ECLI:NL:RBROT:2024:10890

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
C/10/677346 / HA ZA 24-319
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders in sale & leaseback overeenkomst na ontbinding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Beequip B.V. en drie gedaagden, waaronder de bestuurders van de vennootschap [gedaagde 1]. Beequip had een sale & leaseback overeenkomst gesloten met [gedaagde 1], waarbij zij objecten had gekocht en vervolgens aan [gedaagde 1] had geleaset. Na het stoppen van betalingen door [gedaagde 1] heeft Beequip de overeenkomst ontbonden en vorderingen ingesteld voor achterstallige leasetermijnen en schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen van Beequip toegewezen, waarbij de gedaagden, waaronder de bestuurders, persoonlijk aansprakelijk zijn gesteld voor de schade. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun verweer dat er mondelinge afspraken waren gemaakt over de afwikkeling van de overeenkomst. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige bedragen, een gebruikersvergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van Beequip toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/677346 / HA ZA 24-319
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
BEEQUIP B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. N. Voets en J.H.N. Vogelsang in Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden gevestigd in [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N. Claassen in Rotterdam.
Partijen worden hierna Beequip, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagde 1] c.s.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen hebben een sale en lease back overeenkomst gesloten, waarbij Beequip objecten heeft gekocht van [gedaagde 1] en deze objecten vervolgens aan [gedaagde 1] heeft geleaset. [gedaagde 1] moest daarvoor maandelijkse leasetermijnen aan Beequip betalen. Op een gegeven moment is [gedaagde 1] gestopt met betalen en heeft Beequip de overeenkomst ontbonden. In deze procedure vordert Beequip onder meer de achterstallige en resterende leasetermijnen en een schadevergoeding van [gedaagde 1] . Beequip vordert ook veroordeling van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als (indirect) bestuurder van [gedaagde 1] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank wijst de vorderingen toe. In dit vonnis wordt deze beslissing uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 8,
  • de conclusie van antwoord,
  • de oproepingsbrief van 4 juli 2024,
  • de zittingsagenda van 5 augustus 2024,
  • de akte eiswijziging en overleggen aanvullende producties, met producties 9 t/m 11,
  • de mondelinge behandeling van 10 september 2024,
  • de spreekaantekeningen van Beequip.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
Beequip is een financier van zwaar materieel voor de bouw-, infra- en logistieke sector. [gedaagde 1] houdt zich bezig met de verhuur van machines en installaties in de bouwsector. De enige aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] is [gedaagde 2] . [gedaagde 3] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde 2] en hij is dus indirect bestuurder van [gedaagde 1] .
3.2.
Op 5 november 2021 heeft Beequip een overeenkomst van sale en financial lease (hierna: de overeenkomst) gesloten met [gedaagde 1] . Op grond van de overeenkomst heeft Beequip tien objecten van [gedaagde 1] gekocht en heeft zij deze objecten vervolgens aan [gedaagde 1] geleaset tegen betaling door [gedaagde 1] van een maandelijkse leasetermijn. De objecten blijven eigendom van Beequip totdat [gedaagde 1] aan al haar betalingsverplichtingen op grond van de overeenkomst heeft voldaan.
3.3.
Op 21 december 2022 heeft Beequip de overeenkomst met onmiddellijke ingang schriftelijk ontbonden, omdat [gedaagde 1] niet meer aan haar betalingsverplichting voldeed. Beequip heeft daarbij aanspraak gemaakt op de achterstallige en resterende leasetermijnen en op een schadevergoeding (de contractuele boete). Partijen hebben daarna geprobeerd om samen afspraken te maken over de afwikkeling hiervan, maar dat is niet gelukt.
3.4.
Volgens [gedaagde 1] c.s. hebben partijen mondeling afspraken gemaakt over hoe [gedaagde 1] haar “schuld” kon inlopen. [gedaagde 1] mocht naar eigen zeggen de machines verkopen en moest een deel van het aan Beequip verschuldigde bedrag in termijnen terugbetalen. Toen [gedaagde 1] later een vaststellingsovereenkomst op papier ontving van Beequip, kwamen deze afspraken volgens haar niet overeen met hetgeen mondeling was afgesproken. Beequip betwist dat zulke afspraken zijn gemaakt.
