ECLI:NL:RBROT:2024:10889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
C/10/686473 / KG ZA 24-916
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestuurder en toegang tot digitale systemen in kort geding

In deze zaak heeft eiser, [persoon A], statutair bestuurder van de stichting Nedlloyd Pensioenfonds, in kort geding vorderingen ingesteld tegen zijn werkgever. Eiser vordert schorsing van een schorsingsbesluit, hervatting van zijn werkzaamheden en toegang tot het terrein en netwerk van de stichting. In reconventie vordert de stichting de schorsing van eiser als bestuurder en werknemer, en ontzegging van toegang tot de digitale systemen. De rechtbank heeft op 31 oktober 2024 geoordeeld dat zowel de vorderingen van eiser als die van de stichting worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen rechtsgeldig schorsingsbesluit is genomen en dat de maatregelen van de stichting in het kader van toezicht en re-integratie gerechtvaardigd zijn. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat hij geen toegang heeft tot zijn mailbox en de H-schijf, en de rechtbank concludeert dat de belangen van de stichting zwaarder wegen dan die van eiser. De proceskosten worden voor beide partijen toegewezen, waarbij eiser als in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van de stichting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/686473 / KG ZA 24-916
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2024
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Rotterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.J. Keuss te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING NEDLLOYD PENSIOENFONDS,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J. Quant te Amsterdam.
Partijen worden hierna [persoon A] en Nedlloyd genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 oktober 2024;
  • de 51 producties van [persoon A] ;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
  • de 30 producties van Nedlloyd;
  • de mondelinge behandeling op 17 oktober 2024;
  • de pleitnota van [persoon A] ;
  • de pleitnota van Nedlloyd.

2.De feiten

2.1.
Nedlloyd is een pensioenstichting. Zij heeft tot doel het verlenen van pensioenaanspraken en het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden overeenkomstig de bepalingen van de pensioenreglementen.
2.2.
Nedlloyd heeft een gemengd bestuur dat bestond uit vijf niet-uitvoerende bestuursleden en twee (met na statutenwijziging inmiddels de mogelijkheid van drie) uitvoerende bestuursleden. De uitvoerende bestuursleden zijn belast met het voeren van de dagelijkse leiding van Nedlloyd. De niet-uitvoerende bestuursleden zijn onder meer belast met het intern toezicht op de uitvoerende bestuursleden.
2.3.
Op 1 juni 2009 is [persoon A] als vermogensbeheerder in dienst getreden bij Nedlloyd.
Op 1 augustus 2014 is [persoon A] benoemd tot algemeen directeur van Nedlloyd, waarna hij op 28 januari 2019 is benoemd tot uitvoerend bestuurder CEO/CIO.
2.4.
Op 21 augustus 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon A] , [persoon B] (destijds niet-uitvoerend bestuurslid en voorzitter van het bestuur, hierna [persoon B] ) en [persoon C] (niet-uitvoerend bestuurslid, hierna: [persoon C] ). Er werd gesproken over het functioneren van [persoon A] in de voorgaande maanden. In een brief van 3 september 2023 aan [persoon A] hebben [persoon B] en [persoon C] een weergave gegeven van dat gesprek. In die brief staat:
“(…)
Binnen het Bestuur is er onvrede over hoe een aantal dossiers zijn opgepakt door jou en de inbreng van jou in de bestuursvergaderingen. Wij hebben jou een aantal voorbeelden hiervan gegeven:
  • De wijze waarop het stuk actief/ passief beleggen vorm is gegeven. De lange doorlooptijd en het niet duidelijk neerleggen van een visie hierop;
  • Het niet nemen van een duidelijke actie op een omissie in de pensioenadministratie;
  • Het niet op tijd oppakken en informeren naar bestuur over de gevolgen van wetswijziging per l juli 2023;
  • Door zigzagbeleid en tegensprekende stukken onduidelijkheid in een sociaal plan laten ontstaan;
  • Geen actieve rol en deelname zoals te verwachten als bestuurslid in de vergaderingen. Dit aspect is in meerdere functioneringsgesprekken als serieus aandachtspunt aangemerkt.
