ECLI:NL:RBROT:2024:10985

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
83/042767-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf wegens het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk met fatale gevolgen

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan een medeverdachte, wat heeft geleid tot de fatale gevolgen voor een derde persoon. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben en verkopen van professioneel vuurwerk, wat schadelijk is voor de gezondheid. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden en een taakstraf van 240 uur, maar de rechtbank oordeelde dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, maar verklaarde het tweede feit bewezen. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 120 uur opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leven en de impact van de zaak op hem. De rechtbank oordeelde dat de straffen moesten worden opgelegd ter vergelding en om recht te doen aan de ernst van het bewezenverklaarde. Daarnaast werden de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de causaliteit tussen de handelingen van de verdachte en de schade complex was en nader onderzoek vereiste. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer, wat leidde tot een zorgvuldige afweging van de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/042767-23
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda, waarnemend voor mr. S. Arts.

1.Onderzoek op de zitting

Gelet is op het onderzoek op de zitting van 15 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij in professioneel vuurwerk heeft gehandeld dat schadelijk is voor leven en gezondheid en de schadelijkheid heeft verzwegen, terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dat vuurwerk schadelijk is. Daarnaast wordt hem de handel in vuurwerk verweten.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis bij niet uitvoering van de taakstraf.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft gevaarlijke waren, professioneel vuurwerk, te weten meerdere stuks shells, geleverd aan de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Hij heeft [medeverdachte] niet gewaarschuwd voor de gevaren voor de gezondheid en het leven, met als gevolg dat [slachtoffer] is overleden.
4.1.2.
Beoordeling
In artikel 174 Wetboek van Strafrecht (Sr) is strafbaar gesteld het verkopen, te koop aan bieden, afleveren of uitdelen van waren die schadelijk zijn voor het leven of de gezondheid zonder daarvan melding te maken terwijl de dader weet dat die waren schadelijk zijn.
Op 2 november 2022 heeft [medeverdachte] de verdachte via Whatsapp gevraagd of er nog shells in de aanbieding waren. Op 12 november 2022 heeft de verdachte hem in een bericht laten weten dat hij 72 3” shells had. Begin december 2022 heeft [medeverdachte] 3’’ shells van de verdachte gekocht.
Uit onderzoek is gebleken dat deze shells waren voorzien van snellont, dat een zeer hoge brandsnelheid heeft. Bij het aansteken van snellont volgt de ontsteking van de uitstootlading van de shell vrijwel onmiddellijk. Als de shell in een mortier wordt ontstoken, zal deze direct en met kracht uit de mortier worden geschoten. Dit kan gevaar opleveren voor personen die zich op het moment van ontsteken in de directe omgeving van de mortier bevinden.
Uit het dossier en de bespreking van de zaak op de zitting blijkt niet dat de verdachte wist dat de shells voorzien waren van snellont. Daardoor was hij niet op de hoogte van de schadelijke eigenschappen van deze shells die hij geleverd heeft. Dit heeft tot gevolg niet kan worden bewezen dat hij de schadelijkheid van deze shells, voor [medeverdachte] heeft verzwegen.
De rechtbank heeft niet beoordeeld of de verdachte de schadelijkheid van de shells die hij [medeverdachte] heeft verkocht, redelijkerwijs had moeten vermoeden. Het ‘weten’ zoals opgenomen in artikel 174 Sr vereist meer dan een redelijkerwijs vermoeden.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2:
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij, op 12 december 2022, te Alblasserdam,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- Shells en
- knalvuurwerk (Thunderstrike)
voorhanden heeft gehad en aan [medeverdachte] ter beschikking heeft gesteld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft professioneel vuurwerk voorhanden gehad en als vriendendienst aan [medeverdachte] geleverd.
Het is algemeen bekend dat professioneel vuurwerk ernstig gevaar voor de gezondheid van mens en dier kan opleveren en grote schade kan aanrichten aan goederen, als het ondeskundig wordt ontstoken. Het is dan ook verboden voor consumenten om dit vuurwerk voorhanden te hebben. Professioneel vuurwerk mag alleen worden verhandeld aan personen met gespecialiseerde kennis die gerechtigd zijn vuurwerk op te slaan of af te steken. De verdachte heeft zich op geen enkele manier verdiept in het vuurwerk dat hij aan [medeverdachte] heeft gegeven. Die verantwoordelijkheid rustte wel op de verdachte, ongeacht of [medeverdachte] dit soort vuurwerk vaker had afgestoken.
Het gevaar dat het ondeskundig afsteken van de door de verdachte geleverde shells kon hebben voor de gezondheid, heeft zich in deze zaak verwezenlijkt. Bij de ontsteking van één van de shells is [slachtoffer] omgekomen. De dood van [slachtoffer] heeft geleid tot immens verdriet bij diens partner, zus en ouders. Uit de voorgedragen slachtofferverklaringen ter zitting blijkt - onder andere - dat de partner van [slachtoffer] -tevens de zus van de verdachte- klem zit tussen iedereen en het, ondanks therapieën en rouwverwerking, zwaar heeft. Tevens volgt uit de slachtofferverklaringen dat de toekomst van de zus van [slachtoffer] nooit meer compleet zal zijn omdat zij daarin haar tweelingbroer moet missen, en dat zijn moeder voor altijd moeder zal zijn van twee kinderen maar een Moederdag niet meer met twee kinderen kan vieren. De vader van [slachtoffer] moet eerst drie keer knipperen met zijn ogen als hij naar een foto kijkt van zijn zoon zodat het beeld van een geëxplodeerd gezicht verdwijnt en hij Daniëls mooie gezicht weer kan zien. Duidelijk is dat allen dagelijks veel lijden onder dit verlies en onder de leegte die daardoor in hun leven is ontstaan. Het leren leven met dit verlies is een moeilijk en pijnlijk proces.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Rapportage
Volgens het rapport van Reclassering Nederland van 13 september 2024 heeft de verdachte zijn leven op orde. Hij woont samen met zijn partner en hun dochtertje, heeft een stabiel inkomen en geen schulden. Er is geen financieel motief of andere factor die voor vrees zorgen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. De verdachte heeft last van pijn- en schuldgevoelens en staat open voor herstelbemiddeling met de nabestaanden. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.3.2.
