ECLI:NL:RBROT:2024:10982

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
11168944 VZ VERZ 24-5942
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van de vergadering van eigenaars over betaald parkeren en de gevolgen voor de VvE

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben verzoekers, eigenaren van appartementsrechten in Rotterdam, een verzoek ingediend om een besluit van de Vereniging van Eigenaren (VvE) te vernietigen. Dit besluit, genomen tijdens een vergadering op 27 mei 2024, betrof de invoering van betaald parkeren op het gemeenschappelijke parkeerterrein van het appartementencomplex. De verzoekers waren van mening dat de VvE niet het recht had om het parkeerterrein aan de gemeente te 'geven', terwijl zij verantwoordelijk bleef voor het onderhoud ervan. Ze vroegen ook om een vervangende machtiging om parkeerbeugels te plaatsen, zodat de parkeerplaatsen exclusief voor hen zouden zijn.

De kantonrechter heeft op 25 oktober 2024 geoordeeld dat het besluit van de VvE niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, zoals vastgelegd in artikel 2:15 BW. De rechter concludeerde dat de gekozen optie om betaald parkeren toe te laten op het terrein niet overduidelijk minder wenselijk was dan de alternatieven. De gemeente Rotterdam gaat betaald parkeren invoeren, wat betekent dat bewoners, ongeacht hun status als eigenaar of huurder, voor parkeren zullen moeten betalen. De kantonrechter oordeelde dat de VvE de belangen van alle bewoners in overweging had genomen en dat er geen misbruik van meerderheidsmacht was aangetoond.

Daarnaast werd het verzoek om vervangende machtiging afgewezen, omdat de vergadering van eigenaars al had besloten om het terrein niet af te sluiten. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, omdat de verzoekers begrijpelijke redenen hadden om hun verzoekschrift in te dienen, gezien de omstandigheden rond de vergadering en de agendapunten. De beslissing van de kantonrechter was dat de verzoeken werden afgewezen, maar dat iedere partij zijn eigen kosten zou dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11168944 VZ VERZ 24-5942
datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ;

2.
de heer/mevrouw [verzoeker 2] ;
3.
[verzoeker 3] ;
4.
[verzoeker 4] ;
5.
mevrouw [verzoeker 5] ;
6.
de heer en mevrouw [verzoeker 6] / [verzoeker 7] ;
7.
[verzoeker 8] ;
8.
de heer/ mevrouw [verzoeker 9] ;
9.
[verzoeker 10] ;
10.
[verzoeker 11] ;
11.
[verzoeker 12] ;
12.
mevrouw [verzoeker 13] ;
13.
[verzoeker 14]
14.
[verzoeker 15] ;
15.
[verzoeker 16] ;
16.
[verzoeker 17] ;
17.
de heer/mevrouw [verzoeker 18] ;
18.
[verzoeker 19]
19.
[verzoeker 20] ;
20.
[verzoeker 21] ;
21.
[verzoeker 22] ;
22.
[verzoeker 23] ;
23.
[verzoeker 24] ;
24.
[verzoeker 25]
25.
de heer [verzoeker 26] en mevrouw [verzoeker 27] ;
26.
[verzoeker 28] ;
27.
[verzoeker 29] ;
28.
mevrouw [verzoeker 30] ;
29.
[verzoeker 31] ;
30.
[verzoeker 32] .
woonplaats: Rotterdam,
verzoekers,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen
VvE [naam VvE] te Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.P. Litjens
en
[verweerder],
woonplaats: Rotterdam,
verweerder,
die zelf procedeert.
Alle leden van de VvE zijn belanghebbenden in deze zaak en als zodanig opgeroepen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 20 juni 2024), met bijlagen;
  • het verweerschrift van de VvE, met bijlagen;
  • het verweerschrift van [verweerder] ;
  • de spreekaantekeningen van [persoon A] , met bijlagen.
1.2.
Op 23 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 6] / [verzoeker 7] , [verzoeker 8] , [verzoeker 9] , [verzoeker 10] , [verzoeker 11] , [verzoeker 12] , [verzoeker 13] , [verzoeker 14] , [verzoeker 17] , [verzoeker 19] , [verzoeker 22] , [verzoeker 23] , [verzoeker 25] , [verzoeker 26] , [verzoeker 29] , [verzoeker 30] , [verzoeker 31] en [verzoeker 32] met hun gemachtigde [persoon A] ;
  • [persoon B] (namens Stichting Woonbron)
  • [persoon C] (namens Woonbron VvE Beheer, bestuurder van de VvE);
  • [persoon D] (namens Woonbron VvE Beheer);
  • mr. M.P. Litjens;
  • [verweerder] .

