ECLI:NL:RBROT:2024:10984

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
11248522 CV EXPL 23-3616
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering in conventie en afwijzing in reconventie inzake overeenkomst van opdracht voor het opstellen van een tekst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Let The Brand Out B.V. en [persoon A]. Let The Brand Out vorderde betaling van een factuur van € 2.608,76 voor het opstellen van een tekst waarin de missie, visie en kernwaarden van een klant werden beschreven. [persoon A] betwistte de kwaliteit van de geleverde diensten en vorderde in reconventie een schadevergoeding van € 2.994,75 voor kosten die zij had gemaakt om de opdracht door een ander te laten uitvoeren.

De rechter oordeelde dat Let The Brand Out de opdracht naar behoren had uitgevoerd en dat [persoon A] niet in gebreke was gesteld, wat haar betalingsverplichting niet opheft. De vordering van Let The Brand Out werd toegewezen, en [persoon A] werd veroordeeld tot betaling van € 3.147,41, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. De vordering van [persoon A] in reconventie werd afgewezen, omdat zij niet had aangetoond dat Let The Brand Out in gebreke was gebleven. De proceskosten werden eveneens aan [persoon A] opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11248522 CV EXPL 24-3616
datum uitspraak: 7 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Let The Brand Out B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
[persoon A] h.o.d.n. [handelsnaam A],
woonplaats: [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Let The Brand Out’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 augustus 2024, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • het antwoord in reconventie;
  • de brief van [persoon A] van 18 september 2024.
1.2.
Op 8 oktober 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [persoon B] namens Let The Brand Out;
  • [persoon C] namens Let The Brand Out;
  • de gemachtigde van Let The Brand Out;
  • [persoon A] .

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Let The Brand Out in opdracht van [persoon A] een tekst zou schrijven en aanleveren waarin de missie, visie en kernwaarden worden beschreven van Zonnepanelenophetdak, een klant van [persoon A] .
2.2.
Op 16 maart 2023 heeft [persoon C] namens Let The Brand Out het eerste concept voor de tekst naar [persoon A] gestuurd. Omdat de klant van [persoon A] niet enthousiast was over het concept, omdat dit te weinig onderscheidend vermogen zou hebben ten opzichte van de concurrenten, heeft [persoon A] aan [persoon C] een aangepaste versie verzocht. Op 21 maart 2023 heeft [persoon C] een tweede concept aangeleverd.
2.3.
Op 21 oktober 2023 heeft [persoon B] namens Let The Brand Out een mail gestuurd naar [persoon A] waarin zij verzoekt om samen de uitgevoerde opdracht te evalueren. Daarna heeft [persoon B] op 31 december 2023 de factuur van € 2.608,76 in rekening gebracht voor de uitgevoerde opdracht, maar [persoon A] heeft deze niet betaald.

3.De vorderingen

3.1.
Let The Brand Out vordert betaling van de factuur, te vermeerderen met wettelijke rente en incassokosten. [persoon A] is het daarmee niet eens, omdat de opdracht volgens haar niet goed is uitgevoerd. Daardoor heeft zij, naar zij stelt, iemand anders moeten inschakelen en zij vordert op haar beurt (in reconventie) dat Let The Brand Out de kosten daarvan ter hoogte van € 2.994,75 aan haar vergoedt. [persoon A] vordert ook een vergoeding voor de uren die zij heeft besteed aan deze zaak.

4.De beoordeling

In conventie en reconventie

4.1.
De vordering van Let The Brand Out wordt toegewezen en de vordering van [persoon A] wordt afgewezen. Dit betekent dat [persoon A] € 3.147,41 aan Let The Brand Out moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De vordering van Let The Brand Out
4.2.
Let The Brand Out heeft toegelicht dat zij niets meer van [persoon A] heeft vernomen nadat het tweede concept was aangeleverd en dat zij er daarom vanuit ging dat de opdracht naar tevredenheid was uitgevoerd. Aan het verweer van [persoon A] , dat zij [persoon C] telefonisch heeft gezegd dat de opdracht niet goed was uitgevoerd, wordt voorbij gegaan nu dit wordt betwist en [persoon A] heeft aangegeven dit niet te kunnen onderbouwen of bewijzen.
4.3.
Afgezien van de vraag of de opdracht goed is uitgevoerd, is dus niet gebleken dat [persoon A] heeft aangegeven aan Let The Brand Out dat het tweede concept niet voldeed. Let The Brand Out mocht er dan ook van uitgaan dat de opdracht volgens overeenkomst was uitgevoerd. Daarbij geldt dat de opdracht (het opstellen en aanleveren van een concept tekst waarin de missie, visie en kernwaarden worden beschreven) niet erg specifiek is en dat over een goed resultaat de smaken kunnen verschillen. [persoon A] had Let The Brand Out in gebreke moeten stellen, dat wil zeggen dat zij duidelijk had moeten aangeven, in principe schriftelijk, waarom de opdracht niet goed was uitgevoerd en zij had Let The Brand Out vervolgens een termijn moeten geven voor verbetering naar de instructies. Zo nodig had zij de overeenkomst daarna kunnen ontbinden, dat wil zeggen dat zij geen gebruik meer wilde maken van de diensten van Let The Brand Out. Nu [persoon A] dat niet heeft gedaan, is zij niet bevrijd van haar betalingsverplichting jegens Let The Brand Out.
De vordering van [persoon A]
4.4.
De vordering van [persoon A] op een vergoeding van door haar gestelde schade en kosten, geleden als gevolg van de door haar gestelde wanprestatie van Let The Brand Out, wordt afgewezen. Zij zou daar pas recht op kunnen hebben als zij met betrekking tot de uitvoering van de opdracht Let The Brand Out in gebreke had gesteld, zoals hiervoor uitgelegd. Omdat [persoon A] dat niet heeft gedaan, is Let The Brand Out niet in verzuim geraakt. Dat betekent dat [persoon A] geen recht heeft op een vergoeding van door haar gestelde schade en kosten, voor zover die al zouden worden vastgesteld.
Incassokosten
4.5.
De door Let The Brand Out gevorderde incassokosten van € 385,88 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
4.6.
De door Let The Brand Out gevorderde wettelijke handelsrente wordt toegewezen, omdat [persoon A] de factuur niet binnen de daarvoor geldende termijn heeft betaald en dus in verzuim is geraakt. Zij heeft de verschuldigdheid en hoogte hiervan ook niet betwist.
Proceskosten
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van [persoon A] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten in conventie die [persoon A] aan Let The Brand Out moet betalen op € 115,84 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht en € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,-). Gezien de nauwe verwevenheid van de vorderingen in conventie en reconventie worden de kosten in reconventie begroot op € 119,- (1 punt voor het antwoord in reconventie x € 238 x 0,5). Voor kosten die Let The Brand Out maakt na deze uitspraak moet [persoon A] een bedrag betalen van € 119,- . Dat is in totaal € 1.325,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Let The Brand Out dat eist en [persoon A] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

In conventie en in reconventie

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [persoon A] om aan Let The Brand Out te betalen € 3.147,41, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.608,76 vanaf 2 augustus 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, die aan de kant van Let The Brand Out worden begroot op € 1.325,84;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
53954