ECLI:NL:RBROT:2024:10943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
10-202634-24/ TUL VV: 13-151503-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, wederspannigheid, belediging van een ambtenaar in functie en vernieling met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling, wederspannigheid, belediging van een ambtenaar in functie en vernieling, met een gevangenisstraf van 118 dagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het slaan van twee vrouwen, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], en zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door ambtenaren van de politie en Handhaving. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan beledigingen gericht aan de ambtenaren tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, gedeeltelijk afgewezen en geen ISD-maatregel opgelegd, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan. De verdachte is vrijgesproken van bedreiging, omdat de tenlastelegging niet correct was. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en de rapportages van de reclassering, meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan de slachtoffers van de mishandeling en belediging. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, maar wel bijzondere voorwaarden opgelegd voor behandeling en gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-202634-24
Parketnummer vordering TUL VV: 13-151503-21
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer
13-151503-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de bedreiging aan het adres van verbalisant [slachtoffer 1] niet heeft plaatsgevonden in Zwijndrecht (zoals ten laste gelegd), maar op het politiebureau aan de Overkampweg in Dordrecht.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 5 ten laste gelegde
De verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat hem een beroep op noodweer toekomt. De verdachte werd in zijn woning door de vrouwen aangevallen. Een van hen, [persoon A] (hierna: [persoon A] ), sloeg hem met een fles in zijn gezicht. De verdachte wilde zich tegen de vrouwen verdedigen en heeft hen van zich af geduwd.
Aangevoerd is verder dat de aanhouding van de verdachte door buitengewone opsporingsambtenaren van Handhaving (in plaats van door de politie) werd verricht en om die reden onrechtmatig was.
4.3.2.
Beoordeling
Het onder 1 ten laste gelegde
In de avond van 20 juni 2024 hebben [persoon A] , [persoon B] (hierna: [persoon B] ) en [persoon C] een bezoek gebracht aan de verdachte in zijn woning in Dordrecht. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat in de woning ruzie ontstond, dat hij [persoon A] een klap heeft gegeven met zijn vlakke hand, en dat hij [persoon B] hardhandig heeft weggeduwd. [persoon A] heeft bij de politie verklaard dat zij en de zussen [persoon B] de woning van de verdachte verlieten, dat de verdachte in een Canta achter hen aankwam en dat de verdachte haar op straat tweemaal met zijn vuist in haar gezicht heeft geslagen. [persoon B] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte op straat eerst haar, en vervolgens [persoon A] in het gezicht heeft geslagen.
Op grond van de verklaring van de verdachte, in combinatie met de aangiftes van [persoon A] en [persoon B] en de in het dossier opgenomen foto’s waarop letsel bij beide dames zichtbaar is, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte zowel [persoon A] als [persoon B] in het gezicht heeft geslagen.
De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of aan de verdachte een beroep op noodweer toekomt. In dat geval zou niet wettig en overtuigend zijn bewezen dat het slaan van de vrouwen wederrechtelijk was. Van de ten laste gelegde mishandeling zou dan geen sprake zijn.
Voor een geslaagd beroep op noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht moet aannemelijk zijn geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit kan worden afgeleid dat van een dergelijke situatie sprake is geweest. De verklaring van de verdachte dat de vrouwen hem aanvielen en dat hij zich tegen hen moest verdedigen, vindt weerlegging in de verklaringen van zowel [persoon A] als [persoon B] . De rechtbank acht de verklaring van de verdachte onvoldoende geloofwaardig om op grond daarvan aannemelijk te achten dat sprake is geweest van een (onmiddellijk dreigende) wederrechtelijke aanranding van zijn lijf of goed. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Later op de avond van 20 juni 2024 is de verdachte, terwijl hij in een Canta reed, op de Karel Doormanlaan in Zwijndrecht klemgereden door de politie. Bij zijn aanhouding heeft de verdachte zich hevig verzet tegen medewerkers van Handhaving en de politie. De verdachte probeerde zich los te rukken en schopte, trapte en sloeg om zich heen. Hij spuugde in het gezicht van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en op de arm, het been en de schoen van verbalisant [slachtoffer 4] . Ook gaf de verdachte [slachtoffer 3] een klap in het gezicht. Van de aanhouding van de verdachte zijn videobeelden gemaakt. Uit de uitwerking van deze beelden blijkt dat de verdachte tegen de aanwezige ambtenaren hevig aan het schelden was.