3.5.
[gedaagde 1] heeft de objecten niet teruggegeven aan Beequip. [gedaagde 1] c.s. hebben tijdens de zitting bewijs aangeboden van de stelling dat er mondelinge afspraken zijn gemaakt tussen partijen over de afwikkeling van de overeenkomst.

4.De vordering

4.1.
Beequip vordert – samengevat – na vermeerdering van haar eis, dat de rechtbank bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. [gedaagde 1] veroordeelt om € 210.338,68 aan Beequip te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand vanaf 1 april 2024 totdat alles betaald is,
II. voor recht verklaart dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als (indirect) bestuurder van [gedaagde 1] onrechtmatig hebben gehandeld tegenover Beequip, waarvan hen een persoonlijk ernstig verwijt valt te maken,
III. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt om € 185.232,10 aan Beequip te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2024 totdat alles betaald is,
IV. voor recht verklaart dat een (gedeeltelijke) betaling van [gedaagde 1] van het bedrag onder I strekt tot (gedeeltelijke) kwijting van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ten aanzien van het toegewezen bedrag onder III voor zover het restant van de totale openstaande vordering op [gedaagde 1] na deze betaling meer bedraagt dan het bedrag waarvoor [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid worden veroordeeld en dat (gedeeltelijke) betaling van [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] ten aanzien van het toegewezen bedrag onder III strekt tot (gedeeltelijke) kwijting van [gedaagde 1] ten aanzien van het toegewezen bedrag onder I,
V. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt om een gebruikersvergoeding van € 4.140,59 per maand aan Beequip te betalen vanaf 1 april 2024 totdat alle leaseobjecten ingeleverd zijn,
VI. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.627,32 aan Beequip te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis totdat alles betaald is,
VII. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt in proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het vonnis totdat alles betaald is.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. vragen afwijzing van de vorderingen van Beequip en een veroordeling van Beequip in de proceskosten, de wettelijke rente daarover en de nakosten. Bij een (gedeeltelijke) toewijzing verzoeken [gedaagde 1] c.s. om de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten te matigen.

5.De beoordeling

Eisvermeerdering is toelaatbaar

5.1.
[gedaagde 1] c.s. hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering van Beequip. Aangezien deze eisvermeerdering niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zal de rechtbank de vermeerderde eis van Beequip beoordelen.
[gedaagde 1] c.s. krijgt geen kans om nog bewijs te leveren
5.2.
De rechtbank geeft [gedaagde 1] c.s. niet de mogelijkheid om nog bewijs te leveren van hun stelling dat er mondeling een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Het bewijsaanbod dat [gedaagde 1] c.s. tijdens de zitting hebben gedaan, is (veel) te laat en in dit geval in strijd met de goede procesorde. In de zittingsagenda die de rechtbank aan partijen heeft gestuurd staat uitdrukkelijk dat de rechtbank wil weten wat de feitelijke gang van zaken was bij de totstandkoming van de gestelde vaststellingsovereenkomst. [gedaagde 1] c.s. hebben namelijk in hun conclusie van antwoord een beroep gedaan op die mondelinge afspraken. Het had op de weg van [gedaagde 1] c.s. gelegen om de ter zitting genoemde geluidsopname van een gesprek tussen [gedaagde 3] en Beequip al in het geding te brengen, of in ieder geval een transcriptie daarvan. Ook hadden [gedaagde 1] c.s. een schriftelijke verklaring van de door hen genoemde personen (waaronder de broer van [gedaagde 3] ) bij haar conclusie van antwoord of voor de zitting kunnen overleggen. Tot slot is [gedaagde 3] zelf niet naar de zitting gekomen om zijn verweer toe te lichten. Daardoor is er niemand aanwezig geweest die uit eigen wetenschap inlichtingen over de zaak kon geven. Het wezen van de mondelinge behandeling is nu eenmaal dat de details van het geschil daar besproken moeten kunnen worden met personen van de zijde van beide partijen die bij voorkeur uit eigen wetenschap vragen kunnen beantwoorden. Uit het niet verschijnen van [gedaagde 3] mag de rechter de gevolgen verbinden die hij geraden acht (artikel 88 lid 4 Rv). Al met al is het naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden in strijd met de goede procesorde als [gedaagde 1] c.s. nog de kans zouden krijgen om bewijs te leveren van hun stelling. Dat zij daardoor in hoger beroep moeten gaan, zoals door hun advocaat tijdens de zitting is aangevoerd, is een mogelijke consequentie van hun eigen procesopstelling.
