In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2024 een verstekvonnis gewezen in een kort geding tussen Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een derde. De eiseres, Waterweg Wonen, heeft een eis ingediend tot ontruiming van een huurwoning vanwege ernstige en structurele overlast die door de huurder, [naam 1], en zijn bezoekers wordt veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie niet of onvoldoende zal verbeteren, ondanks de aanwezigheid van de huurder op de zitting, die geen concrete feiten heeft aangedragen ter verdediging van zijn positie. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Waterweg Wonen niet kan worden verplicht om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten, gezien de spoedeisendheid van de situatie. De huurovereenkomst zal naar verwachting in een bodemprocedure worden ontbonden, en de ontruiming van de woning is de enige passende oplossing. De ontruimingstermijn is vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 949,55, inclusief wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.