De hoofdpijn die [slachtoffer 3] aan de klap in zijn gezicht heeft overgehouden, kwalificeert niet als lichamelijk letsel. De verdachte zal van dat gedeelte van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Daarnaast is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in Zwijndrecht zijn middelvinger heeft opgestoken naar [slachtoffer 3] , zoals onder 3 ten laste gelegd. Uit het dossier blijkt dat deze gedraging plaatsvond terwijl de verdachte reed in een Canta op de Korte Parallelweg in Dordrecht. Om die reden zal de verdachte van dit gedeelte van het onder 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten slotte blijkt uit het dossier dat de verdachte een deel van de onder 3 ten laste gelegde beledigingen (te weten “Ik vraag je één uurtje en ze is helemaal de kanker in geneukt door mij” en “jullie zijn kankerhonden”) heeft geuit tijdens het vervoer van de Karel Doormanlaan in Zwijndrecht naar het politiebureau in Dordrecht. Dat betekent dat ten aanzien van deze beledigingen niet wettig en overtuigend is bewezen dat deze zijn geuit in Zwijndrecht, zoals ten laste gelegd. Om die reden zal de verdachte van het uiten van de betreffende beledigingen worden vrijgesproken.
De rechtbank oordeelt verder dat de aanhouding van de verdachte door Handhaving niet onrechtmatig was. Er was sprake van een heterdaadsituatie. Reeds om die reden hadden de buitengewone opsporingsambtenaren de bevoegdheid de verdachte aan te houden.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van (i) het gedeelte van het onder 2 ten laste gelegde dat ziet op het lichamelijk letsel van [slachtoffer 3] , (ii) het gedeelte van het onder 3 ten laste gelegde dat ziet op het opsteken van de middelvinger van de verdachte, en (iii) het gedeelte van het onder 3 ten laste gelegde dat ziet op de beledigingen geuit tijdens het vervoer van Zwijndrecht naar Dordrecht.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij
op 20 juni 2024 in Nederland
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft mishandeld door (met kracht)
die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] op/tegen het gezicht/hoofd te stompen/slaan;
2.
hij
op 20 juni 2024 te Zwijndrecht, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten
- [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] , zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren van de afdeling Handhaving Gemeente Dordrecht en
- [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zijnde verbalisanten van de politie Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- ( met kracht) te rukken/trekken in een andere richting dan die waarin voornoemde ambtenaren hem, verdachte, trachtten te geleiden en
- ( met kracht) te schoppen/trappen en slaan/stompen op/tegen, althans in de richting van voornoemde ambtenaren en/of
- te spugen op, althans in de richting van voornoemde ambtenaren
3.
hij op 20 juni 2024 te Zwijndrecht opzettelijk ambtenaren, te weten
- [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] , zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren van de afdeling Handhaving Gemeente Dordrecht en
- [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zijnde verbalisanten van de politie Eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, middels feitelijkheden en mondeling heeft beledigd, door
- meermalen (telkens) te spugen op of in de richting van de lichaam en gezichten van voornoemde ambtenaren en/of
- daarbij aan één of meer van voornoemde ambtenaren de woorden toe te voegen:
* "Ik ga jouw kankermoeder neuken. Ik ga jouw kankervader neuken" en* "Je kankermoeder" en "kankersukkel, kankermongool" en
* "Kankervriend, ik ga je neuken vuile kankeragent" en
* "Ik ga je neuken, ik ga je billen neuken, je blonde haren boven mijn 20 centimeter, ik ga je kankerneuken, vuile vuile vuile flikker" en
* "Ik neuk je moeder als een kankerwalvis"
5.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 21 juni 2024 tot en met 22
juni 2024 te Dordrecht, in een politiebureau gelegen aan de Overkampweg opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel en een telefoon aan politie Eenheid Rotterdam toebehoorden heeft vernield
en/ofonbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen,
zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn
verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.mishandeling;

2.wederspannigheid;

3. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;

5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] door de beide vrouwen in het gezicht te slaan. Hierdoor heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast en fysieke pijn veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding en meerdere (buitengewone) opsporingsambtenaren beledigd, waarbij hij grove scheldwoorden heeft gebruikt. Naast het feit dat het geweld inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit van de betreffende buitengewone opsporingsambtenaar, heeft de verdachte geen respect gehad voor het gezag van de ambtenaren in functie en het publieke belang dat door (buitengewone) opsporingsambtenaren wordt gediend. Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vernielen van een telefoon van de politie en het onbruikbaar maken van een politiecel door in die ruimte te urineren. Dat toont aan dat de verdachte geen respect heeft gehad voor overheidseigendommen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juni 2024 en 24 september 2024. Deze rapporten houden het volgende in.
