Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 oktober 2024, met bijlagen 1 tot en met 22;
- de mondelinge behandeling op 29 oktober 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, woonachtig in Bergschenhoek, en een gedaagde, die niet is verschenen. De eiser, vertegenwoordigd door de gemachtigden mrs. I.E. Reimert en M.R. Tol, vorderde ontruiming van de woonruimte van de gedaagde vanwege een huurachterstand van tien maanden. De procedure werd gestart met een dagvaarding op 7 oktober 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 oktober 2024.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoed aanwezig was om de vordering in kort geding toe te wijzen, aangezien de huurovereenkomst naar verwachting in een bodemprocedure zou worden ontbonden. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de gehuurde woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 15.330,00, een contractuele boete van € 225,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 912,48 aan de eiser.
De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over de boete en de incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten, die op € 1.521,38 zijn begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in verzet komt. De rechter heeft al het andere afgewezen, waarmee de vordering van de eiser grotendeels is toegewezen.