Het bestuur heeft dan ook besloten om een aantal organisatorische aanpassingen te maken, die de organisatie hopelijk versterken. Dit mede in het licht van de mogelijke eindigheid van het fonds en de daarbij behorende tot uitvoering te brengen stappenplannen.
Met ingang van 1 september a.s. zal :
  • Er een gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn tussen jou en [voornaam persoon D][vzr: [persoon D] , het andere uitvoerend bestuurslid]
    m.b.t de uitvoeringsorganisatie en het fonds;
  • De pensioenadministratie en [voornaam persoon E] zullen hiërarchisch gaan rapporteren aan [voornaam persoon D] ;
  • Het sociaal plan wordt door een driemanschap van ondergetekende, [voornaam persoon D] en jouzelf met de PV uit onderhandeld.
Wij vertrouwen erop dat er sprake kan zijn van een positieve en goede samenwerking, en dat we kunnen blijven rekenen op jouw support en kennis ten behoeve van het fonds.”
2.5.
Op 31 augustus 2023 heeft [persoon A] zich ziek gemeld.
2.6.
Met ingang van 8 of 9 november 2023 is [persoon F] (hierna: [persoon F] ) benoemd tot voorzitter van het bestuur.
2.7.
Bij brief van 31 januari 2024 heeft [persoon F] aan [persoon A] het verwijt gemaakt dat hij niet meewerkt aan zijn re-integratie door onbereikbaarheid en een non-coöperatieve opstelling. [persoon F] deelt mee dat de CEO-taken van [persoon A] worden waargenomen door [persoon D] en de CIO-taken door [persoon G] (hierna: [persoon G] ), en dat alle aan [persoon A] verleende procuraties, volmachten en autorisaties worden ingetrokken totdat hij volledig is gere-integreerd. In dat kader stelt [persoon F] mediation voor.
2.8.
Met ingang van 6 februari 2024 zijn de procuraties, volmachten en autorisaties van [persoon A] ingetrokken verklaard en is hij afgesloten van het netwerk en zijn zakelijke mailbox.
2.9.
Nedlloyd heeft daarna een mediationbureau ingeschakeld en in februari 2024 [persoon A] meermaals verzocht om met haar in mediation te gaan. [persoon A] heeft dat steeds afgehouden en aan Nedlloyd doorgegeven dat hij afspraken wil maken over een hervatting van de werkzaamheden in aangepaste vorm.
2.10.
Op 20 februari 2024 heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat sprake is van een arbeidsconflict. Hij heeft partijen geadviseerd om via mediation de arbeidsrelatie te normaliseren.
2.11.
Met ingang van 15 maart 2024 is [persoon G] benoemd tot uitvoerend bestuurslid.
2.12.
Op 19 maart 2024 bericht [persoon A] aan [persoon F] dat er geen sprake is van een dermate groot conflict dat interventie van een mediator noodzakelijk is, maar dat hij openstaat voor een gesprek met 2 niet-uitvoerende bestuursleden. Verder vraagt [persoon A] toegang tot het netwerk.
2.13.
Op 20 maart 2024 heeft [persoon F] aan [persoon A] bericht dat hij in de loop van die dag weer toegang zou hebben tot zijn mailbox.
2.14.
Op 1 april 2024 heeft de bedrijfsarts [persoon A] als hersteld beschouwd.
Op 13 april 2024 heeft [persoon A] zich ziek gemeld.
2.15.
Partijen hebben correspondentie gevoerd over mediation of andersoortige gesprekken, een terugkeer van [persoon A] op de werkvloer en toegang van [persoon A] tot het netwerk en documenten.
2.16.
Op 26 september 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon A] en twee niet-uitvoerende bestuursleden onder leiding van een gespreksleider en in aanwezigheid van de advocaten. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. De (niet-)uitvoerende bestuursleden hebben hun vertrouwen in [persoon A] opgezegd.
2.17.
Op 10 oktober 2024 heeft Nedlloyd een buitengewone bestuursvergadering uitgeroepen tegen 16 oktober 2024 met als agendapunt het voorgenomen ontslag van [persoon A] als uitvoerend bestuurslid. Nadat de advocaat van [persoon A] aangaf verhinderd te zijn, is die vergadering verzet naar 24 oktober 2024.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[persoon A] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de besluiten die zien op de schorsing per direct te schorsen totdat over de rechtsgeldigheid van deze besluiten in de bodemprocedure bij eindvonnis is beslist;
Nedlloyd binnen 3 werkdagen na de betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij dat nalaat, [persoon A] toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden in de functie van voorzitter van het uitvoerend bestuur, althans hem te laten re-integreren en hem de toegang te verlenen tot alle gebouwen en terreinen van Nedlloyd en tot de digitale werkomgeving en toe te staan dat hij zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid uitoefent en hem toe te staan zijn taken als bestuurder uit te oefenen;
Nedlloyd te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Nedlloyd concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [persoon A] in de kosten van de procedure.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Nedlloyd vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 2:298 lid 2 BW met onmiddellijke ingang [persoon A] als bestuurder en als werknemer te schorsen, en hem daarbij de toegang te ontzeggen tot de digitale systemen van Nedlloyd totdat in rechte op een verzoek tot ontbinding op grond van één of meerdere van de in artikel 2:298 lid 1 BW genoemde gronden is beslist of totdat partijen in onderling overleg tot overeenstemming zijn gekomen, met veroordeling van [persoon A] in de kosten van de procedure.
4.2.
[persoon A] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Nedlloyd in de kosten van de procedure.

5.De beoordeling in conventie

Vordering 1.

5.1.
Aan de vordering onder 1. heeft [persoon A] ten grondslag gelegd dat het niet-uitvoerend bestuur van Nedlloyd, zonder daartoe een rechtsgeldig besluit te hebben genomen, de volmachten, procuraties en autorisaties van [persoon A] heeft ingetrokken en [persoon A] heeft afgesloten van de digitale omgeving. Daarmee is volgens [persoon A] feitelijk een schorsingsbesluit genomen.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er geen sprake is van een formeel besluit tot schorsing. Dat Nedlloyd is overgegaan tot intrekking van de volmachten, procuraties en autorisaties van [persoon A] en hem heeft afgesloten van het digitale systeem, hield verband met het feit dat [persoon A] op dat moment nog arbeidsongeschikt was en Nedlloyd [persoon A] verweet dat hij onvoldoende meewerkte aan het re-integratietraject (zie brief van Nedlloyd van 31 januari 2024, productie 13 van [persoon A] ). Het ligt voor de hand dat het niet-uitvoerend bestuur deze maatregelen kan nemen in het kader van haar toezicht op de uitvoering van de taken van de uitvoerende bestuursleden, althans niet gebleken is dat enig artikel in de statuten daaraan in de weg staat. Bovendien is niet gebleken dat het niet-uitvoerend bestuur niet in redelijkheid tot die maatregel heeft kunnen komen. [persoon A] was nu eenmaal ziek en, nog belangrijker, in de visie van Nedlloyd was sprake van een arbeidsconflict tussen partijen dat eerst opgelost moest worden. Hoewel [persoon A] dat betwist, is dat ook door de bedrijfsarts geconstateerd op 20 februari 2024 (productie 7 van Nedlloyd). In de visie van de voorzieningenrechter lag het in de gegeven omstandigheden zeer in de rede om te trachten op korte termijn via mediation nader tot elkaar te komen, zeker gelet op het belang en gewicht van de functie van [persoon A] binnen Nedlloyd. Niettemin bleef [persoon A] langdurig niet bereid om daaraan medewerking te verlenen. In feite blokkeerde [persoon A] daarmee zelf de mogelijkheid om goed overleg te voeren over de mogelijkheden van re-integratie, in welk verband ook besproken had kunnen worden in welke mate [persoon A] toegang diende te hebben tot het digitale systeem van Nedlloyd.