De reclassering ziet momenteel weinig mogelijkheden tot gedragsverandering. De verdachte zou behandeld moeten worden voor PTSS, maar dat is tot op heden niet van de grond gekomen. Het risico op recidive, het risico op letsel en het risico op het onttrekken aan voorwaarden worden alle ingeschat als hoog.
Omdat de verdachte heeft geweigerd met de reclassering in gesprek te gaan, heeft de reclassering weinig beeld van de delictbeleving, motivatie en leefgebieden van de verdachte. Op grond van de beperkte medewerking van de verdachte aan bijzondere voorwaarden in combinatie met aanhoudend delictgedrag, ziet de reclassering geen mogelijkheden voor interventies in een voorwaardelijk kader om de als hoog ingeschatte risico’s te kunnen beperken. Dit maakt dat de reclassering geen alternatief ziet voor onvoorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet voldaan is aan de in artikel 38m lid 1 sub 2º van het Wetboek van Strafrecht opgenomen eis voor oplegging van de ISD-maatregel.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de onder de verdachte in beslag genomen ponypack gevuld met cocaïne.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen ponypack met cocaïne zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 3] (ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde), [slachtoffer 2] (ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde), [slachtoffer 4] (ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde) en de Nationale Politie Eenheid Rotterdam (ter zake van het onder 5 ten laste gelegde).
9.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij vordert vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht aan de verdachte een contactverbod op te leggen.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot toewijzing van een deel van de vordering tot een bedrag van € 750,- en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
9.1.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Als gevolg van de klap en het spugen in zijn gezicht heeft [slachtoffer 3] gevreesd voor zijn gezondheid en enige tijd niet kunnen werken. Hij voert gesprekken met een psycholoog en is prikkelbaar sinds het incident. Dat [slachtoffer 3] door de klap een lichte hersenschudding heeft opgelopen en aan de wederspannigheid van de verdachte een pijnlijke duim heeft overgehouden, blijkt niet uit het dossier en is niet onderbouwd met stukken. De rechtbank stelt de immateriële schade van [slachtoffer 3] naar maatstaven van billijkheid vast op € 500,-. Tot dit bedrag zal de vordering worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juni 2024.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij vordert vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht aan de verdachte een contactverbod op te leggen.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot toewijzing van een deel van de vordering tot een bedrag van € 300,- en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
9.2.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Als gevolg van het spugen in zijn gezicht heeft [slachtoffer 2] gevreesd voor zijn gezondheid en enkele nachten niet goed kunnen slapen. Ook is hij prikkelbaar sinds het incident. De rechtbank stelt de immateriële schade van [slachtoffer 2] naar maatstaven van billijkheid vast op € 300,-. Tot dit bedrag zal de vordering worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juni 2024.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij vordert vergoeding van € 300,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tot toewijzing geconcludeerd.
9.3.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Als gevolg van het spugen op zijn blote arm, zijn been en zijn schoen heeft [slachtoffer 3] gevreesd voor zijn gezondheid. Het spugen heeft hij als mensonterend en vernederend ervaren. De verdediging heeft de hoogte van de vordering van [slachtoffer 4] niet betwist, zodat deze zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Vordering benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam
De benadeelde partij vordert vergoeding van € 293,27 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tot toewijzing geconcludeerd.
9.4.2.
Beoordeling
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 293,27 gevorderd voor de aanschaf van een nieuwe telefoon. De verdediging heeft de hoogte van de vordering van de Nationale Politie Eenheid Rotterdam niet betwist, zodat deze zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.5.
Conclusie
De verdachte moet betalen:
  • aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] een bedrag van € 500,-;
  • aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag van € 300,-;
  • aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] een bedrag van € 300,-; en
  • aan de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam een bedrag van € 293,27,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13-151503-21

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 januari 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is de verdachte ter zake van onder meer bedreiging, mishandeling, belediging van een ambtenaar in functie, wederspannigheid en brandstichting veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 januari 2023.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 14 maart 2024 de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van 3 maanden gevangenisstraf en een verlenging van de proeftijd met 1 jaar uitgesproken en daarbij ook aanvullende bijzondere voorwaarden gesteld. Omdat de verdachte een rechtsmiddel heeft ingesteld, is die uitspraak niet onherroepelijk en heeft de executie van die straf nog niet plaatsgevonden.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de hierboven vermelde voorwaardelijke gevangenisstraf.
