ECLI:NL:RBROT:2024:10888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
C/10/686326 / KG ZA 24-903
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in kort geding wegens ernstige overlast door huurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting 3B Wonen en Robes Bewindvoering, als bewindvoerder van de huurders [persoon A] en [persoon B]. De eiser, 3B Wonen, vorderde ontruiming van de woning van de huurders wegens ernstige overlast die zij al sinds de aanvang van de huurovereenkomst in 2018 veroorzaken. De huurders hebben een geschiedenis van klachten van buren, waaronder geluidsoverlast, dronkenschap en confrontaties met omwonenden. Ondanks herhaalde waarschuwingen en hulpverlening is de situatie niet verbeterd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming in kort geding toewijsbaar was, omdat het zeer waarschijnlijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De rechter weegt het belang van 3B Wonen bij ontruiming zwaarder dan het belang van de huurders bij behoud van de woning. De huurders zijn bovendien psychisch kwetsbaar, maar hun situatie is niet verbeterd. De voorzieningenrechter heeft de termijn voor ontruiming vastgesteld op drie weken na betekening van het vonnis, en de bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van de huur en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/686326 / KG ZA 24-903
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2024
in de zaak van
STICHTING 3B WONEN,
gevestigd te Bergschenhoek,
eiseres,
advocaat mr. R. de Mooij te Den Haag,
tegen
ROBES SCHULDONDERSTEUNINGh.o.d.n.
Robes Bewindvoering (als bewindvoerder van [persoon A] en [persoon B] ),
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs.
Partijen worden hierna ‘3B Wonen’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 27 september 2024, met 13 producties;
  • de brief van Robes Bewindvoering van 3 oktober 2024, met 2 producties.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 7 oktober 2024. Partijen verschenen daar met hun advocaat. Partijen hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De procedure is na de mondelinge behandeling kort aangehouden, zodat partijen konden proberen een regeling te treffen. Dit is niet gelukt. De voorzieningenrechter heeft hierover de volgende brieven ontvangen:
  • de brief van 17 oktober 2024 van 3B Wonen;
  • de brief van 18 oktober 2024 van Robes;
  • de brief van 18 oktober 2024 van 3B Wonen.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [persoon A] (hierna: [persoon A] ) en de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ) huren sinds 9 oktober 2018 van 3B Wonen een woning aan de [adres] te Berkel en Rodenrijs. De huurprijs bedraagt op dit moment € 623,06.
2.2.
De goederen van [persoon A] en [persoon B] staan onder bewind van Robes Bewindvoering.
2.3.
[persoon A] en [persoon B] hebben medio 2024 hun relatie verbroken. [persoon B] is toen vertrokken uit de woning. Hij heeft een beëindigingsformulier ingevuld en dat op 1 juli 2024 achtergelaten op het kantoor van 3B Wonen. 3B Wonen heeft de opzegging bevestigd. [persoon A] en [persoon B] hebben zich recent verzoend, waarna [persoon B] is teruggekeerd naar de woning. Alleen [persoon A] staat nu als huurster geregistreerd.
2.4. 3
B Wonen is een bodemprocedure gestart bij de kantonrechter te Rotterdam (11126389 - CV EXPL 24-13604). 3B Wonen vordert in die procedure onder meer de ontbinding van de huurovereenkomst. De mondelinge behandeling staat gepland op 13 november 2024.

3.Het geschil

3.1. 3
B Wonen vordert in dit kort geding dat Robes Bewindvoering, als bewindvoerder van [persoon A] en [persoon B] , wordt veroordeeld tot:
I. ontruiming van de woning binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis;
II. betaling van € 623,06 per maand vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van de daadwerkelijke ontruiming;
III. betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De bewindvoerder voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Een ontruiming is zeer ingrijpend voor een huurder. De maatregel grijpt diep in op zijn of haar gebruiksrecht en daarmee verbonden huurbescherming. Bij de beoordeling van een vordering tot ontruiming in kort geding moet dan ook, volgens vaste jurisprudentie, grote terughoudendheid worden betracht. In kort geding is immers geen ruimte voor diepgaand onderzoek naar de feiten en omstandigheden die aan de ontruiming ten grondslag worden gelegd, terwijl de beslissing meestal wel onomkeerbare gevolgen heeft.
4.2.
Een vordering tot ontruiming in kort geding wordt daarom alleen toegewezen als in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter tot toewijzing van die vordering zal komen. Bovendien moet sprake zijn van een zodanige ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht. Een ontruiming in kort geding, vooruitlopend op een definitief oordeel van de rechter in een (eventuele) bodemprocedure over de ontbinding, moet vanuit dat perspectief ook berusten op een belangenafweging en proportioneel zijn.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval aan al deze vereisten is voldaan.
