ECLI:NL:RBROT:2024:10979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
11117711 CV EXPL 24-2363
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een overeenkomst tussen Beterbad Sanitair B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft Beterbad Sanitair B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde voor de betaling van twee facturen die voortvloeien uit een overeenkomst voor de levering en montage van een stoom- en nisdeur. De eerste factuur, gedateerd op 3 oktober 2022, bedraagt € 1.553,33, terwijl de tweede factuur, gedateerd op 7 april 2023, € 1.295,39 bedraagt. Beterbad Sanitair vordert in totaal € 2.848,72, inclusief rente en kosten, omdat gedaagde deze facturen niet heeft betaald. Gedaagde betwist de hoogte van de facturen en stelt dat zij al een deel van de eerste factuur heeft afbetaald.

Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad een bedrag van € 408,33 heeft afbetaald op de eerste factuur, waardoor het openstaande bedrag op € 1.014,76 komt. Voor de tweede factuur heeft de kantonrechter de hoogte vastgesteld op € 713,61, na het in aanmerking nemen van dubbele kosten die al in de eerste factuur waren opgenomen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Beterbad Sanitair voor een totaalbedrag van € 1.987,63 toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en incassokosten van € 259,26.

De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd, omdat deze voor een groter deel ongelijk heeft gekregen. De totale proceskosten zijn begroot op € 1.145,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Beterbad Sanitair het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11117711 CV EXPL 24-2363
datum uitspraak: 7 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Beterbad Sanitair B.V.,
vestigingsplaats: Dronten,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: Papendrecht,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Beterbad Sanitair’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de aanvullende producties van Beterbad Sanitair van 27 september 2024.
1.2.
Op 8 oktober 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [persoon A] namens Beterbad Sanitair;
  • [persoon B] namens Beterbad Sanitair;
  • [persoon C] namens de gemachtigde van Beterbad Sanitair;
  • [persoon D] namens [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Beterbad Sanitair aan [gedaagde] een stoom- en nisdeur met bijbehoren levert en monteert. Beterbad Sanitair heeft hiervoor twee facturen in rekening gebracht. Het gaat om de factuur van 3 oktober 2022 (hierna: eerste factuur) met een bedrag van € 1.553,33 en de factuur van 7 april 2023 (hierna: tweede factuur) met een bedrag van € 1.295,39.
2.2.
Volgens Beterbad Sanitair heeft [gedaagde] de facturen niet betaald. Beterbad Sanitair eist daarom een veroordeling tot betaling van de facturen ter hoogte van € 2.848,72, met rente en kosten. [gedaagde] is het hiermee niet eens en betwist beide facturen. Wat betreft de hoogte van het bedrag van de eerste factuur voert zij aan dat dit te hoog is. Het factuurbedrag had namelijk € 1.423,10 moeten zijn. Daarnaast stelt [gedaagde] dat zij al € 408,33 heeft afbetaald op de eerste factuur.
2.3.
De vordering van Beterbad Sanitair wordt, voor zover het de facturen betreft, voor een bedrag van € 1.728,37 toegewezen. [gedaagde] moet ook € 259,26 aan incassokosten en de wettelijke handelsrente betalen, zoals gevorderd. De rest van de vordering wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.
Omvang van het geschil
2.4.
Ter zitting heeft Beterbad Sanitair naar voren gebracht dat er, naast de twee hiervoor genoemde facturen, nog een onbetaalde factuur ter hoogte van € 73,93 is. De kantonrechter laat deze factuur buiten beschouwing in deze procedure, omdat daarvan geen betaling is gevorderd en deze tot nu toe niet bekend was. [gedaagde] heeft zich hierop niet kunnen voorbereiden. Dit geschil beperkt zich daarom tot de facturen van 3 oktober 2022 en 7 april 2023.
De eerste factuur (3 oktober 2022)
2.5.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat het openstaand bedrag voor de eerste factuur € 1.014,76 is.
2.6.
[gedaagde] heeft de hoogte van het factuurbedrag betwist en toegelicht dat uit de orderbevestiging die zij heeft overgelegd volgt dat een prijs van € 1.423,10 is afgesproken. Beterbad Sanitair heeft daartegenover gesteld dat zij een nieuwe orderbevestiging met een bedrag van € 1.553,33 heeft gestuurd nadat bleek dat de lengte van de nisdeur hoger was dan aanvankelijk gedacht. Omdat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat een prijs van € 1.553,33 is afgesproken en Beterbad Sanitair de door haar gestelde nieuwe orderbevestiging niet heeft overgelegd, gaat de kantonrechter uit van het bedrag zoals vermeld in de overgelegde orderbevestiging. Het factuurbedrag wordt dus vastgesteld op € 1.423,10.
2.7.
Verder heeft [gedaagde] gesteld dat zij op de eerste factuur € 408,33 heeft afbetaald. Partijen hebben dit ook ter zitting bevestigd. Dit bedrag wordt dan ook in mindering gebracht op de factuur, zodat er € 1.014,76 overblijft. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Beterbad Sanitair te betalen.
De tweede factuur (7 april 2023)
2.8.
De hoogte van de tweede factuur wordt vastgesteld op € 713,61. Beterbad Sanitair heeft ter zitting uitgelegd dat de kostenpost “Nisdeur tot 93x200-Helder Lifetime glas, inox beslag” dubbel is gefactureerd. Deze kosten zijn namelijk in de eerste factuur al in rekening gebracht, zodat deze in mindering moeten worden gebracht op de tweede factuur. De in rekening gebrachte kosten van de overige posten heeft zij ter zitting toegelicht. Omdat [gedaagde] het bestaan en de verschuldigdheid van de overige kostenposten onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, gaat de kantonrechter ervan uit dat deze verschuldigd zijn. De hoogte van de factuur wordt daarmee vastgesteld op € 713,61 en [gedaagde] wordt veroordeeld om ook dit bedrag aan Beterbad Sanitair te betalen.
Geen schadevergoeding, geen tegenvordering
2.9.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij een schadevergoeding wil van Beterbad Sanitair omdat zij door haar handelen een klant is kwijtgeraakt en daardoor schade heeft geleden. Afgezien van het feit dat dit onvoldoende is onderbouwd, heeft [gedaagde] in deze procedure geen tegenvordering ingediend, zodat dit hier geen verdere bespreking behoeft.
Incassokosten
2.10.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 259,26 toegewezen. Dit is het bedrag waarop Beterbad Sanitair recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Rente
2.11.
De vordering tot vergoeding van € 395,57 aan vervallen wettelijke handelsrente zal worden afgewezen, omdat het onduidelijk is hoe het gevorderde bedrag aan rente is berekend. De gevorderde wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen
over het openstaande saldo van de facturen vanaf de vervaldata daarvan tot de dag dat volledig is betaald, nu [gedaagde] de facturen niet op tijd heeft betaald en dus in verzuim is geraakt.
In totaal zal worden toegewezen:
factuur 3 oktober 2022 € 1.014,76
factuur 7 april 2023 € 713,61 +
hoofdsom totaal
€ 1.728,37(plus wettelijke handelsrente over het openstaande saldo van de facturen vanaf de vervaldata daarvan tot de dag dat volledig is betaald)
incassokosten
€ 259,26 +
€ 1.987,63
Proceskosten
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij voor een groter deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Beterbad Sanitair moet betalen op € 139,42 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.145,42. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Beterbad Sanitair dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Beterbad Sanitair te betalen € 1.987,63 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.728,37, te berekenen vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Beterbad Sanitair worden begroot op € 1.145,42;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
53954