ECLI:NL:RBROT:2024:11033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/10/666404 / HA ZA 23-855
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationaal contractueel geschil tussen DHL Global Forwarding en SunPower c.s.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in een internationaal contractueel geschil tussen DHL Global Forwarding (France) S.A.S. en de rechtspersonen SunPower Systems SARL en SunPower Energy Solutions France S.A.S. De eiser, DHL France, vordert betaling van een aanzienlijk bedrag van de gedaagden, die betrokken zijn bij de verkoop en distributie van zonnepanelen. De rechtbank moet zich buigen over de vraag of zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van DHL France tegen SunPower Switzerland en SunPower France, waarbij de internationale bevoegdheid wordt beoordeeld aan de hand van de relevante Europese regelgeving, zoals het Brussel Ibis-verdrag en het EVEX II-verdrag. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is ten aanzien van SunPower Switzerland, maar onbevoegd ten aanzien van SunPower France. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat er een contractuele band bestaat tussen DHL France en SunPower Switzerland, terwijl de stellingen van DHL France onvoldoende zijn om aan te nemen dat SunPower France de contractuele wederpartij is. De rechtbank wijst de vordering af wat betreft SunPower Switzerland en verklaart zich onbevoegd ten aanzien van SunPower France. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/666404 / HA ZA 23-855
Vonnis in incident van 6 november 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
DHL GLOBAL FORWARDING (FRANCE) S.A.S.,
gevestigd te Villepinte, Frankrijk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SUNPOWER SYSTEMS SARL,
gevestigd te Meyrin, Zwitserland,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SUNPOWER ENERGY SOLUTIONS FRANCE S.A.S.,
gevestigd te Lyon, Frankrijk,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. P. van der Velden te Rotterdam.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna DHL France genoemd worden, gedaagden in de hoofdzaak gezamenlijk SunPower c.s. en afzonderlijk SunPower Switzerland en SunPower France.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 22 juni 2023 met betekeningsstukken;
  • de akte overlegging producties van DHL France, met producties 1 tot en met 6;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident, met producties 7 tot en met 9;
  • de conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident, met producties 10 tot en met 16;
  • de conclusie van dupliek in het onbevoegdheidsincident, met productie 10.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Feiten

2.1.
DHL France is een Franse vennootschap binnen de DHL-groep die haar bedrijf maakt van logistieke dienstverlening.
2.2.
SunPower Switzerland en SunPower France maken deel uit van de SunPower/Maxeon-groep en zijn actief in de verkoop en distributie van zonnepanelen.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
DHL France vordert dat de rechtbank, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair SunPower Switzerland en subsidiair SunPower France veroordeelt tot betaling aan DHL France van:
I. USD 1.790.629,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 22 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
II. de proceskosten en de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, en bij gebreke van tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
SunPower c.s. hebben nog geen verweer gevoerd in de hoofdzaak.

4.Het geschil in het incident

4.1.
SunPower c.s. vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van DHL France, met veroordeling van DHL France in de proceskosten.
4.2.
DHL France voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van SunPower c.s. in hun incidentele vordering althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.

5.De beoordeling in het incident

Inleiding
5.1.
DHL France stelt dat zij een contract heeft gesloten met SunPower Switzerland, en als dat niet zo blijkt te zijn, dat het contract dan met SunPower France is gesloten. SunPower Switzerland en SunPower France betwisten dat deze rechtbank internationaal bevoegd is om de vorderingen van DHL France te beoordelen. De rechtbank moet dus beoordelen of zij op grond van de daarvoor geldende regels mag oordelen over (i) de vordering van DHL France tegen SunPower Switzerland en (ii) de vordering van DHL France tegen SunPower France.
Wat DHL France stelt ter onderbouwing van de bevoegdheid van deze rechtbank
5.2.
DHL France stelt dat zij als vervoerder een vervoerovereenkomst heeft gesloten met SunPower Switzerland als afzender/wederpartij, en dat als SunPower Switzerland niet haar wederpartij is, SunPower France haar afzender/wederpartij is. Zij vordert nakoming van betalingsverplichtingen die uit die vervoerovereenkomst voortvloeien.
