Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 april 2024, met bijlagen 1 tot en met 15;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen 1 en 2;
- het antwoord in reconventie, met bijlage 16.
Rechtbank Rotterdam
In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Hef Wonen en [gedaagde 1], die handelt als bewindvoerder van [gedaagde 2]. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst van [gedaagde 2] met Hef Wonen, omdat [gedaagde 2] een seksinrichting heeft geëxploiteerd in de huurwoning, wat heeft geleid tot overlast en schending van de huurvoorwaarden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden op basis van artikel 6:265 BW, omdat [gedaagde 2] zich niet als goed huurder heeft gedragen en de woning voor ongeoorloofde doeleinden heeft gebruikt. De kantonrechter heeft [gedaagde 1] als bewindvoerder veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
Daarnaast zijn de proceskosten voor rekening van [gedaagde 1] gesteld, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de kosten vastgesteld op € 779,57 voor de conventionele eis en € 306,- voor de reconventionele eis. De kantonrechter heeft ook de eis in reconventie afgewezen, omdat er geen grond was voor het aanbieden van een tweede kans overeenkomst aan [gedaagde 2]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de gevolgen van het niet naleven van huurvoorwaarden, vooral in gevallen van overlast en ongeoorloofd gebruik van huurwoningen.