In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had op 7 oktober 2024 een verzoek ingediend voor de uithuisplaatsing van de kinderen in een crisispleeggezin, aanvankelijk voor twee maanden, maar later gewijzigd naar zes maanden. De moeder van de kinderen, die feitelijk zonder vaste woon- of verblijfplaats is, heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar heeft ook aangegeven dat zij de zorg voor de kinderen wil delen met kennissen in Den Haag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de verzorging van de kinderen, die verwaarloosd worden door de moeder, en dat de moeder momenteel in Frankrijk verblijft zonder een stabiele woonplek. De kinderen zijn eerder onder toezicht gesteld vanwege deze zorgen. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk is dat de kinderen in een neutraal (crisis)pleeggezin blijven voor hun ontwikkeling en opvoeding. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend tot 16 april 2025.