5.3.
DHL France stelt – samengevat – het volgende (5.3 tot met met 5.15).
5.4.
Tussen [naam 1], in dienst bij DHL Global Forwarding (UK) Ltd (hierna: DHL UK) namens DHL France en [naam 2] van SunPower France is contact geweest over het vervoer van maximaal 250 40
ft High Cube Shipper Ownedcontainers over zee van Shanghai of Taicang in China naar Rotterdam of Antwerpen.
5.5.
Op 22 juni 2021 heeft West twee opties aangeboden, namelijk
• Optie 1: “Laycan 1st to 10th August/100 x 40ft HC SOC/USD 14195 per container”
• Optie 2: “Laycan 20th to 30th August /150 x 40ft HC SOC/USD 13895 per container”.
5.6.
Op 23 juni 2021 heeft Billaud aan West bevestigd akkoord te gaan met Optie 1. Daarmee kwam een overeenkomst voor het vervoer van 100 HC-containers tot stand.
5.7.
Op 22 juli 2021 is nader overeengekomen dat 15 extra 40ft HC-containers zouden worden geboekt voor vervoer naar Rotterdam aan boord van het zeeschip [schip 1] voor het vrachttarief USD 13.895 per 40ft HC-container. Daarmee kwam het te vervoeren aantal containers op 115.
5.8.
Vervolgens is rond eind augustus 2021 overeengekomen dat 30 van deze 115 containers verscheept zouden worden met het zeeschip [schip 2] en 85 met de [schip 1].
5.9.
Ten gevolge van de coronapandemie was er zware havencongestie in alle Chinese havens, waardoor het voor augustus 2021 geplande transport vertraging opliep.
5.10.
Uiteindelijk zijn omstreeks 10 september 2021 de eerste 30 containers in Taicang ten vervoer aangeboden en aan boord van de [schip 2] naar Rotterdam vervoerd.
5.11.
De resterende 85 containers die met de [schip 1] zouden worden vervoerd waren niet tijdig gereed voor verscheping. Dit levert een tekortkoming van SunPower Switzerland, althans van SunPower France, onder de met DHL France gesloten vervoerovereenkomst op.
5.12.
DHL France heeft hierdoor USD 1.627.925 aan foutvracht en USD 579.375 aan
demurragemoeten betalen omdat zij containerruimte had gereserveerd op de [schip 1]. Daarnaast is USD 24.179,20 voor
trucking and destination chargesin verband met de containers van de [schip 2] onbetaald gelaten.
5.13.
Op verzoek van SunPower France zijn de facturen voor de vervoerdiensten van DHL France steeds aan SunPower Switzerland gestuurd. SunPower Switzerland heeft ook zonder protest de factuur betreffende de vracht en de
detentionkosten voor de 30 containers van de [schip 2] voldaan. Voor het geval dat de rechtbank van oordeel is dat DHL France en DHL UK er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat SunPower France in eigen naam zaken deed, heeft DHL France ook SunPower France gedagvaard.
5.14.
Rotterdam was de (overeengekomen) loshaven. Rotterdam is dus de plaats waar DHL France haar diensten als vervoerder moest verrichten.
5.15.
SunPower Switzerland kan daarom op grond van artikel 5 onderdeel 1 sub b tweede streepje EVEX II en SunPower France kan op grond van artikel 7 onderdeel 1 sub b tweede streepje van Brussel l bis-Vo worden gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam.
Wat SunPower c.s. stelt ter onderbouwing van haar vordering tot onbevoegdverklaring
5.16.
SunPower c.s. betogen, samengevat, dat genoemde bepalingen niet kunnen leiden tot de bevoegdheid van deze rechtbank omdat:
DHL France de overeenkomst niet heeft gesloten;
SunPower Switzerland noch SunPower France het contract heeft gesloten;
de overeenkomst niet strekt tot vervoer maar tot expeditie, zodat Rotterdam niet de plaats is waar de diensten volgens de overeenkomst zijn of moesten worden verstrekt;
DHL France misbruik maakt van bevoegdheid door SunPower France op subsidiaire basis als contractpartij mee te dagvaarden;
als SunPower Switzerland of SunPower France toch de contractuele wederpartij van DHL France is, dan moet de rechtbank zich onbevoegd verklaren omdat in een tussen partijen geldende raamovereenkomst, de “Master Logistics Services Agreement” (hierna: “MLSA”), exclusieve bevoegdheid van gerechten in de Verenigde Staten is overeengekomen.