10.3.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij graag behandeld wil worden voor PTSS. De rechtbank onderschrijft dat de verdachte baat zal hebben bij behandeling en ziet ook de noodzaak van gedragsinterventie. Om die reden zal zij de bijzondere voorwaarden, opgelegd aan de verdachte bij vonnis van 4 januari 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, en gewijzigd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 14 maart 2024, op grond van artikel 6:6:19 lid 1, aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering wijzigen in die zin dat als bijzondere voorwaarden mede hebben te gelden: ambulante behandeling gericht op het verwerken van trauma’s en gedragsinterventie.
De rechtbank wijst de tenuitvoerlegging van de vermelde voorwaardelijke gevangenisstraf af, zodat deze voorwaardelijke gevangenisstraf de verdachte zal motiveren om zijn medewerking te (blijven) verlenen aan de (gewijzigde) bijzondere voorwaarden.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36d, 36f, 57, 180, 266, 267, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 118 (honderdachttien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer een ponypack met inhoud (goednummer [beslagnummer] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij [slachtoffer 3] meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
10 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij [slachtoffer 2] meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
6 dagende toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
6 dagende toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 293,27 (zegge: tweehonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Nationale Politie Eenheid Rotterdam te betalen
€ 293,27(hoofdsom,
zegge: tweehonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 293,27 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
5 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 januari 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijzigt de voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 4 januari 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, en gewijzigd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 14 maart 2024, als volgt:
- voegt de volgende voorwaarden toe:
Verplichte (ambulante) behandeling. De veroordeelde laat zich behandelen
door het Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op het verwerken van trauma's en
duurt zolang de behandelaar en reclassering dat nodig achten. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Gedragsinterventie: agressiebeheersing. De veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie agressiebeheersing of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 20 juni 2024 te Zwijndrecht, althans in Nederland
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft mishandeld door (met kracht)
meermalen althans eenmaal die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] op/tegen het
gezicht/hoofd te stompen/slaan;
2.
hij
op of omstreeks 20 juni 2024 te Zwijndrecht,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen één of meer ambtenaren, te weten
- [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] , zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren van de afdeling Handhaving Gemeente Dordrecht en/of
- [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] zijnde verbalisanten van de politie
Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,
te weten ter aanhouding van verdachte, door
- ( met kracht) te rukken/trekken in een andere richting dan die waarin
voornoemde ambtenaren hem, verdachte, trachtten te geleiden en/of
- ( met kracht) te schoppen/trappen en/of slaan/stompen op/tegen, althans in
de richting van voornoemde ambtenaren en/of
- te spugen op, althans in de richting van voornoemde ambtenaren,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten hoofdpijn bij die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij
op of omstreeks 20 juni 2024 te Zwijndrecht
opzettelijk één of meer ambtenaren, te weten
- [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] , zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren van de afdeling Handhaving Gemeente Dordrecht en/of
- [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] zijnde verbalisanten van de politie
Eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, middels één of meer feitelijkheden en/of
mondeling heeft beledigd, door
- meermalen, althans eenmaal zijn middelvinger naar één of meer van
voornoemde ambtenaren op te steken en/of
- meermalen (telkens) te spugen op/tegen en/of in de richting van het/de
licha(a)m(en) en/of gezicht(en) van voornoemde ambtenaren en/of
- ( daarbij) aan één of meer van voornoemde ambtenaren meermalen, althans
eenmaal (telkens) de woorden toe te voegen:
* "Ik ga jouw kankermoeder neuken. Ik ga jouw kankervader neuken" en/of
* "Je kankermoeder" en/of "kankersukkel, kankermongool" en/of "Jullie zijn
kankerhonden" en/of
* "Ik vraag je één uurtje en ze is helemaal de kanker in geneukt door mij"
en/of
* "Kankervriend, ik ga je neuken vuile kankeragent" en/of
* "Ik ga je neuken, ik ga je billen neuken, je blonde haren boven mijn 20
centimeter, ik ga je kankerneuken, vuile vuile vuile flikker" en/of
* "Ik neuk je moeder als een kankerwalvis",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij
op of omstreeks 20 juni 2024 te Zwijndrecht
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:"Grijze kankerlijer, ik weet nog
wie jij bent. Ik maak jou dood. Ik maak je kinderen dood. ik maak je vrouw dood.
ik schiet je dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juni 2024 tot en met 22
juni 2024 te Dordrecht, in een politiebureau gelegen aan de Overkampweg
opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel en/of een telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan politie Eenheid Rotterdam, in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt.