ECLI:NL:RBROT:2024:10913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
10/186107-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van heroïne met gevangenisstraf en onttrekking aan het verkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het vervoeren van heroïne. De verdachte werd op 5 juni 2024 betrapt door de politie terwijl hij een bruine papieren tas bij zich had, waarin later 1.997 gram heroïne werd aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, aangezien hij zich bewust was van de kans dat er illegale stoffen in de tas zaten. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de tas, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van de heroïne, en dat de hoeveelheid drugs die in beslag was genomen, wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de heroïne onttrokken aan het verkeer. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen telefoontoestel aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/186107-24
Datum uitspraak: 23 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres] ,
raadsman mr. W.W.J. Houben, waarnemend kantoorgenoot van mr. R.D. Maessen,
advocaat te Heerlen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is primair aangevoerd dat de verdachte de bruine papieren tas slechts kortstondig heeft vastgehouden en dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de tas. Subsidiair is aangevoerd dat de hoeveelheid heroïne niet kan worden vastgesteld nu het niet duidelijk is of de forensisch onderzoekers monsters van alle vier de blokken of slechts van één blok hebben genomen.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden.
Op 5 juni 2024 zagen verbalisanten dat een personenauto van het merk en type Volkswagen Golf Plus, met het kenteken [kenteken] , een melding gaf op het ANPR-systeem met als doel om dit voertuig te controleren wegens ondermijnende criminaliteit. Zij volgden de auto en zagen dat de auto parkeerde op de Beukelaarsstraat te Rotterdam. De verdachte stapte uit de auto, pakte een blauwe Albert Heijn tas uit de kofferbak en liep naar binnen in het nabijgelegen [naam café]. Na enkele minuten verliet hij het café weer. De verbalisanten zagen dat de verdachte niet langer de Albert Heijn tas, maar een bruine papieren tas bij zich had. De verdachte was aan het bellen, keek zenuwachtig om zich heen en liep voorbij de Volkswagen Golf Plus. Toen de verbalisanten riepen ‘politie, blijven staan’, zagen zij dat de verdachte begon te rennen en dat hij de papieren tas onder een auto probeerde te gooien. De tas is vervolgens veiliggesteld; in de tas bleken vier ingetapete blokken te zitten. Later onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat het gewicht 1.997 gram heroïne was.
De verdachte heeft verklaard dat hij de bruine papieren tas ergens af moest geven en dat hij in ruil daarvoor een andere tas zou krijgen. Hiervoor zou hij een geldelijke beloning van 100 euro krijgen. De verdachte wist naar eigen zeggen niet wat er in de tas zat, maar hij wist wel dat het om illegale praktijken ging.
Desgevraagd heeft de verdachte niet willen verklaren van wie hij de tas heeft ontvangen. Dat iemand hem een dergelijke hoeveelheid harddrugs zou toevertrouwen zonder zijn medeweten en zonder daar een hoge vergoeding tegenover te stellen, is gelet op de grote waarde van de drugs, onwaarschijnlijk. Nu een aannemelijke, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte ontbreekt, en er dus geen contra-indicaties zijn, gaat de rechtbank uit van de bovenomschreven feiten en omstandigheden en hun uiterlijke verschijningsvorm.
Uit de bovengenoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat er een aanmerkelijke kans was dat er illegale zaken, zoals drugs, in de tas zaten. De verdachte heeft deze kans bewust aanvaard. Daarmee heeft hij voorwaardelijk opzet gehad op het vervoeren van heroïne.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de door het NFI gewogen hoeveelheid heroïne, te weten 1.997 gram, kan worden bewezen nu uit het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek aan de verdovende middelen volgt dat het onderzoek aan vier blokken met bruin samengeperst materiaal heeft plaatsgevonden. Aan deze blokken is één goednummer gekoppeld en vervolgens zijn er vier monsters met aparte SIN-nummers genomen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van heroïne.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 juni 2024 te Rotterdam
opzettelijk heeft vervoerd, 1997 gram, van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna twee kilogram heroïne. De verdachte heeft door zijn handelen meegewerkt aan het in stand houden van de handel in verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat drugs, met name harddrugs, een gevaar vormen voor de volksgezondheid. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte op 29 mei 2024 is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, in het bijzonder ook de LOVS oriëntatiepunten. In strafverzwarende zin is daarbij rekening gehouden met het feit dat sprake is van recidive. De rechtbank ziet anders dan de raadsman geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer en de in beslag genomen telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging kan zich met het standpunt van de officier van justitie verenigen.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen verdovende middelen onttrekken aan het verkeer omdat met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen verklaarde feit is begaan en het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: 1997 gram heroïne (goednummer [proces-verbaalnummer 1] );
- gelast de teruggave aan verdachte van: telefoontoestel (Apple iPhone zwart, goednummer [proces-verbaalnummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 juni 2024 te Rotterdam
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1997 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.