De bevoegdheid ten aanzien van SunPower Switzerland
5.17.
SunPower Switzerland heeft woonplaats in Zwitserland. Zwitserland en Nederland zijn beide gebonden aan EVEX II (Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007). De enig mogelijke grondslag voor de internationale bevoegdheid van deze rechtbank moet worden gezocht in artikel 5 onderdeel 1 sub b tweede streepje EVEX II. De andere bevoegdheidsgronden uit dat verdrag doen zich in deze zaak niet voor. Dit is ook niet in geschil.
5.18.
SunPower Switzerland kan op grond van artikel 5 onderdeel 1 sub b tweede streepje EVEX II alleen voor deze rechtbank kan worden gedagvaard als tussen haar en DHL France een vervoerovereenkomst bestaat, uit hoofde waarvan in Rotterdam is of moest worden gelost. Dat door de vervoerder in Rotterdam is gelost (wat betreft de [schip 2]) en moest worden gelost (wat betreft de [schip 1]) staat tussen partijen vast. In geschil is of DHL France en SunPower Switzerland partij zijn bij de betreffende overeenkomst(en) en of dat een vervoerovereenkomst is of een expeditieovereenkomst. Dat een overeenkomst is gesloten is op zichzelf niet in geschil.
De partijen bij de overeenkomst die DHL France aan haar vorderingen ten grondslag legt
5.19.
SunPower c.s. betwisten dat de overeenkomst door DHL France met SunPower Switzerland (of SunPower France) is gesloten. Dat daarmee het bestaan van de gestelde overeenkomst wordt betwist, tast niet de bevoegdheid van de rechtbank aan om te onderzoeken of de ter onderbouwing van het bestaan van de beweerde overeenkomst gestelde elementen zich voordoen. Anders kan de aangezochte nationale rechter immers niet toetsen of hij krachtens het internationale privaatrecht bevoegd is. Vergelijk HvJEG 4 maart 1982, ECLI:EU:C:1982:79 (
Effer/Kantner). De rechtbank moet bij het beoordelen van hetgeen de eiser ter onderbouwing van de bevoegdheid stelt ook acht slaan op de betwistingen van de verweerder(s), zij het dat bewijslevering in deze fase niet is vereist. Vergelijk HvJEU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449 (
Universal Music) en daarin genoemde rechtspraak.
5.20.
De bij dagvaarding overgelegde stukken bieden op het eerste gezicht weinig steun aan hetgeen DHL France stelt over wie namens wie met wie namens wie de overeenkomst is aangegaan. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit naar voren komt dat DHL UK uitdrukkelijk handelde namens DHL France of dat de contactpersoon [naam 2] waarmee is gecorrespondeerd aangaf op te treden namens SunPower France dan wel dat hij (of SunPower France) voor of ten tijde van het aangaan van de overeenkomst aangaf op te treden namens SunPower Switzerland. In zijn e-mails en in zijn e-mailadres komt de naam SunPower niet voor; zijn e-mailadres en vele andere e-mailadressen in de cc-balk bevatten wél zonder verdere duiding de naam Maxeon. Wél is zeker dat de factuur voor de vracht voor de [schip 2] ten bedrage van USD 440.850 door DHL France aan SunPower Switzerland is verzonden en dat SunPower Switzerland deze heeft voldaan. DHL France stelt dat SunPower France haar instructie heeft gegeven op die manier te factureren en dit hebben SunPower c.s. niet betwist.
5.21.
SunPower c.s. betogen, samengevat, dat de hier relevante opdrachten werden gegeven tegen de achtergrond van op DHL-groepsniveau met Maxeon dan wel diens rechtsvoorganger SunPower op groepsniveau gemaakte afspraken over logistieke dienstverlening aan de hele SunPower-groep en/of Maxeon-groep, dat de Maxeon-groep op enig moment in het verleden is afgesplitst van de SunPower-groep en dat in dat verband ook contractuele rechten op andere partijen zijn overgegaan. SunPower c.s. stellen dat Maxeon Solar Technologies Ltd te Singapore de (meest voor de hand liggende) opdrachtgever was en dus niet SunPower Switzerland (of SunPower France).
5.22.
De rechtbank ziet in de stukken wel aanknopingspunten voor het vermoeden dat inderdaad aan de werkzaamheden ter zake van (beoogd) vervoer met de [schip 2] en de [schip 1] een raamovereenkomst op groepsniveau ten grondslag lag. Dat zou verklaren waarom partijen in hun e-mailverkeer vele personen in vermoedelijk verschillende landen inkopieerden maar niet concreet aanduidden wie ter zake van de beoogde vervoersbewegingen met wie contracteerde. Dat zou ook verklaren waarom de instructie dat aan SunPower Zwitserland kon worden gefactureerd voor de [schip 2] geen vragen of discussie lijkt te hebben opgeroepen. Het past bij de mededeling door West in zijn e-mail van 22 juni 2021 ‘
If Maxeon are interested in reservering either of these options (...)’ en bij de reactie van Billaud van 23 juni 2021 ‘
for us all in MAXEON’ en bij zijn functieaanduiding onderaan zijn mail ‘
MAXEON EMEA Operations Head of in & out Logistics’. Duidelijkheid bestaat daarover in deze fase echter nog niet.
5.23.
Voor de beslissing in dit onderhavige bevoegdheidsincident is niet van doorslaggevend belang wat er over contractspartijen en contractsinhoud duidelijk was op het moment dat de opdrachten tot het (doen) vervoeren met de [schip 2] en de [schip 1] tot stand kwamen. Onbetwist is dat DHL France de kosten voor dat zeevervoer met de [schip 2] mocht factureren aan SunPower Switzerland, die deze kosten ook heeft voldaan. Onbetwist is dat de vordering voor (na)transport over de weg en
destination chargesvoor de containers van de [schip 2] nauw samenhangt met het zeevervoer van die containers met dat schip. Dat maakt SunPower Switzerland ook de logische debiteur voor de
trucking costs and destination chargeswaarvan DHL France in deze procedure betaling vordert. Dat acht de rechtbank voldoende om in het kader van dit incident een contractuele band - met betrekking tot de [schip 2] - tussen DHL France en SunPower Switzerland aan te nemen die voldoet aan het ook in het geval van EVEX II autonoom uit te leggen begrip ‘overeenkomst’ volgens de jurisprudentie van het HvJEU en zijn voorganger, het HvJEG. Er is namelijk geen sprake van een contractuele verbintenis die DHL France en SunPower Switzerland volstrekt niet vrijwillig met elkaar zijn aangegaan. Vergelijk bijvoorbeeld HvJ EG 17 juni 1992, ECLI:EU:C:1992:268 (
Handke/TMCS).
5.24.
Uit het partijdebat en de stukken komt verder onbestreden naar voren dat het vervoer van containers aan boord van de [schip 2] en het vervoer van containers aan boord van de [schip 1] gelijktijdig werden geregeld, en dat deze twee afvaarten voor de betrokkenen ‘communicerende vaten’ waren, in die zin dat werd gezocht naar het (doen) vervoeren van maximaal 250 containers, dat uiteindelijk vervoer van 115 containers werd afgesproken en dat daarvoor ruimte werd geboekt aan boord van [schip 2] en [schip 1], in de verhouding van eerst 100:15 en later 30:85. Gelet op deze samenhang en bij gebrek aan aanknopingspunten voor een ander oordeel, concludeert de rechtbank dat de verhoudingen tussen partijen voor de [schip 1] gelijk waren als voor de [schip 2]. Het gaat in wezen om dezelfde opdracht. Ook voor de containers van de [schip 1] neemt de rechtbank daarom in het kader van dit incident een contractuele band aan tussen DHL France en SunPower Switzerland.
5.25.
Dat betekent dat DHL France zich voor de toepassing van internationale bevoegdheidsregels terecht op het standpunt stelt dat tussen haar en SunPower Switzerland een overeenkomst van dienstverlening bestaat als bedoeld in artikel 5 onderdeel 1 sub b tweede streepje EVEX II.
Vervoer of expeditie?
5.26.
Niet in geschil is dat de rechtbank op grond van artikel 5 onderdeel 1 sub b tweede streepje EVEX II internationaal bevoegd is als de overeenkomst kwalificeert als een vervoerovereenkomst, maar niet bevoegd is als de overeenkomst kwalificeert als een expeditieovereenkomst. De plaats van uitvoering van de overeengekomen diensten is ingeval van expeditie immers gelegen buiten het rechtsgebied van deze rechtbank (omdat DHL France haar expeditiewerkzaamheden dan verricht vanuit haar kantoor in Frankrijk). Ingeval van vervoer kan in Rotterdam worden gedagvaard, omdat de loshaven geldt als plaats waar de diensten zijn of moesten worden uitgevoerd.
5.27.
Omdat EVEX II geen criteria inhoudt voor de kwalificatie van een overeenkomst als vervoer dan wel expeditie, moeten die criteria volgen uit het toepasselijke materiële recht. Welk recht dat is, moet worden bepaald met behulp van EU-verordening nr. 593/2008 (hierna: Rome I-Vo). Het gaat immers om een verbintenis uit overeenkomst die valt onder de werkingssfeer van deze verordening (zie artikelen 1 en 28 Rome I-Vo).
5.28.
Artikel 5 Rome I-Vo bevat verwijzingsregels voor overeenkomsten voor het vervoer van goederen. Van een overeenkomst inzake het ‘vervoer van goederen’ in de zin van deze - verordeningsautonoom uit te leggen - bepaling is steeds sprake, indien het gaat om een overeenkomst die - gelet op het doel van de overeenkomst en de verplichtingen van de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten - hoofdzakelijk betrekking heeft op het eigenlijke vervoer van het betrokken goed, ongeacht of degene die als vervoerder contracteert het vervoer al dan niet zelf op zich neemt. Een en ander volgt uit HvJ EG 6 oktober 2009, ECLI:EU:C:2009:617 (
ICF/Balkenende) en HvJ EU 23 oktober 2014, ECLI:EU:C:2014:2320 (
Haeger & Schmidt/Mutuelles de Mans assurances IARD e.a.). in verbinding met punt 22 van de considerans van Rome I-Vo.
Een overeenkomst die de organisatie van het vervoer van dat goed betreft is geen goederenvervoerovereenkomst in de zin van artikel 5 lid 1 Rome I-Vo, en het daarop toe te passen recht volgt uit de gewone verwijzingsregels van Rome I Vo.
5.29.
Partijen zijn het erover eens dat de afspraken tussen Billaud en West (en diens collega Martyn Lawns) tot doel hadden dat containerruimte werd geboekt aan boord van schepen opdat containers over zee zouden worden vervoerd naar Rotterdam. DHL France zou geen eigen vervoermiddelen inzetten, een derde zou als (feitelijk) vervoerder optreden. Het boeken van ruimte bij een zeevervoerder kan zowel bij een optreden als (contractueel) vervoerder als bij een rol als expediteur passen. Uit de stukken blijkt dat DHL France bij het aanbieden van meerdere afvaartopties heeft aangeboden om het tarief voor de duurdere afvaart gelijk te maken aan dat van de goedkopere afvaart. West maakt in zijn mail van 22 juni 2021 ook een vergelijking met ‘
our last charter’ en biedt aan de
destination costsgelijk te maken voor beide loshavens. Dat is taalgebruik dat beter past bij een rol als vervoerder. Een expediteur treedt normaal gesproken slechts als doorgeefluik op en grijpt niet zelf in in de tarieven. Vervolgens zijn hoofdzakelijk vrachtgelden en bijkomende kosten gefactureerd over het aantal vervoerde containers, en niet bijvoorbeeld een (
all-in) expediteursloon/commissie. DHL France heeft kennelijk zelf de foutvrachtrekening van de feitelijk zeevervoerder ontvangen voor de [schip 1] en deze gedragen. Dit alles wijst meer op een positie als vervoerder dan op die van expediteur.