Strafoplegging
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte] . Dit is ontoelaatbaar en dient dan ook te worden bestraft. Gezien de ernst van het feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zou de oplegging van een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel passend kunnen zijn. De rechtbank zal hier in dit geval van afzien. De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf onder meer de proceshouding van de verdachte mee. De rechtbank heeft op de zitting gezien dat de verdachte zich bewust is van het leed dat de nabestaanden is aangedaan en van het verdriet dat zij doormaken. De verdachte heeft laten zien dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet. Tevens heeft de rechtbank gezien dat de onderhavige zaak ook op de verdachte grote impact heeft.
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank is van oordeel dat vanuit het oogpunt van een afschrikwekkende werking en normhandhaving als signaal, de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank zal ter vergelding en om recht te doen aan de ernst van het bewezenverklaarde de verdachte een taakstraf van aanmerkelijke duur opleggen. Mede door het vrijspreken van feit 1 zal een lagere taakstraf worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij 1]ter zake van de onder 1 en 2 ten laste strafbare gelegde feiten. De benadeelde partij vordert wegens immateriële schade ter zake van schockschade en affectieschade primair een vergoeding van in totaal € 40.000,- en subsidiair een vergoeding van € 37.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het incident.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 2]: ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde strafbare feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 40.000,- aan immateriële schade ter zake van schockschade en affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij 3]ter zake van de onder 1 en 2 ten laste strafbare feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 20.000,- aan immateriële schade ter zake van affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de toewijzing van de vorderingen en heeft zich ten aanzien van de hoogte van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair bepleit tot afwijzing van de vorderingen wegens het ontbreken van causaliteit dan wel deze niet ontvankelijk te verklaren vanwege een onevenredige belasting van het strafproces.
8.3.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte] . Uit het dossier en het verhandelde op de zitting is gebleken dat [medeverdachte] en [slachtoffer] samen één van de door de verdachte geleverde shells gingen afsteken. [medeverdachte] heeft het (snel)lont van de shell aangestoken zonder dat hij gekeken heeft waar [slachtoffer] op dat moment was. De shell is in zijn gezicht ontploft. Hij is aan de gevolgen hiervan overleden.
De verdachte kan aansprakelijk worden gehouden voor de schade van de benadeelde partijen indien er een direct verband is tussen het ter beschikking stellen van de shell en de dood van [slachtoffer] . Hiervan kan sprake zijn wanneer de verdachte er rekening mee moest houden dat [medeverdachte] het vuurwerk zou afsteken zoals hij dat gedaan heeft en het dodelijke ongeval in zoverre voorzienbaar was.
De beantwoording van de vraag naar de causaliteit tussen het ter beschikking stellen van het vuurwerk en de dood van [slachtoffer] is, gezien de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting, complex. De beoordeling van de vorderingen van de benadeelde partijen zal nader onderzoek vergen, wat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vorderingen van de benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr., de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan en verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 of onder 2 meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft dat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in ieders vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Klomp, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de oudste rechter zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij,
in of omstreeks de periode van 12 december 2022 tot en met 18 december 2022, te
Alblasserdam, in elk geval in Nederland,
waren, te weten professioneel vuurwerk (één of meer stuks Shells) heeft verkocht
en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat die waren voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk
karakter heeft verzwegen,
terwijl dit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(Art. 174 lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
(art 174 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 174 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
Hij,
op of omstreeks 12 december 2022, te Alblasserdam, in elk geval te Nederland,
opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- één of meer stuk(s) Shells en/of
- één of meer stuk(s) knalvuurwerk (Thunderstrike)
voorhanden heeft gehad en/of aan [medeverdachte] ter beschikking heeft gesteld;
(art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit )
Herstelvonnis
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 83-042767-23
Op 29 oktober 2024 heeft de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, een vonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda, waarnemend voor mr. S. Arts.
Na de uitspraak is gebleken dat in de strafmotivering op pagina 3 van het vonnis een
kenbare fout bevat die zich leent voor eenvoudig herstel.
Op pagina 3 van het vonnis staat:
Uit de voorgedragen slachtofferverklaringen ter zitting blijkt - onder andere - dat de partner van [slachtoffer] -tevens de zus van de verdachte- klem zit tussen iedereen en het, ondanks therapieën en rouwverwerking, zwaar heeft,
terwijl evident dit moet zijn:
Uit de voorgedragen slachtofferverklaringen ter zitting blijkt - onder andere - dat de partner van [slachtoffer] -tevens de zus van
de medeverdachte [medeverdachte]- klem zit tussen iedereen en het, ondanks therapieën en rouwverwerking, zwaar heeft.
De strafmotivering van het vonnis zal daarom bij deze beslissing worden hersteld.
Beslissing
De rechtbank:
- herstelt de kennelijke fout in de strafmotivering als volgt;
-tevens de zus van de verdachte- vervalt:
en daarvoor komt in de plaats:
-tevens de zus van de medeverdachte [medeverdachte] ;
- beveelt de griffier deze beslissing aan te tekenen op en te hechten aan het origineel van het vonnis dat is hersteld.
Dit herstelvonnis is op 29 oktober 2024, gewezen door mr. J.J. Klomp, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier.
De jongste rechter en de oudste rechter zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.