De vorderingen van Beequip tegen [gedaagde 1] worden toegewezen
5.3.
De vorderingen van Beequip worden toegewezen. Dat licht de rechtbank hieronder toe.
5.4.
[gedaagde 1] c.s. hebben als verweer aangevoerd dat er mondeling afwijkende afspraken zijn gemaakt met Beequip over de afwikkeling van de overeenkomst. Beequip heeft dat vervolgens gemotiveerd weersproken. Zij stelt onder andere dat zij, als grote organisatie, nooit mondeling afspraken zou maken zonder deze schriftelijk vast te leggen. Daarnaast betwist Beequip dat er een afspraak is gemaakt op basis waarvan [gedaagde 1] de leaseobjecten zonder haar toestemming zou mogen verkopen. Voor Beequip is het behouden van haar eigendom van groot belang. [gedaagde 1] c.s. hebben hun stelling dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt, na de gemotiveerde betwisting door Beequip, niet nader onderbouwd. Omdat het gaat om een zogenoemd bevrijdend verweer hadden [gedaagde 1] c.s. dat wel moeten doen. Zij hebben daarmee niet voldaan aan de op hen rustende stelplicht (artikel 150 Rv). Zoals hiervoor overwogen (zie 5.1), krijgen zij niet nog de kans om bewijs te leveren.
5.5.
Tegen de vorderingen van Beequip hebben [gedaagde 1] c.s. inhoudelijk geen verweer gevoerd. De gevorderde schadevergoeding, gebruikersvergoeding en contractuele rente zijn gebaseerd op de overeenkomst en de daarop toepasselijke algemene voorwaarden van Beequip en deze worden daarom toegewezen. Wat betreft de gevorderde gebruikersvergoeding overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 10.1 van de algemene voorwaarden van Beequip staat dat, na beëindiging van de overeenkomst, een gebruikersvergoeding betaald moet worden over de periode dat de objecten niet aan Beequip zijn terug gegeven. De vergoeding is beperkt tot de leasetermijnen die bij voortzetting van de leaseovereenkomst over die periode betaald hadden moeten worden. Dat betekent dat de vordering van Beequip voor dit onderdeel (zie 4.1 onder V) als volgt wordt beperkt. De rechtbank zal [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk veroordelen om overeenkomstig artikel 10.1. van de algemene voorwaarden van Beequip per leaseobject een gebruikersvergoeding te betalen, vanaf 1 april 2024 totdat de laatste leasetermijn voor het betreffende object volgens de overeenkomst betaald had moeten worden. Als een leaseobject alsnog aan Beequip wordt teruggegeven, dan eindigt de te betalen gebruikersvergoeding op het moment van teruggave.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn als (indirect) bestuurder aansprakelijk
5.6.
De gevorderde hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en de gevorderde verklaring voor recht dat zij onrechtmatig tegenover Beequip hebben gehandeld en dat hen daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, worden toegewezen. Dat wordt hierna toegelicht.
5.7.
Als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, dan is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is er, naast aansprakelijkheid van de vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap. In dat geval is vereist dat de bestuurder persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Op grond van artikel 2:11 Burgerlijk Wetboek rust de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon (hier: [gedaagde 2] ) tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is (hier: [gedaagde 3] ).
5.8.
Ter zitting heeft Beequip toegelicht dat zij haar vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid baseert op het feit dat [gedaagde 1] de leaseobjecten niet heeft teruggegeven nadat de overeenkomst was ontbonden. [gedaagde 1] c.s. hebben daartegenover aangevoerd dat zij de objecten mochten verkopen op grond van de gemaakte mondelinge afspraken over de afwikkeling van de overeenkomst.
