige] is al langere tijd, vermoedelijk vanuit de basis, ernstig verstoord. [minderjarige] laat zelfbepalend, agressief en impulsief gedrag zien en is in aanraking gekomen met politie en justitie voor een ernstig geweldsdelict. Ook gaat hij al langere tijd niet meer naar school. Het lukt de moeder niet om [minderjarige] te begrenzen en het lukt haar niet om voldoende aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige]. De moeder houdt veel van [minderjarige] en wil het beste voor hem, maar zij vertoont ook schadelijk oudergedrag door [minderjarige] af te wijzen en verbaal agressief te zijn richting [minderjarige]. Zij heeft nauwelijks grip meer op hem en er vinden geregeld forse escalaties tussen de moeder en [minderjarige] plaats.
5.3.
Hoewel de moeder bereid lijkt te zijn om de hulpverlening te aanvaarden, lukt het haar niet zelfstandig om de bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] af te wenden. De moeder zoekt de hulpverlening wel op, maar trekt zich geregeld terug onder invloed van sterk wisselende emoties. De hulpverlening in het gedwongen kader is daarom noodzakelijk. De komende periode is het van belang dat er hulpverlening wordt ingezet voor de moeder en [minderjarige]. Hierbij dient er te worden gekeken hoe de band tussen de moeder en [minderjarige] kan worden verbeterd en dient daarbij passende hulpverlening te worden ingezet. Hierbij dient in ieder geval te worden gedacht aan systeemtherapie en hulpverlening gericht op het vergroten van de opvoedvaardigheden van de moeder.
5.4.
De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 16 oktober 2025.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
5.5.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.6.
Er zijn zorgen over [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder. Zo is [minderjarige] enige tijd geleden uit huis gegaan omdat de situatie tussen de moeder en [minderjarige] wederom was geëscaleerd. Hierna heeft [minderjarige] op verschillende plekken verbleven en is hij uiteindelijk bij Zorg Hoop en Liefde terechtgekomen. Er is gebleken dat de thuissituatie bij de moeder instabiel en onvoorspelbaar is en de band tussen [minderjarige] en de moeder is momenteel te ernstig verstoord om [minderjarige] bij de moeder te laten wonen. Het is van belang dat [minderjarige], als hij vrijkomt uit de JJI, wordt geplaatst op een plek waar hij tot rust kan komen en duidelijk is wat er van hem wordt verwacht. Gedurende deze plaatsing dient te worden bezien of hij naar een fasehuis kan toestromen of (gefaseerd) terug kan worden geplaatst bij de moeder, met inzet van de nodige hulpverlening.
5.7.
De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen met ingang van 16 oktober 2024 tot 16 januari 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 16 oktober 2024 tot 16 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 16 oktober 2024 tot 16 januari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 23 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.