ECLI:NL:RBROT:2024:11034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/10/671636 / HA ZA 24-39
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale cognossementsvervoer met arbitraal beding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een geschil over cognossementsvervoer. Count Energy Trading B.V. heeft een vordering ingesteld tegen Hansa Tankers AS, Amethyst Shipping Company, Inc. en Ratu Shipping Company SA, waarbij zij schadevergoeding eist voor ladingschade aan styreen monomer. De rechtbank moet beoordelen of het arbitraal beding, opgenomen in de bevrachtingsvoorwaarden, rechtsgeldig is en of zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank concludeert dat het arbitraal beding niet rechtsgeldig is, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:415 BW. Hierdoor blijft de materiële rechtsgeldigheid van het arbitraal beding onbesproken. De rechtbank verklaart zich bevoegd op grond van artikel 629 Rv en veroordeelt Amethyst en Ratu in de proceskosten. De zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 8 januari 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/671636 / HA ZA 24-39
Vonnis in incident van 20 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COUNT ENERGY TRADING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
HANSA TANKERS AS,
gevestigd te Bergen, Noorwegen,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M. Wattel te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AMETHYST SHIPPING COMPANY, INC.,
gevestigd te Manila, Filippijnen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
RATU SHIPPING COMPANY SA,
gevestigd te Panama City, Panama,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna Count Energy genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk Hansa c.s. genoemd worden en afzonderlijk Hansa, Amethyst en Ratu.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 27 juli 2023, met producties 1 tot en met 6;
  • de akte houdende toelichting betekeningsstukken van Count Energy, met producties 7 tot en met 13;
  • de incidentele conclusie houdende eis tot onbevoegdheid, met producties 1 tot en met 7;
  • de incidentele conclusie van antwoord, met producties 14 tot en met 19;
  • de oproepingsbrief van 4 juni 2-24;
  • de akte houdende overlegging producties van Amethyst en Ratu, met producties 8 tot en met 10;
  • de mondelinge behandeling van 9 oktober 2024;
  • de pleitaantekeningen van Amethyst en Ratu;
  • de pleitaantekeningen van Count Energy.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Count Energy vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Hansa c.s. hoofdelijk, althans ieder voor zich, veroordeelt tot betaling aan Count Energy tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 188.825,76, te vermeerderen met de expertisekosten van € 6.217,30 en met de buitengerechtelijke incassokosten overeenkomstig de staffel BIK van € 2.663,25, alles te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 29 juli 2022, althans vanaf 4 augustus 2022, althans vanaf 30 mei 2023, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van de volledige betaling.
2.2.
Hieraan legt Count Energy – gedeeltelijk samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag.
Count Energy is een handelsonderneming in grondstoffen, waaronder
styrene monomer.
Zij heeft 2.100 mt styrene monomer gekocht van Chemhub International Ine. (hierna: Chemhub) op basis CIF Rotterdam en conform specificatie ASTM D2827-19 (hierna: de Specificatie). De styreen monomer (hierna: de Styreen) is op 24/25 mei 2022 te Mailiao, Taiwan, als gedeelte van een grotere partij styrene monomer van in totaal 4,999.065 mt geladen aan boord van het zeeschip [naam schip]. Na belading is met betrekking tot de Styreen een set van drie originele schone cognossementen uitgegeven met nummer HTR22030402 (hierna: het cognossement). Op 29 juli 2022 is de Styreen (2,100.723 mt) te Vopak Botlek Terminal, Rotterdam, uit de [naam schip] gelost in landtank 1205. In landtank 1205 bevond zich vóór de lossing 236.522 mt styrene monomer. De Styreen werd als eerste gelost, pas daarna werd het restant van de grotere partij styrene monomer aan derden afgeleverd en gelost in andere landtanks dan landtank 1205. Op 31 juli 2022 is styrene monomer (949.507 mt) vanuit landtank 1204 verpompt naar landtank 1205. In totaal bevond zich toen 3,286.752 mt styrene monomer in landtank 1205. Daarna is geconstateerd dat de inhoud van landtank 1205 niet meer binnen specificatie was ten aanzien van het polymeergehalte (de Specificatie bepaalt dat het polymeergehalte maximaal 10 mg/kg mag zijn, terwijl een gehalte van 27 mg/kg werd gemeten).
