ECLI:NL:RBROT:2024:10942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
10-091447.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige verkeersdelicten met hoge snelheid en rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 november 2021 te Vlaardingen met een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur over de A20 reed. De verdachte, geboren in 1999, reed met een Audi RS3 en overschreed de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur fors. Tijdens zijn rit wisselde hij meermalen van rijstrook en haalde hij andere voertuigen in zonder gebruik te maken van zijn richtingaanwijzer. Dit leidde tot een aanrijding met twee andere voertuigen, waarbij de verdachte de macht over het stuur verloor. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate had geschonden, wat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of de dood van andere weggebruikers met zich meebracht. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden geëist, evenals een geldboete van €420,- voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdachte werd ook veroordeeld tot een geldboete van €420,- voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de veiligheid van andere verkeersdeelnemers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-091447.22
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. C.P. Timmers, advocaat te Middelharnis.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • voor het onder 1 ten laste gelegde, veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
  • voor het onder 2 ten laste gelegde, veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 420,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde is bepleit dat de verdachte weliswaar met een hogere snelheid heeft gereden dan op de A20 is toegestaan, maar dat niet kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde snelheden zijn gehaald. De snelheden die uit het onderzoek zijn gebleken, kunnen niet kloppen, mogelijk als gevolg van de krachtinwerkingen van de botsingen. De eerste botsing is te wijten geweest aan een andere weggebruiker die van rijbaan is gewisseld zonder daarbij richting aan te geven. De verdachte moest daarvoor uitwijken.
Voor het onder 2 ten laste gelegde is vrijspraak bepleit omdat de verdachte een Turks rijbewijs had en dacht dat hij daarmee in Nederland mocht rijden.
4.1.2.
Beoordeling
Het onder 1 ten laste gelegde is toegesneden op artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De rechtbank moet in dat verband beoordelen of (a) de verdachte de verkeersregels heeft geschonden, (b) hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregels
De verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden. Daarbij gaat het volgens het Openbaar Ministerie om het rijden met een hogere dan de maximum toegestane snelheid, het meermalen wisselen van rijstrook en het rechts en links inhalen van voertuigen, zonder daarbij gebruik te maken van een richtingaanwijzer. Als gevolg daarvan is de verdachte tegen andere voertuigen aan gereden.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte die gedragingen inderdaad heeft verricht, met uitzondering van het verwijt dat de verdachte geen richting heeft aangegeven tijdens het inhalen. Uit de verklaringen in het dossier kan slechts blijken dat de verdachte zich over rijstroken heeft verplaatst zonder richting aan te geven, niet dat hij daarbij ook voertuigen heeft ingehaald.
In artikel 5a WVW zijn een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid en gevaarlijk inhalen worden uitdrukkelijk in het eerste lid van het artikel genoemd. Door middel van deugdelijk onderzoek van de boordcomputer van de Audi waarin de verdachte reed, en van de mobiele telefoon van de verdachte staat vast dat hij de vastgestelde maximumsnelheid meerdere keren (fors) heeft overschreden. Zo blijkt uit dat onderzoek dat de verdachte ongeveer twee seconden voor de botsing met de Kia met een snelheid van 228 kilometer per uur reed terwijl daar 100 kilometer per uur was toegestaan. Na ingrijpen van de veiligheidssystemen van de auto is geregistreerd dat de verdachte 172 kilometer per uur reed toen hij tegen de Kia aan reed. Daarna is de verdachte achterop de Renault Clio van [slachtoffer 1] gereden met een snelheid van 157 kilometer per uur.
Rechts inhalen kan op zichzelf worden aangemerkt als gevaarlijk inhalen zoals bedoeld in artikel 5a WVW. Door dat met een fors hogere snelheid dan is toegestaan te doen, wordt dat gevaar vergroot omdat andere weggebruikers niet bedacht zijn op verkeer dat zich zo snel voortbeweegt. De benodigde reactietijd wordt daardoor aanzienlijk korter.
De tussenconclusie is dan ook dat de verdachte de verkeersregels heeft geschonden door de maximum toegestane snelheid te overschrijden en gevaarlijk in te halen.
Door de verdediging zijn de resultaten van het onderzoek voor wat betreft de snelheid bestreden. Dat is echter onvoldoende gemotiveerd gedaan, zodat de rechtbank de resultaten van het onderzoek als vaststaande objectieve gegevens aanmerkt en voor het bewijs gebruikt.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden en overige feiten in ogenschouw worden genomen.
In deze zaak gaat het om het gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels.
Nu vaststaat dat sprake is van een aaneenschakeling van gevaarlijke verkeersovertredingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat de snelheid waarmee gereden wordt, het gevolg is van een bewuste keuze. Dat kan anders zijn als er bijvoorbeeld gebreken in of aan het voertuig worden geconstateerd, maar dergelijke gebreken zijn door de verdediging niet gesteld en ook uit de verkeersongevallenanalyse niet gebleken.
Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het
in ernstige mateschenden van de verkeersregels moeten volgens de wetgever de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. In deze zaak bestond het samenstel van gedragingen van de verdachte eruit dat hij gedurende langere tijd de maximum toegestane snelheid fors heeft overschreden, waarbij hij andere voertuigen zowel links als rechts heeft ingehaald. Als gevolg van zijn handelingen is hij op enig moment de macht over het stuur verloren en is de auto eerst tegen de zijkant van een Kia gereden en kort daarna achterop een Renault gebotst. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke
ernstigeschending van de verkeersregels. De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte heeft moeten uitwijken voor een andere auto die van rijstrook wisselde zonder dat er richting werd aangegeven. Die lezing wordt echter niet ondersteund door informatie in het dossier.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat als vlak na de avondspits met een zeer forse overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid wordt gereden op de autosnelweg terwijl de bestuurder ander verkeer links en rechts inhaalt. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit de bewijsmiddelen: de verdachte is de macht over het stuur verloren en is tegen twee auto’s gebotst. De rechtbank acht dus bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Tussenconclusie
Nu aan alle delictsbestanddelen van art. 5a WVW is voldaan, zal het onder 1 ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
Het rijbewijs
Vastgesteld is dat de verdachte een auto heeft bestuurd zonder dat aan hem daarvoor een rijbewijs was afgegeven door de bevoegde autoriteit. De verdachte heeft verklaard dat hij een Turks rijbewijs heeft behaald in de periode dat hij in Turkije heeft gewoond en dat hij dacht dat hij daarmee ook in Nederland mocht rijden. Dat is niet het geval. Dat de verdachte daarover kennelijk verkeerd geïnformeerd was, kan niet leiden tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 november 2021 te Vlaardingen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A20, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- te rijden met een snelheid van ongeveer 228 km/u en 172 km/u en 157 km/u, harder dan de aldaar toegestane snelheid, en
- meermalen van rijstrook te wisselen en daarbij een of meer voertuigen rechts en/of links in te halen en
- ( vervolgens) met (genoemde) (hoge) snelhe(i)d(en) te botsen op en/of aan te rijden tegen aldaar rijdende voertuigen, (mede) ten gevolge waarvan dat voertuig in een slip raakte en (vervolgens) tegen een vangrail bots
te,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3]
)te duchten was;
2.
hij op 11 november 2021 te Vlaardingen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de A20, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte zou een Audi RS3 van een vriend afleveren bij iemand die bij het tankstation stond te wachten. De verdachte heeft tijdens zijn rit over de A20 de maximum toegestane snelheid van 100 kilometer per uur gedurende een periode van in ieder geval minuten zodanig fors overschreden dat hij meer dan twee keer zo hard reed als toegestaan was. Volgens getuigenverklaringen reed hij daarbij slalommend door het verkeer. Op enig moment is hij de macht over het stuur verloren, waarna de veiligheidssystemen van de auto ingrepen. Seconden voor de eerste botsing is een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur geregistreerd. De verdachte reed vervolgens eerst tegen een Kia aan, op dat moment reed hij 172 kilometer per uur, om daarna in enkele seconden van 133 kilometer per uur te versnellen naar 157 kilometer per uur. Met de laatstgenoemde snelheid reed de verdachte tegen de achterkant van een Renault aan. Alle voertuigen raakten (zwaar) beschadigd als gevolg van de botsingen.
Bij geen van de inzittenden kon objectief letsel worden vastgesteld, al blijkt uit de informatie in het dossier wel dat de inzittenden van de Renault Clio last hebben (gehad) van ongrijpbare whiplash klachten. Dat geen van de inzittenden zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is een omstandigheid die zeker niet aan het handelen van de verdachte te danken is.
De verdachte heeft de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en van zichzelf in gevaar gebracht. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het gedrag van anderen. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers onvoldoende in acht genomen. De rechtbank rekent dat de verdachte aan.
De verdachte heeft ter zitting zijn eigen rijgedrag, achteraf gezien, verworpen. Toch betwijfelt de rechtbank of de verdachte volledig schuldbewust is. Uit zijn reactie op bevindingen uit het onderzoek die betrekking hebben op de door hem gereden snelheid zou het tegendeel kunnen worden afgeleid.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, overigens wel voor verkeersfeiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Door de verdediging is onder verwijzing naar verschillende omstandigheden verzocht de verdachte geen straf of maatregel op te leggen, en aldus toepassing te geven aan het rechterlijk pardon opgenomen in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank volgt de verdediging niet in dit verzoek.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan zal zij aan de verdachte voor feit 1 een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen, opleggen.
Feit 2 betreft een overtreding zodat daarvoor gelet op het bepaalde in artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht een aparte straf dient te worden opgelegd. Conform de eis van de officier van justitie zal de rechtbank een geldboete van hierna te noemen hoogte opleggen.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 12 november 2021. De verdachte is niet in verzekering gesteld, maar hij is op genoemde datum wel als verdachte verhoord door de politie. Tot aan dit vonnis is een periode van bijna drie jaren verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Daarom zal als compensatie voor het eerste feit in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken);
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
veroordeelt de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde feit tot een
geldboete van
€ 420, 00 (vierhonderdtwintig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 november 2021 te Vlaardingen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A20, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) te rijden met een snelheid van ongeveer 228 km/u en/of 172 km/u en/of 157 km/u, in ieder geval harder dan de aldaar toegestane snelheid, en/of
- meermalen, althans eenmaal (telkens) van rijstrook te wisselen en/of daarbij een of meer voertuigen rechts en/of links in te halen zonder een teken met zijn richtingaanwijzer te geven, en/of
- (vervolgens) met (genoemde) (hoge) snelhe(i)d(en) te botsen op en/of aan te rijden tegen een of meer aldaar rijdend(e) voertuig(en), (mede) ten gevolge waarvan dat/die voertuig(en) in een slip raakte(n) en/of (vervolgens) tegen een vangrail botsen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] te duchten was
2.
hij op of omstreeks 11 november 2021 te Vlaardingen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de A20, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.