4.1.2.Beoordeling
Het onder 1 ten laste gelegde is toegesneden op artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De rechtbank moet in dat verband beoordelen of (a) de verdachte de verkeersregels heeft geschonden, (b) hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregels
De verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden. Daarbij gaat het volgens het Openbaar Ministerie om het rijden met een hogere dan de maximum toegestane snelheid, het meermalen wisselen van rijstrook en het rechts en links inhalen van voertuigen, zonder daarbij gebruik te maken van een richtingaanwijzer. Als gevolg daarvan is de verdachte tegen andere voertuigen aan gereden.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte die gedragingen inderdaad heeft verricht, met uitzondering van het verwijt dat de verdachte geen richting heeft aangegeven tijdens het inhalen. Uit de verklaringen in het dossier kan slechts blijken dat de verdachte zich over rijstroken heeft verplaatst zonder richting aan te geven, niet dat hij daarbij ook voertuigen heeft ingehaald.
In artikel 5a WVW zijn een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid en gevaarlijk inhalen worden uitdrukkelijk in het eerste lid van het artikel genoemd. Door middel van deugdelijk onderzoek van de boordcomputer van de Audi waarin de verdachte reed, en van de mobiele telefoon van de verdachte staat vast dat hij de vastgestelde maximumsnelheid meerdere keren (fors) heeft overschreden. Zo blijkt uit dat onderzoek dat de verdachte ongeveer twee seconden voor de botsing met de Kia met een snelheid van 228 kilometer per uur reed terwijl daar 100 kilometer per uur was toegestaan. Na ingrijpen van de veiligheidssystemen van de auto is geregistreerd dat de verdachte 172 kilometer per uur reed toen hij tegen de Kia aan reed. Daarna is de verdachte achterop de Renault Clio van [slachtoffer 1] gereden met een snelheid van 157 kilometer per uur.
Rechts inhalen kan op zichzelf worden aangemerkt als gevaarlijk inhalen zoals bedoeld in artikel 5a WVW. Door dat met een fors hogere snelheid dan is toegestaan te doen, wordt dat gevaar vergroot omdat andere weggebruikers niet bedacht zijn op verkeer dat zich zo snel voortbeweegt. De benodigde reactietijd wordt daardoor aanzienlijk korter.
De tussenconclusie is dan ook dat de verdachte de verkeersregels heeft geschonden door de maximum toegestane snelheid te overschrijden en gevaarlijk in te halen.
Door de verdediging zijn de resultaten van het onderzoek voor wat betreft de snelheid bestreden. Dat is echter onvoldoende gemotiveerd gedaan, zodat de rechtbank de resultaten van het onderzoek als vaststaande objectieve gegevens aanmerkt en voor het bewijs gebruikt.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden en overige feiten in ogenschouw worden genomen.
In deze zaak gaat het om het gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels.
Nu vaststaat dat sprake is van een aaneenschakeling van gevaarlijke verkeersovertredingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat de snelheid waarmee gereden wordt, het gevolg is van een bewuste keuze. Dat kan anders zijn als er bijvoorbeeld gebreken in of aan het voertuig worden geconstateerd, maar dergelijke gebreken zijn door de verdediging niet gesteld en ook uit de verkeersongevallenanalyse niet gebleken.
Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het
in ernstige mateschenden van de verkeersregels moeten volgens de wetgever de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. In deze zaak bestond het samenstel van gedragingen van de verdachte eruit dat hij gedurende langere tijd de maximum toegestane snelheid fors heeft overschreden, waarbij hij andere voertuigen zowel links als rechts heeft ingehaald. Als gevolg van zijn handelingen is hij op enig moment de macht over het stuur verloren en is de auto eerst tegen de zijkant van een Kia gereden en kort daarna achterop een Renault gebotst. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke
ernstigeschending van de verkeersregels. De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte heeft moeten uitwijken voor een andere auto die van rijstrook wisselde zonder dat er richting werd aangegeven. Die lezing wordt echter niet ondersteund door informatie in het dossier.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat als vlak na de avondspits met een zeer forse overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid wordt gereden op de autosnelweg terwijl de bestuurder ander verkeer links en rechts inhaalt. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit de bewijsmiddelen: de verdachte is de macht over het stuur verloren en is tegen twee auto’s gebotst. De rechtbank acht dus bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Tussenconclusie
Nu aan alle delictsbestanddelen van art. 5a WVW is voldaan, zal het onder 1 ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
Het rijbewijs
Vastgesteld is dat de verdachte een auto heeft bestuurd zonder dat aan hem daarvoor een rijbewijs was afgegeven door de bevoegde autoriteit. De verdachte heeft verklaard dat hij een Turks rijbewijs heeft behaald in de periode dat hij in Turkije heeft gewoond en dat hij dacht dat hij daarmee ook in Nederland mocht rijden. Dat is niet het geval. Dat de verdachte daarover kennelijk verkeerd geïnformeerd was, kan niet leiden tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.