ECLI:NL:RBROT:2024:10986

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
C/10/660928 / HA ZA 23-549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en tegenvordering tot schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, vordert eiseres Fedepal B.V. betaling van onbetaalde facturen van in totaal € 63.536,80 van gedaagde Binnenmaas Vastgoed B.V. Fedepal heeft werkzaamheden verricht op verschillende adressen, waarvoor zij facturen heeft gestuurd. Binnenmaas heeft deze facturen niet volledig betaald en heeft een tegenvordering ingesteld voor schadevergoeding van € 49.554,45, die zij stelt te hebben geleden door nalatigheid van Fedepal. De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 vonnis gewezen. De rechtbank oordeelt dat Fedepal voldoende bewijs heeft geleverd dat er overeenkomsten zijn gesloten voor de gefactureerde werkzaamheden. Binnenmaas heeft niet onderbouwd dat de overeenkomsten mondeling zijn ontbonden en heeft ook niet aangetoond dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd. De rechtbank wijst de vordering van Fedepal grotendeels toe en wijst de tegenvordering van Binnenmaas af. Fedepal heeft recht op wettelijke handelsrente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden ook aan Binnenmaas opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/660928 / HA ZA 23-549
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
FEDEPAL B.V.,
gevestigd in Den Haag,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Verbeeke te Gouda,
tegen
BINNENMAAS VASTGOED B.V.,
gevestigd in Mijnsheerenland (gemeente Hoeksche Waard),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A.Th. van den Berg te Rotterdam, die zich op 25 september 2024 heeft onttrokken.
Partijen worden hierna Fedepal en Binnenmaas genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 juni 2023, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;
  • de brieven van de rechtbank van 6 november 2023 en 27 februari 2024, met een oproep voor een mondelinge behandeling op -uiteindelijk- 29 augustus 2024;
  • de brief van de rechtbank van 15 januari 2024, met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling;
  • de akte overleggen producties tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties 6 tot en met 14;
  • de mondelinge behandeling van 29 augustus 2024 en de daarbij door Fedepal overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Mr. Van den Berg heeft op 28 augustus 2024 per e-mail laten weten dat Binnenmaas en hijzelf niet bij de mondelinge behandeling van 29 augustus 2024 zouden zijn. Naar aanleiding van dit bericht heeft de rechtbank diezelfde dag per e-mail aan partijen meegedeeld dat zij daarin geen aanleiding zag om de zitting nog een keer te verplaatsen, de zitting dus doorging en de rechter uit het niet verschijnen van een partij de gevolgtrekking kan maken die hem geraden acht. Binnenmaas en haar advocaat waren niet aanwezig op de zitting.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald. Mr. Van den Berg heeft zich op 25 september 2024 onttrokken als advocaat van Binnenmaas.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Fedepal heeft Binnenmaas facturen gestuurd voor werkzaamheden die zij op verschillende adressen zou hebben verricht. Binnenmaas heeft die facturen niet volledig betaald. Daarom vordert Fedepal in deze procedure betaling van het nog openstaande bedrag van € 63.536,80 plus wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Binnenmaas is het daar niet mee eens. Daarnaast heeft zij een tegenvordering ingesteld: Binnenmaas vordert een schadevergoeding van € 49.554,45 (plus wettelijke (handels)rente) voor schade die zij door Fedepal zou hebben geleden. Fedepal is het op haar beurt niet eens met die tegenvordering. De rechtbank wijst de vordering van Fedepal grotendeels toe en de tegenvordering van Binnenmaas af. Deze beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

in conventie

Binnenmaas moet € 63.536,80 aan Fedepal betalen
3.1.
Fedepal vordert betaling van het openstaande bedrag op de facturen van
€ 63.536,80 (nakoming). De rechtbank wijst deze vordering toe en legt hierna uit waarom.
3.2.
Volgens Fedepal heeft Binnenmaas haar opdracht gegeven om de gefactureerde werkzaamheden te verrichten. Binnenmaas betwist dit, behalve ten aanzien van de werkzaamheden op drie adressen (zie 3.3). De eerste vraag die dus beantwoord moet worden is of partijen overeenkomsten hebben gesloten voor de gefactureerde werkzaamheden. De rechtbank oordeelt van wel. Daarbij vindt zij het volgende van belang. Fedepal heeft in haar akte overleggen producties en tijdens de zitting, mede aan de hand van door haar overgelegde e-mails, toegelicht dat Binnenmaas haar telefonisch en/of per e-mail opdracht heeft gegeven om de werkzaamheden te verrichten. Zij heeft per project weergegeven waaruit de werkzaamheden bestonden. Daarmee heeft zij haar stelling voldoende onderbouwd. Binnenmaas daarentegen heeft haar betwisting helemaal niet onderbouwd, ook niet naar aanleiding van de hiervoor genoemde toelichting van Fedepal. Daarbij komt dat Fedepal stelt – en dat is door Binnenmaas niet weersproken – dat de facturen zien op werkzaamheden bij meer dan dertig adressen. Het is moeilijk voorstelbaar dat Fedepal deze werkzaamheden zou hebben uitgevoerd zonder daarvoor opdracht te hebben gekregen. Als Binnenmaas geen opdracht zou hebben gegeven voor die werkzaamheden, had het bovendien op haar weg gelegen om te protesteren tegen de facturen. Fedepal heeft onweersproken gesteld dat Binnenmaas dat nooit heeft gedaan, behalve tegen de factuur met nummer 2022-064 die als gevolg daarvan door Fedepal is aangepast. Tot slot heeft Binnenmaas zelfs (deel)betalingen verricht op de facturen. Partijen hebben dus overeenkomsten gesloten voor de gefactureerde werkzaamheden. Die kunnen, gelet op werkzaamheden (waaronder sloopwerkzaamheden), worden gekwalificeerd als aannemingsovereenkomsten (artikel 7:750 lid 1 BW).
3.3.
Binnenmaas voert verder als verweer dat zij de overeenkomsten met betrekking tot de [adres 1], [adres 2] en [adres 3] mondeling heeft ontbonden. De werkzaamheden daar zijn niet door Fedepal uitgevoerd, maar door een derde vanwege nalaten van Fedepal, aldus Binnenmaas. Dit verweer slaagt niet. Volgens artikel 6:267 lid 1 BW kan een overeenkomst alleen schriftelijk, dus niet mondeling, worden ontbonden. Binnenmaas heeft niet aangevoerd dat partijen hierover andere afspraken hebben gemaakt. Bovendien heeft Binnenmaas onvoldoende gesteld in het kader van dit verweer. Zo heeft zij niet aangegeven wanneer die overeenkomsten zouden zijn ontbonden en waarom (waar het nalaten van Fedepal uit bestaat). Dat kan zonder nadere toelichting ook niet uit de door Binnenmaas overgelegde stukken worden afgeleid. Daarnaast betwist Binnenmaas wel dat Fedepal werkzaamheden op deze adressen heeft verricht, maar zij onderbouwt dit totaal niet. Dat is gelet op de stellingen van Fedepal dat Binnenmaas voor de werkzaamheden op twee van de drie adressen substantiële deelbetalingen heeft verricht en niet tegen de facturen heeft geprotesteerd, onvoldoende.
3.4.
Binnenmaas voert ook aan dat de uitgevoerde werken niet deugdelijk zijn (op)geleverd. Daarbij gaat het volgens Binnenmaas in ieder geval, maar niet uitsluitend, om de werkzaamheden aan de [adressenblok 1]. Ook dit verweer slaagt niet. Binnenmaas heeft hiervoor wederom onvoldoende gesteld. Zo heeft zij niet aangegeven wat er dan niet deugdelijk was en heeft zij ook niet aangevoerd dat zij Fedepal hiervoor in gebreke heeft gesteld.
3.5.
Dit betekent dat Binnenmaas voor de gefactureerde werkzaamheden moet betalen. Fedepal heeft onweersproken gesteld dat zij met Binnenmaas prijzen is overeengekomen, die zij vervolgens heeft gefactureerd. Fedepal heeft daarbij toegelicht dat de vaste prijs voor de mutatiewoningen door Binnenmaas is bepaald en Fedepal die heeft geaccepteerd en dat de uurtarieven voor de sloop- en schoonmaakwerkzaamheden in samenspraak tot stand zijn gekomen. De rechtbank gaat dus uit van de gefactureerde bedragen, in totaal: € 92.920,30. Fedepal heeft daar ook geen verweer tegen gevoerd. Vaststaat dat Binnenmaas € 29.383,50 heeft betaald. Het gevorderde bedrag van € 63.536,80 is dus toewijsbaar.
Wettelijke handelsrente
3.6.