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Verzoekers zijn allemaal eigenaar van een appartementsrecht aan de [naam locatie] in Rotterdam. Als appartementseigenaars zijn zij (van rechtswege) lid van de VvE. De appartementen van verzoekers zijn gelegen in één van twee woongebouwen gelegen aan de [naam locatie] 1 t/m 191 (oneven) en 201 t/m 391 (oneven). De gebouwen en het terrein tussen de gebouwen zijn gesplitst in 192 appartementsrechten. 154 van deze appartementen zijn eigendom van Stichting Woonbron. Het gaat om sociale huurwoningen. De overige 38 appartementen zijn eigendom van ‘individuele eigenaren’. Verzoekers maken allemaal deel uit van de groep ‘individuele eigenaren’.
2.2.
Het terrein tussen de gebouwen is een parkeerterrein en behoort tot de gemeenschappelijke gedeeltes. Ook dit terrein is dus eigendom van de gezamenlijke eigenaren. Op dit terrein is plaats voor 115 auto’s. Bewoners van het complex parkeren ook op een parkeerterrein dat achter een van de gebouwen ligt (maar niet bij het gebouw hoort en dus geen eigendom is van de gezamenlijke eigenaren) en/of op straat.
2.3.
De gemeente Rotterdam is van plan om in de wijk betaald parkeren in te voeren. In de VvE is overlegd over wat er moet gebeuren met het parkeerterrein. Omdat het parkeerterrein niet genoeg plaats heeft om alle bewoners van het appartementencomplex daar te laten parkeren, ontstaat bij het invoeren van betaald parkeren hoe dan ook de situatie dat een deel van de bewoners buiten het terrein moet parkeren en dan voor dit parkeren zal moeten betalen aan de gemeente, al dan niet via een vergunning.
2.4.
Op 27 mei 2024 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden. De vergadering van eigenaars heeft toen besloten om het parkeerterrein niet af te sluiten, betaald parkeren toe te laten passen op het terrein en de handhaving over te laten aan de gemeente. Verzoekers zijn het met dit besluit niet eens. Zij vinden dat de VvE het parkeerterrein niet ‘weg mag geven’ aan de gemeente, waarbij de VvE aan de ene kant verantwoordelijk blijft voor het onderhoud van het terrein, de verlichting en het groen en aan de andere kant de bewoners aan de gemeente moeten betalen voor het parkeren, waar dan niets tegenover staat. Verzoekers vragen daarom om het besluit te vernietigen (artikel 5:130 BW en artikel 2:15 lid 1 BW). Zij vragen daarnaast een vervangende machtiging om op eigen kosten beugels te mogen plaatsen op het parkeerterrein ten behoeve van de individuele eigenaren, zodat de parkeerplaatsen met beugels niet meer door anderen dan de betreffende eigenaren gebruikt kunnen worden. Deze optie is op de vergadering van 27 mei 2024 ook aan de orde gekomen. De VvE vindt dat het besluit in stand moet blijven en wijst erop dat ook de meerderheid van de individuele eigenaren voor deze optie heeft gekozen en niet voor een van de aangedragen alternatieven.
2.5.
[verweerder] vindt dat verzoekers geen rekening houden met de belangen van de huurders. Hij wil dat het besluit van de VvE wordt gehandhaafd. Hij vraagt daarom het verzoek af te wijzen.
Het besluit wordt niet vernietigd
2.6.
De kantonrechter moet toetsen of het besluit van 27 mei 2024 in strijd is met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:15 lid 1 onder b BW). Zij vindt dat dit niet het geval is en wijst het verzoek om het besluit te vernietigen daarom af.
2.7.
Dat de gemeente Rotterdam betaald parkeren gaat invoeren, is iets dat vast staat. Dit heeft gevolgen voor de leden van de VvE en de huurders in het complex. Het eigen terrein van het gebouw heeft immers niet genoeg parkeerplaatsen om iedereen die een auto heeft een (vaste) plek te bieden. Dit betekent dat hoe dan ook (een deel van) de bewoners moet(en) gaan betalen voor parkeren zodra de gemeente dit heeft ingevoerd.
2.8.