De vordering van Count Energy valt in twee gedeeltes uiteen. Enerzijds is er de schade aan de vervoerde Styreen. Dat betreft ladingschade. De vordering tot vergoeding van de schade aan de vervoerde Styreen is een contractuele vordering. Anderzijds is er de schade aan de styrene monomer die zich reeds in landtank 1205 bevond en aan de styrene monomer die vanuit landtank 1204 naar landtank 1205 is verpompt. Dat betreft geen schade aan de vervoerde goederen maar aan andere goederen/zaken. De vordering tot vergoeding van deze styrene monomer is een niet-contractuele vordering.
Op grond van artikel 10:162 lid 1 BW dienen de vragen omtrent actieve en passieve
legitimatie onder het cognossement te worden beantwoord naar Nederlands recht, het
recht van het land waarin de loshaven is gelegen. Count Energy is de recht- en regelmatig cognossementshouder en dus actief gelegitimeerd. Zowel Hansa als Amethyst en/of Ratu als
eigenaar (reder) en/of rompbevrachter van de [naam schip] is vervoerder onder
het cognossement en dus passief gelegitimeerd. Count Energy brengt deze dagvaarding uit tegen zowel Amethyst als Ratu, omdat het voor Count Energy onduidelijk is wie van deze twee partijen de eigenaar/rompbevrachter is van de [naam schip].
De beschadiging van de Styreen, de ladingschade, heeft zich voorgedaan aan boord van de [naam schip]. Hansa en Amethyst en/of Ratu zijn (hoofdelijk) aansprakelijk voor die schade. De styrene monomer in landtank 1205 is beschadigd doordat de Styreen gecontamineerd was toen deze werd afgeleverd en gelost in die landtank. Hansa c.s. zijn hoofdelijk, althans ieder voor zich, aansprakelijk voor de schade die daardoor is ontstaan.
Het lossen van gecontamineerde Styreen in landtank 1205, waardoor de inhoud van die
landtank ook contamineert, kwalificeert als een schadevaring (art. 8:541 BW), althans als
een onrechtmatige daad. Deze schade is veroorzaakt door de schuld van de HORIN
TRADER. Het afleveren en vermengen van tijdens het vervoer gecontamineerde lading met 'gezonde' lading in een landtank levert schuld van het schip op. Amethyst en/of Ratu, als eigenaresse van de [naam schip], is op grond van artikel 8:544 BW verplicht de schade
te vergoeden.
Hansa is tevens aansprakelijk voor de schade aan de styrene monomer in landtank 1205.
Hansa was gehouden om 'gezonde' styreen af te leveren. Hansa, althans haar hulppersoon Amethyst en/of Ratu, waar zij op grond van art. 6:171 BW, althans artikel 6:76 BW, voor aansprakelijk is, is op grond van onrechtmatige daad, althans toerekenbare tekortkoming, aansprakelijk voor de schade van Count Energy.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 5 lid 1 sub a en lid 3 Verdrag van Lugano
2007 bevoegd ten aanzien van Hansa, nu de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt
in Rotterdam diende te worden uitgevoerd (de Styreen diende in Rotterdam te worden
afgeleverd) en het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan. Ten aanzien van Amethyst en/of gedaagde Ratu geldt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 629 Rv, althans artikel 6 sub a en sub e Rv, bevoegd is. Op grond van artikel 625 Rv is de rechtbank Rotterdam relatief bevoegd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Amethyst en Ratu vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van Count Energy in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.2.
Wat betreft de vordering tegen Ratu leggen Amethyst en Ratu aan de onbevoegdheid van deze rechtbank ten grondslag dat Ratu niet de eigenaar is van de [naam schip] en ook niet degene die het cognossement heeft uitgegeven en dat daarom de rechtbank geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 629 Rv en ook niet aan artikel 6 sub a en sub e Rv.
Wat betreft de vordering tegen Amethyst (en subsidiair ook Ratu) baseren Amethyst en Ratu de onbevoegdheid van deze rechtbank op de arbitrageclausule waarnaar verwezen wordt in de volgende clausule – aangehaald voor zover relevant – op de voorkant van het cognossement:
as Charterer, and all the terms (including Arbitration Clause) whatsoever of the said Charter except the rate and payment of freight specified therein apply to and govern the rights of the parties concerned in this shipment. Copy of the Charter may be obtained from the Shipper or Charterer.(…)”
Bovenaan op het cognossement staat als Shipper vermeld
3.3.
Count Energy voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Amethyst en Ratu in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van Count Energy wordt hierna bij de beoordeling, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

Arbitrage (het bevoegdheidsverweer van Amethyst)
4.1.
Amethyst beroept zich in dit door haar en Ratu gestarte incident op de hierboven in r.o. 3.2 aangehaalde verwijzing op het cognossement naar de arbitrageclausule. Beoordeeld moet worden of dit beroep van Amethyst moet leiden tot onbevoegdheid van deze rechtbank.
4.2.
Deze verwijzingsclausule op het cognossement wordt direct gevolgd door bewoordingen waarmee verschillende internationale regelingen van uniform vervoerrecht van toepassing worden verklaard, zoals de COGSA en Hague (Visby) Rules. Van de tekst van het cognossement maakt echter geen rechtskeuze deel uit waarmee in aanvulling hierop gekozen is voor een bepaald nationaal intern recht. Bovendien is gesteld noch gebleken dat zo’n rechtskeuze op enig moment rechtsgeldig is uitgebracht. Dat betekent dat de vervoerovereenkomst in deze zaak op grond van artikel 5 Rome I-Vo (Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) wordt beheerst door Nederlands recht in aanvulling op toepasselijke internationale regelingen van uniform vervoerrecht. Dat volgt uit het volgende.
In deze zaak bevindt de gewone verblijfplaats van de vervoerder zich in een ander land dan de plaats van ontvangst, de plaats van aflevering of de gewone verblijfplaats van de verzender. Volgens de verwijzingsregel van lid 1 van artikel 5 Rome I-Vo is dus Nederlands recht toepasselijk, aangezien Rotterdam de overeengekomen plaats van levering is. Het bepaalde in lid 3 van artikel 5 Rome I-Vo maakt dat niet anders, omdat de overeenkomst geen kennelijk nauwere band in de zin van die bepaling heeft met een ander land dan Nederland.
4.3.
Nu Nederlands recht ingevolge Rome I-Vo van toepassing is op de vervoerovereenkomst beheerst Nederlands recht ook de vraag of de van deze overeenkomst deel uitmakende bepalingen rechtsgeldig zijn, zo volgt uit lid 1 van artikel 10 Rome I-Vo:
Het bestaan en de geldigheid van de overeenkomst of van een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge deze verordening toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn.
4.4.
De vraag of de hierboven in r.o. 3.2 weergegeven verwijzing op het cognossement naar de arbitrageclausule rechtsgeldig is, moet dan ook beoordeeld worden naar Nederlands recht.
4.5.
In artikel 8:415 BW is het volgende bepaald:
Verwijzingen in het cognossement worden geacht slechts die bedingen daarin in te voegen, die voor degeen, jegens wie daarop een beroep wordt gedaan, duidelijk kenbaar zijn.
Een dergelijk beroep is slechts mogelijk voor hem, die op schriftelijk verlangen van degeen jegens wie dit beroep kan worden gedaan of wordt gedaan, aan deze onverwijld die bedingen heeft doen toekomen.
Nietig is ieder beding, waarbij van het tweede lid van dit artikel wordt afgeweken.
4.6.
De verwijzingsclausule op het cognossement houdt een verwijzing in naar een set bevrachtingsvoorwaarden (charter) waarvan een arbitraal beding deel uitmaakt, zo volgt uit de tekst van de verwijzingsclausule. Amethyst doet in het onderhavige incident een beroep jegens Count Energy op dit arbitraal beding, een beroep dus als bedoeld in lid 2 van artikel 8:415 BW. Het bepaalde in lid 2 van artikel 8:415 BW is een uitwerking van het vereiste
duidelijk kenbaarin lid 1 van artikel 8:415 BW.