Fedepal vordert daarnaast wettelijke handelsrente: (1) een bedrag van € 5.491,88 aan wettelijke handelsrente berekend vanaf de vervaldata van de facturen tot 8 juni 2023 en (2) de nog te berekenen wettelijke handelsrente vanaf die datum tot de dag van volledige betaling. Deze vordering wordt toegewezen. Omdat het om handelsovereenkomsten gaat en Binnenmaas de facturen niet binnen de betalingstermijnen heeft voldaan, is zij wettelijke handelsrente verschuldigd (artikel 6:119a lid 1 BW). Binnenmaas heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag en de periode waarover de wettelijke handelsrente wordt gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
Fedepal vordert € 9.530,52 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank wijst een bedrag van € 1.465,29 toe. Fedepal vordert (primair) vergoeding van de incassokosten die zij aan haar incassogemachtigde verschuldigd is (15% van de hoofdsom). In dit geval is echter het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing, op basis waarvan niet de werkelijke kosten, maar de daarin vastgestelde tarieven worden vergoed. Niet gesteld of gebleken is dat Fedepal en Binnenmaas een hiervan afwijkende afspraak hebben gemaakt. Wat Fedepal en haar incassogemachtigde hebben afgesproken over de incassokosten is in de relatie tussen Fedepal en Binnenmaas niet van belang. De rechtbank past dus het Besluit toe. Fedepal heeft met de overlegging van diverse aanmaningen voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, dus heeft zij recht op een vergoeding daarvoor. Het gevorderde bedrag is hoger dan het toepasselijke tarief uit het Besluit. De rechtbank wijst het bedrag dan ook toe tot het wettelijke tarief, wat Fedepal subsidiair ook vordert.
Proceskosten
3.8.
Binnenmaas is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Fedepal (exclusief nakosten) worden begroot op:
- dagvaarding € 123,15
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat €
2.428,00(2 punten × tarief € 1.214,00)
Totaal € 5.388,15
in reconventie
Fedepal hoeft geen schadevergoeding aan Binnenmaas te betalen
3.9.
Binnenmaas vordert allereerst € 32.670,00 aan schadevergoeding voor schade die Fedepal zou hebben veroorzaakt aan Granito trapranden bij het project [adressenblok 2]. Deze vordering wordt afgewezen. Fedepal heeft gemotiveerd betwist dat zij aansprakelijk is voor de gestelde schade aan de trapranden. Zij heeft aangevoerd dat toen Binnenmaas aangaf dat de granitovloer niet beschadigd mocht raken, Fedepal heeft gereageerd dat schade niet voorkomen kon worden omdat er werd gewerkt met zware sloopgereedschappen. Binnenmaas wilde toen proberen of schade voorkomen kon worden door tussen de granitovloer en tegels te slijpen. Dat heeft Fedepal geprobeerd, maar zonder het gewenste resultaat. Zij heeft zo voorzichtig mogelijk gewerkt, aldus Fedepal. Binnenmaas heeft hierop niet gereageerd. Binnenmaas heeft ook niet aangegeven wat Fedepal ‘fout’ zou hebben gedaan waardoor zij aansprakelijk is en Binnenmaas heeft ook de door haar gevorderde schade niet geconcretiseerd. Binnenmaas heeft dus onvoldoende gesteld.
3.10.
Binnenmaas vordert daarnaast € 16.884,45 aan schadevergoeding, omdat zij dat bedrag door het nalaten van Fedepal op de projecten waarvoor wel een aannemingsovereenkomst is gesloten niet aan de opdrachtgever kon facturen. Deze vordering wordt ook afgewezen, simpelweg omdat Binnenmaas daarvoor (eveneens) onvoldoende heeft gesteld. Zij heeft niet toegelicht waaruit het nalaten van Fedepal dan bestond en zij heeft ook niet aangevoerd dat zij Fedepal daarvoor in gebreke heeft gesteld. Als Fedepal al iets fout heeft gedaan, dan is zij in ieder geval niet in verzuim.
Proceskosten
3.11.
Binnenmaas is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Fedepal (exclusief nakosten) worden begroot op
€ 1.214,00 (1,0 punt × tarief € 1.214,00). De rechtbank rekent 0,5 punt voor de conclusie van antwoord in reconventie en 0,5 punt voor de mondelinge behandeling, omdat de tegenvorderingen van Binnenmaas voortvloeien uit het verweer in conventie.
in conventie en in reconventie
Nakosten / proceskosten
3.12.
De nakosten voor conventie en reconventie samen worden begroot op € 278,00 (exclusief de eventuele verhoging zoals vermeld in de beslissing). Daarmee worden de proceskosten van Fedepal in totaal begroot op € 6.880,15 (zie 3.8 en 3.11).

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt Binnenmaas tot betaling aan Fedepal van € 69.028,68, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over € 63.536,80 vanaf 8 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt Binnenmaas tot betaling aan Fedepal van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.465,29,
4.3.
verklaart de veroordelingen onder 4.1 en 4.2 uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
4.6.
veroordeelt Binnenmaas in de proceskosten van € 6.880,15, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Binnenmaas niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Binnenmaas € 92,00 extra betalen plus de kosten van betekening,
4.7.
verklaart de kostenveroordeling onder 4.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.
3726/1918