De vergadering van eigenaars heeft naar verschillende mogelijkheden gekeken om met het betaald parkeren om te gaan. Er is uiteindelijk gestemd over vijf opties. Met een meerderheid van stemmen is gekozen voor de optie om betaald parkeren ook op het parkeerterrein toe te (laten) passen en de gemeente voor handhaving te laten zorgen. De kantonrechter oordeelt dat dit besluit alleen dan in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, als gezegd kan worden dat een van de andere opties (overduidelijk) veel meer voor de hand ligt dan de nu gekozen optie. Dat is niet het geval. Alle opties hebben voor- en nadelen en de kantonrechter vindt dat niet is gebleken dat één optie er duidelijk als de meest wenselijke uit springt. De gekozen optie betekent dat voor alle bewoners, zowel individuele eigenaren als huurders hetzelfde gaat gelden: iedereen zal een vergunning moeten aanvragen voor het parkeren en daarmee dezelfde kosten moeten maken. Daarom mocht de vergadering kiezen voor het betaald parkeren op het terrein. Dat de gemeente niet zal bijdragen aan onderhoud aan het parkeerterrein (groen, grijs en verlichting) staat nog niet vast. De VvE heeft erop gewezen dat hierover nog nadere afspraken gemaakt moeten worden. Dit blijkt ook uit een mail van de gemeente van 17 mei 2024.
2.9.
De kantonrechter oordeelt dat ook geen sprake is van misbruik van meerderheidsmacht door Woonbron. Ook de meerderheid van de individuele eigenaren die op de vergadering aanwezig waren hebben voor betaald parkeren op het terrein gekozen. Als de stemmen van Woonbron helemaal buiten beschouwing worden gelaten, was dus ook voor deze optie gekozen. Van een eigen belang van Woonbron bij de gekozen optie is niet gebleken. Woonbron moet opkomen voor de belangen van haar huurders. Deze zijn gebaat bij de gekozen optie waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de individuele eigenaren en de huurders.
De kantonrechter verleent geen vervangende machtiging
2.10.
Verzoekers hebben ook een vervangende machtiging gevraagd, voor het plaatsen van parkeerbeugels op het terrein. Deze machtiging komt erop neer dat alsnog uitvoering wordt gegeven aan een van de opties waarvoor de vergadering op 27 mei 2024 niet heeft gekozen. Hiervoor is overwogen dat de keuze van de vergadering om het terrein niet af te sluiten niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De vergadering mag dat besluit dus uitvoeren. Dit betekent dat er geen ruimte is voor het uitvoeren van een andere optie. De gevraagde machtiging wordt daarom niet verleend.
De kantonrechter compenseert de proceskosten
2.11.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden rond deze zaak reden om de proceskosten te compenseren. Verzoekers krijgen weliswaar ongelijk, maar de kantonrechter vindt het begrijpelijk dat zij in dit geval een verzoekschrift hebben ingediend. Eind april 2024 is een agenda voor de vergadering van 27 mei 2024 gezonden, waarop het parkeren niet stond geagendeerd. Ongeveer tien dagen voor de vergadering is een nieuwe agenda verzonden waaraan dit agendapunt was toegevoegd. Hierop stonden drie opties, waaronder de optie waar uiteindelijk voor is gekozen. De technische commissie heeft daarop nog twee andere opties ingebracht, waaronder die van het plaatsen van beugels. Er is dus een besluit genomen terwijl de verschillende opties niet ruim van tevoren aan alle leden zijn voorgehouden. Het is voorstelbaar dat verzoekers de optie van de parkeerbeugels nog eens goed hebben willen toelichten en de enige manier om dat te doen was door de zaak aan de kantonrechter voor te leggen. Daarom hoeven verzoekers geen proceskosten aan de VvE te betalen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de verzoeken af;
3.2.
compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909