4.7.
In dit incident is niet in geschil dat Count Energy de recht- en regelmatig cognossementshoudster is. Evenmin is in geschil dat voor Count Energy duidelijk kenbaar was dat voor haar een in de bevrachtingsovereenkomst opgenomen arbitraal beding zou gelden. De inhoud van dat arbitraal beding is ook in dit incident niet vast komen te staan. Volgens Amethyst en Ratu is er geen ondertekende bevrachtingsovereenkomst en wordt in het cognossement verwezen naar een e-mail van 11 mei 2022, met als onderwerp: “
CP 05/11/22 [naam schip]/Chemhub (Singapore) Pte. Ltd - FIXTURE RECAP”en waarin onder meer staat: “C/P FORM: ASBATANKVOY…
TERMS: CHEMHUB - HANSA RIDER CLAUSES - 2022 ATTACHED”. Count Energy betwist dat dit de (volledige) bevrachtingsovereenkomst is.
4.8.
Voor kennisname door Count Energy van het arbitraal beding is het noodzakelijk dat zij de beschikking krijgt over de tekst van het arbitraal beding. Amethyst kan pas een beroep doen op dit arbitraal beding,
nadatzij Count Energy heeft voorzien van de tekst van het arbitraal beding. Dat volgt uit de zinsnede
heeft doen toekomenin lid 2 van artikel 8:415 BW. In de verwijzingsclausule staat ook met zoveel woorden dat een kopie van de hele set bevrachtingsvoorwaarden op verzoek daartoe kan worden verkregen. Zie namelijk de zinsnede “Copy of the Charter may be obtained” in de verwijzingsclausule. De rechtbank volgt Amethyst en Ratu dan ook niet in hun betoog dat Count Energy, die ondanks verzoeken daartoe niet de beschikking heeft gekregen over de (gehele set) bevrachtingsvoorwaarden, uitdrukkelijk had moeten verzoeken om alleen een kopie van het arbitraal beding in de bevrachtingsvoorwaarden.
4.9.
De rechtbank zal nu dus beoordelen of voldaan is aan het in lid 2 van artikel 8:415 BW neergelegde vereiste voor een geslaagd beroep door Amethyst op het arbitrale beding. Het gaat hier om het in de incidentele conclusie houdende eis tot onbevoegdheid vervatte beroep van Amethyst op het arbitrale beding, welk beroep dateert van 10 april 2024, de roldatum waarop deze conclusie is genomen.
4.10.
Uit de door partijen in het geding gebrachte, niet betwiste, e-mailberichten blijkt het volgende.
4.10.1.
Op 2 september 2022 is de bevrachtingsovereenkomst namens Count Energy opgevraagd bij (
Charterer) Chemhub, waarna namens Chemhub op 9 september 2022 is bericht dat zij niet de toestemming van de Owner, namelijk Hansa, heeft gekregen om een kopie van de bevrachtingsovereenkomst aan Count Energy te verstrekken, omdat dit een vertrouwelijke overeenkomst zou zijn.
4.10.2.
Namens Count Energy is door haar Nederlandse advocaat vervolgens contact opgenomen met de bevrachtingsmakelaar (
shipbroker) via wie de [naam schip] werd bevracht. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een bericht namens de bevrachtingsmakelaar dat een kopie van de bevrachtingsovereenkomst om redenen van vertrouwelijkheid niet verstrekt kon worden aan Count Energy. Dit volgt uit e-mailcorrespondentie uit de periode 26 oktober-10 november 2022.
4.10.3.
Op 14 november 2022 heeft de Nederlandse advocaat van Count Energy zich per e-mail nogmaals gewend tot genoemde scheepsmakelaar – aangehaald voor relevant:
“[…]
As appears from the tanker Bill of Lading (see attached *) the Terms of the Bill of Lading of 11 May 2022 between Hansa Tankers and Chemhub are incorporated in the Bill of Lading. Therefore if Hansa Tankers would like to rely on the terms and conditions of the charter party they will have to disclose same. I understand that Hansa Tankers is not willing to disclose the charter party which means that Count Energy Trading B.V. as right and lawful holder of the Bill of Lading can disregard the conditions of the charter party.
As to the merits of the claim I will come back to the carrier under the Bill of Lading as soon as the survey report is available.
[…]”
Hierop is namens de scheepsmakelaar diezelfde dag het volgende antwoord verzonden – aangehaald voor zover relevant:
“[…]
Thank you for your reply.
When you have a claim, or have details about the claim,
please send it to Chemhub and myself.
As the shipbroker to the fixture, I am not in position to release
this information to anyone other than those parties involved -
but once there's some clarity, we can take it from there.
Trust this is understandable.
[…]”
4.10.4.
Door de Nederlandse advocaat van Count Energy is vervolgens op 16 maart 2023 aan de scheepsmakelaar nogmaals verzocht om een kopie van de bevrachtingsovereenkomst – aangehaald voor zover relevant:
“[…]
Herewith I refer to my e-mail of 1 March. I would be pleased to hearing from you in due course. I would like to know who should provide copy of the charterparty and why till dated the charter party has not been provided. I do not understand what the problem is.
[…]”
Hierop ontvangt deze advocaat diezelfde dag de volgende weigering – aangehaald voor zover relevant:
“[…]
I'm sorry [..], but again, this will not come from me.
I have no dealings with you or Count Energy on said fixture
between Chemhub and Hansa Tankers - and I am
not in any position to send you a Charter Party that
was between my clients due to confidentiality agreements
set in place on our Charter Party. We abide by our 'P&C' terms.
Your best means to obtain it is through the party whom your client
actually delt with.
Please seek this from elsewhere, as our stance cannot change.
[…]”
4.10.5.
Vervolgens is door de Nederlandse advocaat van Count Energy op 24 april 2023 een kopie van de bevrachtingsovereenkomst opgevraagd aan de P&l Correspondent van Amethyst en Ratu. Door de P&l Correspondent is vervolgens op 2 mei 2023 meegedeeld dat Amethyst en Ratu de bevrachtingsovereenkomst als vertrouwelijk beschouwen en er dus geen kopie daarvan zou worden verstrekt aan de advocaat van Count Energy.
4.11.
Ondanks dat er namens Count Energy herhaaldelijk (gemotiveerd) is verzocht om een kopie van de bevrachtingsvoorwaarden, is er dus voorafgaande aan het beroep door Amethyst op het arbitraal beding geen kopie van de bevrachtingsvoorwaarden verstrekt aan Count Energy. Ook staat tussen partijen vast dat ook de “fixture – recap” niet aan Count Energy is toegezonden toen zij om een afschrift van de charter vroeg.
Het mag dan misschien zo zijn, zoals Amethyst stelt, dat Count Energy zich niet tevens heeft gewend tot de
Shipperom een kopie van de bevrachtingsvoorwaarden te verkrijgen, dat argument kan Amethyst echter niet baten. In de verwijzingsclausule staat niet dat een kopie van de bevrachtingsvoorwaarden alleen kan worden verkregen van de
Shipper. Volgens de verwijzingsclausule zijn er namelijk twee partijen van wie die kopie kan worden verkregen, namelijk de
Shipperof de
Charterer. Bovendien heeft geen enkele van de partijen aan wie Count Energy wél heeft verzocht om een kopie van de bevrachtingsvoorwaarden Count Energy doorverwezen naar de
Shipper. Er is dus niet voldaan aan het in lid 2 van artikel 8:415 BW op straffe van nietigheid neergelegde vereiste voor een geslaagd beroep door Amethyst op het arbitraal beding. Hieraan doet dus niet af, anders dan Amethyst en Ratu van mening zijn, dat voorafgaande aan het betekenen van de dagvaarding door de advocaat van Count Energy aan de advocaat van Amethyst en Ratu niet is gevraagd om een kopie van de bevrachtingsovereenkomst en ook niet is gevraagd wat er in het arbitraal beding staat waarnaar wordt verwezen op het cognossement. Ook is niet van belang dat Count Energy bij de presentatie van het cognossement tegen geen enkele bepaling van het cognossement heeft geprotesteerd. Dat er mogelijk helemaal geen ondertekende bevrachtingsovereenkomst bestaat, zoals Amethyst stelt, kan Amethyst niet baten en moet dus voor risico van Amethyst blijven.