5.9.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het staat vast dat [gedaagde 1] de objecten na ontbinding van de overeenkomst aan Beequip had moeten teruggeven en dat zij dit niet heeft gedaan. Dat staat in artikel 10 van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst. Dit staat ook in de ontbindingsbrief die Beequip aan [gedaagde 1] heeft gestuurd. [gedaagde 1] c.s. stellen dan wel dat [gedaagde 1] de objecten mocht verkopen op basis van mondelinge afspraken, maar zoals hiervoor overwogen hebben zij op dat punt niet voldaan aan de op hen rustende stelplicht(zie 5.3.). De advocaat van [gedaagde 1] c.s. weet desgevraagd niet waar de objecten nu zijn en [gedaagde 3] is zelf niet naar de zitting gekomen om dit toe te lichten. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] laten dus als (indirect) bestuurder van [gedaagde 1] na om openheid van zaken te geven over de vraag waar de eigendommen van Beequip zijn. Door het niet inleveren van de objecten bij Beequip hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] er als (indirect) bestuurder van [gedaagde 1] voor gezorgd dat Beequip de objecten niet heeft kunnen verkopen om daarmee haar schade als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst te beperken. Dat is een voorzienbaar gevolg van hun handelen, waarvan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de gegeven omstandigheden een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
Beequip vordert een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 2.627,32. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het besluit) is hier van toepassing, omdat het verzuim van [gedaagde 1] na 1 juli 2012 is ingetreden. Beequip heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en [gedaagde 1] c.s. hebben hiertegen geen verweer gevoerd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten wordt daarom toegewezen. De door [gedaagde 1] c.s. verzochte matiging van deze kosten hebben zij niet verder onderbouwd en de rechtbank ziet daarvoor ook geen aanleiding. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten
5.11.
Aangezien [gedaagde 1] c.s. in het ongelijk zijn gesteld, moeten zij de proceskosten van Beequip betalen. De gevorderde hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wordt toegewezen. De proceskosten van Beequip worden begroot op:
- dagvaarding € 118,07
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat € 5.428,00 (2 punt x tarief € 2.714,00)
- nakosten
€ 173,00
Totaal € 12.336,07
5.12.
De door [gedaagde 1] c.s. verzochte matiging van de proceskosten hebben zij niet verder onderbouwd en de rechtbank ziet daarvoor ook geen aanleiding. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.13.
Tegen de door Beequip verzochte uitvoerbaar bij voorraad verklaring is geen afzonderlijk verweer gevoerd, terwijl zij geacht moet worden daarbij belang te hebben. De rechtbank zal de veroordelingen dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om € 210.338,68 aan Beequip te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% vanaf 1 april 2024 tot het moment van volledige betaling,
6.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als (indirect) bestuurder van [gedaagde 1] onrechtmatig hebben gehandeld tegenover Beequip, waarvan hen een persoonlijk ernstig verwijt valt te maken,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk tot betaling van € 185.232,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024 tot het moment van volledige betaling,
6.4.
verklaart voor recht dat een (gedeeltelijke) betaling van [gedaagde 1] van het bedrag onder 6.1. strekt tot (gedeeltelijke) kwijting van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ten aanzien van het bedrag onder 6.3., voor zover het restant van de totale openstaande vordering op [gedaagde 1] na deze betaling meer bedraagt dan het bedrag waarvoor [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] zijn veroordeeld en dat (gedeeltelijke) betaling van [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] ten aanzien van het bedrag onder 6.3. strekt tot (gedeeltelijke) kwijting van [gedaagde 1] ten aanzien van het bedrag onder 6.1.,
6.5.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk tot betaling van een gebruikersvergoeding aan Beequip overeenkomstig artikel 10.1. van de algemene voorwaarden van Beequip, vanaf 1 april 2024 en met inachtneming van hetgeen in 5.5. is overwogen,
6.6.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk tot betaling van € 2.627,32 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het vonnis tot het moment van volledige betaling,
6.7.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van Beequip, tot op heden begroot op € 12.336,07, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het vonnis tot het moment van volledige betaling. Als [gedaagde 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan worden zij hoofdelijk veroordeeld om € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.8.
verklaart de veroordelingen onder 6.1, 6.3, 6.5, 6.6 en 6.7 uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.
3727/1918