ECLI:NL:RBROT:2024:10909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
10/280498-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 september 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en op 5 oktober 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De proeftijd van 365 dagen zou aflopen op 4 oktober 2024. De officier van justitie diende op 22 augustus 2024 een vordering in tot verlenging van deze proeftijd, omdat de veroordeelde zich onvoldoende had gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling, met name het meewerken aan een ambulante behandeling. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde meerdere afspraken had gemist en niet de nodige stappen had ondernomen om zijn situatie te verbeteren. De rechtbank oordeelde dat een verlenging van de proeftijd noodzakelijk was om de veroordeelde de kans te geven om zijn gedrag te veranderen en de ambulante behandeling bij De Waag voort te zetten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de proeftijd met 365 dagen verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
VI-zaaknummer: 89/000086-43
Parketnummer: 10/280498-21
Datum uitspraak: 9 september 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. J.F. van Duin, advocaat te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van
9 februari 2022 is aan de veroordeelde een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 5 oktober 2023 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De proeftijd vanaf de hierboven genoemde dag van voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 365 dagen en het strafrestant bedraagt 360 dagen. De proeftijd loopt af op 4 oktober 2024.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn - voor zover hier van belang - de volgende voorwaarden verbonden:
algemene voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig strafbaar feit;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 op de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [naam 1], geboren op [geboortedatum 2];
  • de veroordeelde bevindt of vestigt zich niet in Heerjansdam, zoals aangegeven op de in bijlage 1 van de beslissing voorwaardelijke invrijheidstelling opgenomen afbeelding;
  • de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na invrijheidstelling bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam, 088 804 1302. De veroordeelde blijft zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt. Deze meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden;
  • de veroordeelde werkt mee aan de intake bij De Waag. Indien geïndiceerd, laat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener wordt aangegeven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven;
  • de veroordeelde werkt mee aan of spant zich actief in voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • de veroordeelde toont een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden;
  • de veroordeelde toont openheid van zaken ten aanzien van zijn sociale netwerk;
  • de veroordeelde toont openheid van zaken ten aanzien van zijn financiële situatie.
1.3.
Vordering
Op 22 augustus 2024 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.
Bij de vordering is overgelegd het voortgangsverslag van verslavingsreclassering GGZ Fivoor van 25 maart 2024. Ook is overgelegd het rapport van verslavingsreclassering GGZ Fivoor van 31 juli 2024 met de strekking dat de proeftijd zou moeten worden verlengd.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2024. De officier van justitie mr. X. van Balen en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, zijn gehoord. Ook is de reclasseringswerker [naam 2], als deskundige, gehoord.
De officier van justitie heeft toegelicht dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde, het meewerken aan een ambulante behandeling, onvoldoende is nagekomen. Meerdere afspraken hebben geen doorgang gevonden omdat de veroordeelde het heeft laten afweten. In februari 2024 heeft de veroordeelde te kennen gegeven de meerwaarde en het nut van een ambulante behandeling niet in te zien. Vervolgens is in maart 2024 besloten om het dossier te sluiten. Nu de veroordeelde in korte tijd voor twee geweldsdelicten is veroordeeld en tijdens zijn detentie wegens een geweldsincident disciplinair is gestraft, wordt een ambulante behandeling nog steeds noodzakelijk geacht. Daar komt bij dat de veroordeelde tot op heden niet over dagbesteding en een inkomen beschikt. De behandelaar van De Waag heeft vastgesteld dat de veroordeelde er niet in slaagt om oplopende spanningen te reguleren, terwijl dat gelet op de delicten juist van belang wordt geacht. Een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling is noodzakelijk zodat de ambulante behandeling bij De Waag opnieuw kan worden opgepakt en zodat kan worden gewerkt aan het inperken van het recidiverisico.
De reclasseringswerker heeft naar voren gebracht dat zij geen aanvulling heeft op de rapportages. Na het stagnatiegesprek heeft de veroordeelde zich meewerkend opgesteld. Inmiddels is hij opnieuw aangemeld bij De Waag. Hij staat op de wachtlijst voor een intakegesprek.
De veroordeelde en zijn raadsman hebben ter zitting medegedeeld dat zij het verzoek van de officier van justitie steunen. De veroordeelde heeft een zware periode achter de rug waarin zijn hoofd zo vol zat dat het hem niet lukte om mee te werken aan de ambulante behandeling. Een jaar vastzitten zou hem stagneren. Het is juist van belang dat hij wordt behandeld en het is aan de veroordeelde zelf om die kans te grijpen.

2.Beoordeling

2.1.
Bevoegdheid
De rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de vordering omdat de meervoudige kamer van deze rechtbank in eerste aanleg kennis heeft genomen van het strafbare feit ter zake waarvan de straf is opgelegd waarvoor aan de veroordeelde voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend en waarvan thans de verlenging van de proeftijd wordt gevorderd.
2.2.
Ontvankelijkheid
Deze beslissing wordt genomen voor het einde van de proeftijd. Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering.
2.3.
Inhoudelijke beoordeling
Uit het rapport van de reclassering van 31 juli 2024 volgt dat de veroordeelde zich eerder heeft onttrokken aan de bijzondere voorwaarde om mee te werken aan een ambulante behandeling. De behandeling bij De Waag stagneerde en werd in maart 2024 negatief afgesloten. Op 16 april 2024 heeft een waarschuwingsgesprek plaatsgevonden tussen het Openbaar Ministerie, de veroordeelde en de reclasseringswerker. De veroordeelde heeft toen de keuze gekregen om de ambulante behandeling voort te zetten of de opdracht retour te zenden, met het gevolg dat de gevangenisstraf ten uitvoer zou worden gelegd. De veroordeelde heeft ervoor gekozen om de ambulante behandeling alsnog te volgen. De veroordeelde is opnieuw aangemeld bij De Waag. Doordat de procedure van meet af aan moet worden opgestart, is het niet mogelijk om de behandeling voor de einddatum van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te ronden. Om die reden is een verlenging van de proeftijd noodzakelijk.
De rechtbank is gelet op het advies van de reclassering en de toelichting van de reclasseringswerker ter terechtzitting, alsmede hetgeen door de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman naar voren is gebracht, van oordeel dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden verlengd met 365 dagen. De verlenging van de proeftijd is noodzakelijk om een gedragsverandering bij de veroordeelde te kunnen bewerkstelligen en om hem te ondersteunen in het stabiliseren van zijn leefgebieden.

3.Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering toe en verlengt de proeftijd met 365 (driehonderdenvijfenzestig) dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.