Dit betekent dat de rechtbank de verwijzingsregels dat de rechtbank artikel 5 Rome I-Vo toepast vanuit de veronderstelling dat sprake is van een vervoerovereenkomst.
5.30.
Artikel 5 Rome I Vo leidt tot toepasselijkheid van het Nederlandse recht, omdat dat het recht van de overeengekomen plaats van aflevering is. Gesteld noch gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gedaan overeenkomstig artikel 3 Rome I Vo. Ook het geval dat de gewone verblijfplaats van DHL France is gelegen in hetzelfde land als de plaats van ontvangst of de plaats van aflevering of de gewone verblijfplaats van de verzender doet zich niet voor
.Ook het bepaalde in lid 3 van artikel 5 Rome I-Vo maakt dat niet anders, omdat de overeenkomst geen kennelijk nauwere band in de zin van die bepaling heeft met een ander land dan Nederland.
5.31.
Ook naar Nederlands recht ziet de rechtbank de door DHL France en SunPower Switzerland gesloten overeenkomst als een vervoerovereenkomst, om dezelfde redenen als genoemd in r.o. 5.29.
5.32.
De conclusie is dat de rechtbank wat betreft de vordering van DHL France tegen SunPower Switzerland in beginsel bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 5 onderdeel 1 sub b tweede streepje EVEX II.
De forumkeuze in de MLSA
5.33.
De hierboven vastgestelde bevoegdheid moet echter wijken als tussen DHL France en SunPower Switzerland een exclusieve forumkeuze is overeengekomen. In dit geval is niet gesteld of gebleken dat een forumkeuze is gedaan voor een gerecht in een EVEX II- of Brussel I bis-Vo-staat. SunPower c.s. stellen dat een forumkeuze is gedaan voor gerechten in Noord-Californië in de Verenigde Staten. Het beoordelingskader is dan te vinden in artikel 8 leden 2, 5 en 6 Rv:
“2 De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht indien partijen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, bij overeenkomst een rechter of de rechter van een vreemde staat bij uitsluiting hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van die rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan.
(...)
5 Een overeenkomst als bedoeld in het eerste of het tweede lid wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat een dergelijk beding bevat of dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, mits dat geschrift door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
6 Een overeenkomst als bedoeld in het eerste of het tweede lid dient als een afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd en beoordeeld. De aangewezen rechter is bevoegd te oordelen over de rechtsgeldigheid van de hoofdovereenkomst waarvan een overeenkomst als bedoeld in het eerste of het tweede lid deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft.”
5.34.
SunPower c.s. stellen dat tussen SunPower Switzerland en DHL France een forumkeuzeovereenkomst geldt. Deze zou zijn neergelegd in de MLSA, een raamovereenkomst die op 1 mei 2019 is gesloten door enerzijds de Mexicaanse vennootschap DHL Global Forwarding Mexico S.A. (hierna: DHL Mexico) “
on behalf of itself and its Affiliates” en anderzijds de Delaware vennootschap SunPower Corporation. Op zichzelf is niet in geschil dat in artikel 15.2 van de MLSA een exclusieve forumkeuze voor een Amerikaanse rechter is opgenomen:
“Any action relating to the Agreement will be brought in the Municipal of Superior Court of the County of Santa Clara, California, of if under federal jurisdiction, in the U.S. District Court for the Northern District of California and the parties hereby submit to the jurisdiction of such courts, and waive any venue objections thereto.”
5.35.
DHL France heeft uiteindelijk erkend dat zij (voorafgaande aan de onderhavige zaak) partij is (geworden) bij de MLSA, zodat haar gebondenheid aan dit beding vast staat. Zij betwist echter dat SunPower Switzerland zich op dit beding kan beroepen.
5.36.
SunPower c.s. stellen de MLSA (ook) is gaan gelden voor SunPower Switzerland. Zij stellen dat sprake is van cessie (
assignment) door SunPower Corporation aan Maxeon Solar Technologies Ltd. en al haar dochtervennootschappen. Ter onderbouwing van deze cessie van 8 juni 2020 beroepen SunPower c.s. zich uitsluitend op een als productie 6 in het geding gebrachte brief van een medewerker van SunPower Corporation aan de CEO van DHL Mexico, waarop die CEO zijn handtekening heeft gezet. Deze brief luidt, voor zover relevant:
(…)
5.37.
De rechtbank begrijpt uit deze brief dat SunPower Corporation instemming van DHL Mexico heeft gevraagd om in te stemmen met een voorgenomen aan Maxeon Solar Technologies Ltd. of één van haar dochtervennootschappen. De handtekening namens DHL Mexico wijst erop dat die instemming is verkregen. De eigenlijke cessie blijkt echter niet uit deze brief, laat staan dat blijkt van een cessie aan SunPower Switzerland. De verdere stellingen en stukken van SunPower c.s. doen veeleer vermoeden dat er op enig moment is gecedeerd aan Maxeon Solar Technologies Ltd. Een cessie aan die vennootschap behelst niet tegelijkertijd ook cessies aan al haar dochtervennootschappen of aan SunPower Switzerland in het bijzonder. Overdraagbare vermogensrechten gaan bij overdracht over van het ene vermogen in het andere, maar niet van het ene vermogen naar twee of meer andere vermogens tegelijkertijd. Het verzoek om in te stemmen met een cessie voorziet in dat verband expliciet een cessie aan Maxeon Solar Technologies Ltd.
oféén van haar dochtervennootschappen. Dat SunPower Switzerland een
subsidiaryvan Maxeon Solar Technologies Ltd. is, is niet genoeg om zich als cessionaris te kunnen beroepen op de forumkeuze in artikel 15.2 MLSA.
5.38.
Het beroep op de forumkeuze in de MLSA faalt dus op een gebrek aan voldoende onderbouwing.
Geen internationale bevoegdheid jegens SunPower France
5.39.
DHL France heeft onvoldoende haar subsidiaire standpunt onderbouwd dat niet SunPower Switzerland maar SunPower France haar contractuele wederpartij is. Dat [naam 2] is opgetreden namens SunPower France volgt onvoldoende uit de stellingen van DHL France en evenmin uit de stukken, terwijl geen andere feiten zijn gebleken op grond waarvan DHL France SunPower France als debiteur mocht beschouwen. De rechtbank is dus naar het op deze gestelde rechtsverhouding toe te passen artikel 7 onderdeel 1 sub b tweede streepje Brussel l-bis-Vo niet bevoegd om kennis te nemen van de vordering van DHL France tegen SunPower France.
Conclusie
5.40.
De rechtbank is bevoegd ten aanzien van de vordering tegen SunPower Switzerland en onbevoegd ten aanzien van de vordering tegen SunPower France. De vordering tot onbevoegdverklaring zal dus wat SunPower Switzerland betreft worden afgewezen. Ten aanzien van SunPower France zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren.
Proceskosten
5.41.
SunPower c.s. wordt ten dele in het gelijk en ten dele in het ongelijk gesteld. De rechtbank zal de proceskosten in het incident wat betreft het salaris advocaat compenseren, in die zin dat beide zijden de eigen kosten dragen. Voor een vergoeding voor griffierecht aan SunPower France ziet de rechtbank geen aanleiding, nu zij samen met SunPower Switzerland procedeert en eenmaal griffierecht heeft voldaan voor de behandeling van de zaak als geheel. Nu de procedure nog voortduurt ten aanzien van SunPower Switzerland zal over het griffierecht worden beslist in het eindvonnis in de hoofdzaak tegen SunPower Switzerland.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vordering af wat betreft SunPower Switzerland;
6.2.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering tegen SunPower France;
6.3.
verstaat dat de proceskosten in het incident zijn beperkt tot het salaris advocaat en compenseert deze kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak tegen SunPower Switzerland
6.4.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 22 januari 2025voor conclusie van antwoord;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
901/1885