4.12.
Voor zover in deze zaak ook het bepaalde in artikel 1021 Rv van toepassing is met betrekking tot de wijze waarop een arbitrageovereenkomst kan worden bewezen, is daaraan evenmin voldaan. Deze zaak betreft een arbitraal beding in algemene voorwaarden. Volgens artikel 1021 Rv moet dan voor het bewijs van dat arbitraal beding sprake zijn van uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding van die algemene voorwaarden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat van een dergelijke aanvaarding door Count Energy geen sprake is geweest. De inhoud van die voorwaarden - met name bij welke arbiters en volgens welke regels zij een procedure zou kunnen starten - kon zij niet kennen en dus viel er ook niets te aanvaarden.
4.13.
Nu het beroep door Amethyst op het arbitraal beding faalt omdat niet is voldaan aan het in artikel 8:415 lid 2 neergelegde vereiste, en er dus (al) niet is voldaan aan de formele geldigheid van het arbitraal beding, hoeft de rechtbank geen oordeel meer te geven over de materiële geldigheid van het arbitraal beding volgens het op grond van artikel 10:166 BW daarop toepasselijke recht.
4.14.
Het arbitraal beding staat dus niet in de weg aan de bevoegdheid van deze rechtbank. Deze rechtbank is dus op grond van artikel 629 Rv bevoegd kennis te nemen van de vordering tegen Amethyst die op een overeenkomst tot vervoer van een buiten Nederland gelegen plaats naar een in Nederland gelegen plaats van eindbestemming is gebaseerd.
4.15.
Wat betreft de vorderingen tegen Amethyst die gebaseerd zijn op grond van onrechtmatige daad is de Nederlandse rechter bevoegd omdat het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in Nederland.
het bevoegdheidsverweer van Ratu
4.16.
Het enige verweer dat Ratu voert waarom deze rechtbank volgens haar niet bevoegd is om kennis te nemen van vorderingen tegen haar op grond van artikel 629 Rv en artikel 6 sub a en sub e Rv is dat Ratu niet de eigenaar is van de [naam schip] en ook niet degene is die het cognossement heeft uitgegeven.
4.17.
Count Energy heeft dit verweer van Ratu gemotiveerd betwist.
4.18.
Met Count Energy is de rechtbank van oordeel dat dit verweer van Ratu een verweer ten gronde is. Dit verweer is namelijk van belang voor de aansprakelijkheid van Ratu voor schade waar Count Energy in de hoofdzaak vergoeding van vordert. Dit verweer leent zich dan ook niet voor beoordeling in dit bevoegdheidsincident.
4.19.
Hier komt nog het volgende bij. Volgens de eigen stellingen van Amethyst en Ratu was laatstgenoemde de tijdbevrachter van de [naam schip]. Ratu was dus op grond van artikel 10:162 BW jo artikel 8:461 lid 2 BW
ook in de visie van Amethyst en Ratuvervoerder onder cognossement en deze rechtbank is aldus bevoegd op grond van artikel 629 Rv.
4.20.
Voor zover bedoeld is dat Ratu zich subsidiair ook op het arbitraal beding wil beroepen, faalt ook dat beroep. Daartoe verwijst de rechtbank naar r.o. 4.1 e.v. hiervoor.
4.21.
Deze rechtbank is dus ook ten aanzien van het gevorderde tegen Ratu bevoegd.
proceskosten
4.22.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Amethyst en Ratu in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Count Energy worden tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten in liquidatietarief II)
nakosten € 178,00
Totaal € 1.406,00.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vordering van Count Energy tegen Amethyst en Ratu;
5.2.
veroordeelt Amethyst en Ratu in de proceskosten ten bedrage van € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Amethyst en Ratu niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten Amethyst en Ratu € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 8 januari 2025voor conclusie van antwoord;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.
901/32