5.3.
Vordering 1. wordt daarom afgewezen.
Vordering 2.
5.4.
Vordering 2. ziet op de vraag of Nedlloyd [persoon A] moet toestaan om het eigen werk of in aangepaste vorm te hervatten en hem toegang moet verlenen tot het terrein en het netwerk van Nedlloyd.
5.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ligt het niet in de rede om Nedlloyd nu te verplichten om [persoon A] toe te laten tot het werk.
Uit het gesprek van 21 augustus 2023 tussen [persoon A] , [persoon C] en [persoon B] (zie 2.4.) komt naar voren dat het niet-uitvoerend bestuur niet tevreden was over het functioneren van [persoon A] en dat het bestuur naar aanleiding daarvan had besloten een aantal organisatorische aanpassingen te maken, waarbij er meer toezicht was op het functioneren van [persoon A] . De verhouding tussen [persoon A] en de rest van het bestuur was toen al niet optimaal. Kort daarna heeft [persoon A] zich ziek gemeld. Duidelijk is dat het re-integratietraject nimmer goed van de grond is gekomen. Uit de correspondentie tussen partijen komt naar voren dat partijen van mening blijven verschillen over de vraag of sprake is van een arbeidsconflict, wanneer en op welke wijze [persoon A] het werk hervat en of en in welke mate hij toegang krijgt tot het netwerk en documenten van Nedlloyd. Vanaf februari 2024 stuurt Nedlloyd aan op het starten van een mediationtraject, maar [persoon A] wijst dit steevast af. Tot een gesprek komt het niet. Correspondentie brengt partijen niet verder. Pas op 26 september 2024 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden onder leiding van een gespreksleider en in aanwezigheid van de advocaten. Naar aanleiding van dat gesprek heeft het (niet-)uitvoerend bestuur het vertrouwen in [persoon A] opgezegd. Kort daarna heeft het bestuur een buitengewone bestuursvergadering uitgeroepen met op de agenda het voorgenomen ontslag van [persoon A] als uitvoerend bestuurslid. Die vergadering zal inmiddels hebben plaatsgevonden op 24 oktober 2024. Niet bekend is welk besluit toen is genomen, maar het ligt voor de hand dat het bestuur het besluit tot ontslag van [persoon A] als uitvoerend bestuurslid heeft genomen, aangezien op de zitting is uitgesproken dat alle bestuursleden (met uitzondering van [persoon A] ) geen vertrouwen meer hebben in het functioneren van [persoon A] . Enige vorm van werkhervatting van [persoon A] bij Nedlloyd lijkt in de gegeven omstandigheden in praktische zin eigenlijk niet denkbaar. Dat het vanaf de eerste ziekmelding van [persoon A] nooit tot goed overleg over de mogelijkheden van re-integratie is gekomen, is in de visie van de voorzieningenrechter vooral te wijten aan de opstelling van [persoon A] die om hem moverende redenen niet in wilde gaan op het verzoek van Nedlloyd en het advies van de bedrijfsarts om te trachten door mediation nader tot elkaar te komen.
5.6.
[persoon A] heeft aangevoerd dat hij recht en belang heeft om toegang te hebben tot het netwerk van Nedlloyd, omdat hij informatie nodig heeft om behoorlijk verweer te voeren in het kader van zijn arbeidsrechtelijke positie. De voorzieningenrechter begrijpt dat het met name gaat om de toegang tot zijn mailbox en de H-schijf.
5.7.
