ECLI:NL:RBROT:2024:10968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/2129
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoeken inzake arbeidsongeschiktheid op basis van Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Amghar, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. S. Roodenburg. Eiseres had een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend, welke door verweerder op 12 juni 2023 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 18 januari 2024 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde.

Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar vermoeidheidsklachten. Eiseres stelde dat zij door haar gezondheidsklachten, waaronder het syndroom van Sjögren, niet in staat was om de geduide functies te verrichten. Verweerder betwistte dit en stelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante medische informatie had meegewogen.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de functionele mogelijkheden van eiseres correct had vastgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank concludeerde dat eiseres met een arbeidsongeschiktheid van 26,61% niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. I. Amghar,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Bij besluit van 18 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar partner. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming
1. Eiseres is op 29 maart 2021 als gevolg van gezondheidsklachten uitgevallen voor haar werk als doktersassistente. Op 2 januari 2023 heeft zij een Wet WIA-uitkering aangevraagd. Voor het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft verweerders verzekeringsarts een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht en zijn bevindingen neergelegd in zijn rapport van 31 maart 2023. De verzekeringsarts heeft op
31 maart 2023 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Daarin zijn de beperkingen van eiseres aangegeven. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres, een aantal gangbare functies geduid. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 25,24% hoger dan het zogeheten maatmaninkomen van eiseres. Vervolgens heeft verweerder in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA, zodat zij met ingang van 27 maart 2023 niet in aanmerking komt voor een Wet WIA-uitkering.
2. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 4 januari 2024 geconcludeerd dat eiseres meer beperkt is dan door de primaire verzekeringsarts is vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 4 januari 2024 een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vervolgens in het rapport van 15 januari 2024 tot een gewijzigde functieselectie gekomen. Hij heeft op basis van het maatmaninkomen, afgezet tegen de nieuwe mediaan, de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres berekend op 26,61%. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Standpunt van eiseres
3.1.
In beroep voert eiseres aan dat het bestreden besluit in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan door verweerder is vastgesteld. Zo heeft verweerder geen rekening gehouden met haar vermoeidheidsklachten. Als gevolg van deze klachten kampt eiseres overdag met vermoeidheid en energietekort. Op grond hiervan is eiseres van mening dat een urenbeperking op energetische gronden van toepassing is. Ook is zij van mening dat op preventieve gronden een urenbeperking van toepassing zou moeten zijn. Nu haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld, kan zij de geduide functies ook niet verrichten.
In het aanvullend beroepschrift van 25 september 2024 voert eiseres primair aan dat zij op de datum in geding als gevolg van haar mentale en lichamelijke klachten geen benutbare moeilijkheden heeft. Eiseres benoemt alle ziektes en klachten waaraan zij lijdt. Daarbij overlegt eiseres een brief van de behandelend reumatoloog van 5 september 2024, waarin verklaard wordt dat zij op dat moment vanwege Morbus Sjögren nauwelijks kan functioneren of werken. Subsidiair voert eiseres aan dat zij op de datum in geding meer beperkt is dan door verweerder is vastgesteld. Ten onrechte is er geen rekening gehouden met handklachten als gevolg van een carpaal tunnelsyndroom en neuropathie. Eiseres is ten aanzien van lopen, staan, zitten, tillen en dragen ook meer beperkt dan door verweerder is aangenomen. Vanwege de extreme vermoeidheid als gevolg van het syndroom van Sjögren dient een urenbeperking te worden vastgesteld. Eiseres verzoekt in dit verband om een onderzoek door een onafhankelijke deskundige. Vervolgens geeft eiseres per geduide functie aan waarom zij die functies niet kan verrichten. Ter onderbouwing heeft eiseres medische informatie afkomstig van haar huisarts overgelegd.
3.2.
Ter zitting heeft eiseres haar standpunt opnieuw naar voren gebracht. Daarbij heeft eiseres verzocht om een reactie van verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidskundige bezwaar en beroep op het gestelde in het aanvullend beroepschrift.
3.3.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat uit Suwinet blijkt dat eiseres nog steeds werkzaam is en dat dit niet te rijmen is met de stelling dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. Volgens verweerder blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 januari 2024 dat hij alle aandoeningen en ziektes van eiseres, inclusief het syndroom van Sjögren, bij zijn beoordeling heeft meegewogen. Ook blijkt uit dat rapport dat de handklachten van eiseres bij de beoordeling zijn betrokken en dat dit ook heeft geleid tot beperkingen in de FML. Met betrekking tot de pincetgreep merkt verweerder op dat uit de gegevens afkomstig van de bedrijfsarts van 27 januari 2023 blijkt dat daar geen melding meer van wordt gemaakt. Voor het standpunt van verweerder met betrekking tot de urenbeperking wordt verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 januari 2024. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de brief van de reumatoloog van 5 september 2024 ruim na de datum in geding is opgesteld en hieruit ook niet blijkt wat de medische toestand van eiseres was op de datum in geding. Volgens verweerder is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verder in voldoende mate ingegaan op de arbeidskundige gronden in zijn rapport van 15 januari 2024. Daarbij wordt opgemerkt dat eiseres zelf op haar aanvraag voor een Wet WIA-uitkering heeft aangegeven de opleidingen HAVO natuurwetenschap en MBO doksterassistente met een diploma te hebben afgerond. Verder heeft eiseres aangegeven dat haar kennis van de Engelse taal matig is en dat haar typevaardigheid en computervaardigheid goed zijn.
Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
4.2.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
Beoordeling
5. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 27 maart 2023 heeft vastgesteld op 26,61%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
6. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, een anamnese, een lichamelijk onderzoek door de primaire verzekeringsarts tijdens het fysieke spreekuur op 27 maart 2023, het gestelde in bezwaar en tijdens de hoorzitting in bezwaar van 4 december 2023, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend medisch onderzoek heeft verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij zijn beoordeling ook de tot dan toe beschikbare medische informatie van de behandelend huisarts, psycholoog, reumatoloog, kaakchirurg, POH GGZ en de bedrijfsarts meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook kennis genomen van het medicatieoverzicht van 31 augustus 2023 en van het verslag multidisciplinair onderzoek van 21 april 2020. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
7.1.
De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding,
27 maart 2023, en meer beperkingen had moeten aannemen. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig of om de door haar ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiseres in dat verband heeft aangevoerd, legt – zonder af te doen aan de door haar ervaren klachten – tegenover het gemotiveerde medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML van 4 januari 2024. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 4 januari 2024 inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd waarom er aanleiding was om de FML van 31 maart 2023 aan te passen. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd waarom zij eiseres ook beperkt acht ten aanzien van veelvuldige deadlines en productiepieken, conflicthantering, veelvuldig klant- en patiëntcontacten, langdurig beeldschermwerk en duwen en trekken. Zij heeft daarbij inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom eiseres niet of niet meer beperkt is ten aanzien van vasthouden van de aandacht, herinneren, toetsenbord gebruik, tillen en dragen, staan, lopen, geknield of gehurkt actief zijn, zitten tijdens het werk, trillings-belasting en buigen. Ook heeft zij gemotiveerd uiteengezet waarom er geen aanleiding bestaat om eiseres ten aanzien van de nekfunctie beperkt te achten.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Zij heeft daarbij overwogen dat de primaire verzekeringsarts in de FML van 31 maart 2023 beperkingen heeft aangegeven ten aanzien van zwaar fysiek werk vanwege energetische beperkingen en de vermoeidheidsklachten van eiseres. Bij het aangeven van de belastbaarheid prevaleren de beperkingen ten aanzien van fysieke en energetische belastingsmomenten boven een beperking in de duurbelastbaarheid. Met andere woorden: wanneer in zwaardere arbeid wel en in lichtere arbeid geen beperking in de duurbelastbaarheid is geïndiceerd, prevaleert een functieduiding in lichte arbeid zonder beperking in de duurbelastbaarheid, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Vervolgens stelt zij vast dat met de in de FML van 31 maart 2023 gestelde beperkingen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid en de beperking ten aanzien van onregelmatige diensten de energetische beperkingen van eiseres verdisconteerd zijn. Pas als deze energetische beperkingen vanuit medische optiek niet voldoen, kan aanvullend een beperking in de duurbelastbaarheid worden gegeven mits iemand voldoet aan één of meerdere criteria die daarvoor gelden en genoemd worden in de "Standaard Duurbelastbaarheid In Arbeid". De criteria daarvoor zijn: 1. een energetische reden (bijvoorbeeld op basis van een middels fietsproef aangetoonde verminderde hart-of longfunctie, ernstig invaliderende systeemaandoeningen, multipele sclerose), 2. verminderde beschikbaarheid (bijvoorbeeld dag therapie) of 3. om een preventieve reden (bijvoorbeeld om recidief psychose als gevolg van overbelasting te voorkomen). De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vervolgens vast dat in het geval van eiseres geen sprake is van (één van) de bovengenoemde criteria. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet vanwege de vermoeidheidsklachten en een slechte nachtrust van eiseres wel aanleiding om een beperking aan te nemen ten aanzien van 's nachts en 's avonds werken.
7.2.
Gelet op de overtuigende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres in beroep ook geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht waaruit blijkt dat zij op de datum in geding meer beperkingen heeft dan zoals die in de FML van 4 januari 2024 zijn vastgesteld. Daar komt bij dat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 januari 2024 blijkt dat alle medische informatie afkomstig van de behandelaars van eiseres én alle ziektes en aandoeningen van eiseres evenals haar handklachten en medicatiegebruik bij de beoordeling zijn betrokken.
7.3.
Nu niet wordt getwijfeld aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om, zoals door eiseres is verzocht, een onafhankelijke deskundige te benoemen.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. Er is daarom ook geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies, zoals weergegeven in het rapport van 15 januari 2024, de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. In deze functies komen weliswaar signaleringen voor, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 15 januari 2024 echter voldoende toegelicht waarom eiseres deze functies toch kan verrichten. Zij heeft in haar rapport ook inzichtelijk gemotiveerd dat eiseres als gevolg van de door haar afgeronde opleidingen voldoende kennis van de Engelse taal bezit om de geduide functie van medewerker receptie (binnen de SBC-code 315120 Receptionist) te kunnen verrichten. Het gaat hier om het te woord staan van bezoekers in het Engels, waarbij eenvoudig Engels in standaardzinnen volstaat. De rechtbank stelt vast dat eiseres de stelling dat zij hiervoor onvoldoende kennis heeft van de Engelse taal ook niet nader heeft onderbouwd. Verweerder heeft er naar het oordeel van de rechtbank dan ook van uit mogen gaan dat eiseres de Engelse taal voldoende beheerst voor het verrichten van die functie. De rechtbank stelt verder, met verweerder, vast dat eiseres in haar aanvraag voor een Wet WIA-uitkering zelf heeft aangegeven de opleidingen HAVO natuurwetenschap en MBO doksterassistente met een diploma te hebben afgerond, dat haar kennis van de Engelse taal matig is en dat haar typevaardigheid en computervaardigheid goed zijn.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen en de tijdens de zitting gegeven toelichting door de gemachtigde van verweerder ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek te heropenen voor een nadere reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op het aanvullend beroepschrift.
10. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 26,61%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
C.E. Delvaux, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 31 oktober 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.