[persoon A] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen toegang heeft tot zijn mailbox. Uit de inhoud van de overlegde correspondentie is niet anders af te leiden dan dat Nedlloyd op 20 maart 2024 heeft aangekondigd dat [persoon A] weer toegang krijgt tot zijn mailbox en dat die toegang met wat vertraging enige dagen later is verleend. Als die toegang ondanks de toezegging van Nedlloyd en ondanks wat uit de correspondentie naar voren komt destijds toch niet zou zijn verleend, valt niet te verklaren dat [persoon A] daar pas nu op wijst. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat die toegang is verleend, of, als de toegang door enig misverstand feitelijk toch nog niet is verleend, Nedlloyd de toezegging alsnog zal nakomen. Een veroordeling van Nedlloyd daartoe is daarom niet nodig.
5.8.
Wat betreft de H-schijf, is tussen partijen niet in geschil dat de H-schijf een privé-schijf is in die zin dat deze alleen toegankelijk is voor de betreffende werknemer. Dat wil echter niet zeggen dat er alleen privé-documenten op staan. De schijf is juist bestemd om er zakelijke bestanden op te plaatsen, die niet zijn bedoeld voor de ogen van andere werknemers. Zo heeft Nedlloyd onweersproken gesteld dat [persoon A] verslagen van functioneringsgesprekken met personeelsleden op de H-schijf heeft gezet. Nedlloyd heeft aan [persoon A] aangeboden om alle privé-documenten op de H-schijf voor hem op een usb-stick te zetten. [persoon A] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Ook heeft Nedlloyd toegezegd om alle informatie die [persoon A] nodig heeft voor een eventueel gesprek met de DNB te verstrekken alsook alle bestuurs- en vergaderstukken, waaronder de notulen waaruit de besluitvorming blijkt. Er is geen reden om te twijfelen dat Nedlloyd zich aan die toezegging zal houden. Gelet daarop en tegen de achtergrond van het bestaande arbeidsconflict dat inmiddels waarschijnlijk is uitgemond in het ontslag van [persoon A] als uitvoerend bestuurslid, dient het belang van Nedlloyd en alle bij haar betrokkenen bij bescherming van de vertrouwelijkheid van haar gegevens zwaarder te wegen dan het belang van [persoon A] bij (een zeer ruime) toegang tot het netwerk en documenten van Nedlloyd. Voor zover [persoon A] ten opzichte van Nedlloyd een rechtmatig belang heeft bij afschrift van bepaalde bescheiden kan hij, als Nedlloyd die bescheiden op een deugdelijk gemotiveerd verzoek daartoe niet zou willen verstrekken, een vordering instellen tot afgifte op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5.9.
Dat betekent dat vordering 2. eveneens wordt afgewezen.
Proceskosten
5.10.
[persoon A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Nedlloyd veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De gevorderde schorsing op grond van artikel 2:298 lid 2 BW is alleen mogelijk als er een verzoek tot ontslag bij de rechtbank is ingediend zoals bedoeld in lid 1 van dat artikel. Nu een dergelijk verzoek niet is ingediend, ligt de gevorderde schorsing voor afwijzing gereed.
6.2.
De voorzieningenrechter ziet verder geen reden om, in het kader van een belangenafweging, een schorsing als voorlopige voorziening toe te wijzen. Nedlloyd heeft daar geen relevant spoedeisend belang bij. [persoon A] heeft sinds februari 2024 immers geen toegang meer tot het netwerk en tot het terrein van Nedlloyd. Met de afwijzing van de vorderingen in conventie, zal [persoon A] ook niet op het werk terugkeren.
6.3.
Nedlloyd wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [persoon A] veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- salaris advocaat € 553,50 (factor 0,5 × tarief € 1.107,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 731,50

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af;
7.2.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als [persoon A] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet [persoon A] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
7.4.
wijst de vorderingen af;
7.5.
veroordeelt Nedlloyd in de proceskosten van € 731,50, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als Nedlloyd niet tijdig aan de veroordeling voldoet en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet Nedlloyd € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.
2091 / 1729