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat 3B Wonen al vanaf het begin van de huurovereenkomst in 2018 stelselmatig klachten van buren en omwonenden krijgt over het woongedrag van [persoon A] en [persoon B] . De overlast bestaat onder meer uit:
  • geluidsoverlast door aanhoudend geschreeuw, gevloek, scheldpartijen en/of ruzies, vooral in de avond en nacht;
  • geluidsoverlast door muziek;
  • geluidsoverlast door het gooien van stoelen en andere spullen in het gehuurde, vooral in de avond en nacht;
  • geluidsoverlast door zwaar lopen en stampen in het gehuurde;
  • overlast door openbare dronkenschap in en rondom het complex;
  • overlast door confrontaties door [persoon A] en [persoon B] met buren en omwonenden;
  • stankoverlast.
4.4.
Uit de processtukken blijkt dat 3B Wonen, de politie en hulpverleners van diverse instanties in de afgelopen jaren talloze gesprekken met [persoon A] en [persoon B] hebben gevoerd. Er zijn meerdere huisbezoeken geweest en instanties hebben interventies gedaan. 3B Wonen heeft [persoon A] en [persoon B] vele malen schriftelijk gewaarschuwd. Zij hebben meerdere keren een laatste kans gekregen, maar de situatie is niet verbeterd. [persoon A] en [persoon B] beloven hun gedrag aan te passen, maar vallen telkens terug in overlast veroorzakend gedrag. De bewoners van het complex waar [persoon A] en [persoon B] wonen, veelal mensen van hogere leeftijd, ervaren de confrontaties met het stel als beangstigend. De overlast veroorzaakt bij hen een groot gevoel van onveiligheid.
4.5.
[persoon A] en [persoon B] hebben beiden psychische aandoeningen. Ook hebben zij te maken met verslavingsproblematiek. De bewindvoerder heeft ter toelichting een brief van 13 juni 2024 en een evaluatieformulier van 26 september 2024 van de GZ-psycholoog/behandelaar van [persoon B] overgelegd. De bewindvoerder benadrukt aan hand van die stukken dat [persoon B] en ook [persoon A] – die actief participeert in het behandeltraject van [persoon B] – werken aan hun problematiek. Volgens haar streeft het stel ernaar hun problematiek onder controle te krijgen en de overlast voor de omgeving te stoppen. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanknopingspunten dat [persoon A] en [persoon B] geen overlast meer (zullen) veroorzaken, zodat een ontruiming nog niet aan de orde kan zijn. Hun situatie is niet (stabiel) verbeterd. 3B Wonen heeft recent nog klachten van omwonenden ontvangen over het gedrag van het stel. Na de mondelinge behandeling hebben zich diverse incidenten voorgedaan, zo staat in de laatste brief van 3B Wonen. Een bejaarde buurman is beetgepakt/bedreigd door [persoon B] , waarna hij onder het bloed kwam te zitten. De politie moest weer langskomen en 3B Wonen heeft nieuwe overlastmeldingen gekregen. Een bejaarde huurster van het complex heeft de huur opgezegd, omdat zij de overlast en onveiligheid niet langer kan verdragen.
4.6.
De voorzieningenrechter acht het zeer waarschijnlijk dat de bodemrechter op grond van dit alles de huurovereenkomst zal ontbinden. Het is op dit moment voldoende aannemelijk dat [persoon A] en [persoon B] gedurende een lange periode ernstige overlast voor buren en omwonenden veroorzaken. [persoon A] – op dit moment de enige huurder – schiet daarmee te kort in de nakoming van haar verplichting uit de huurovereenkomst en algemene huurvoorwaarden zich als een goed huurder te gedragen. [persoon B] verblijft sinds zijn huuropzegging zonder recht of titel in de woning, terwijl hij zich met zijn overlast veroorzakend gedrag onrechtmatig gedraagt ten opzichte van buren en omwonenden.
4.7.
Het belang van 3B Wonen bij de ontruiming op korte termijn weegt zwaarder dan het belang van [persoon A] en [persoon B] bij behoud van de woning in afwachting van de bodemprocedure. 3B Wonen is ten opzichte van de andere huurders verplicht hen een rustig woongenot te verschaffen en hen te vrijwaren van overlast. Vanwege de duur en de ernst van de overlast kan in redelijkheid niet van 3B Wonen worden verlangd het belang van haar andere huurders bij een rustig woongenot nog langer ondergeschikt te maken aan het belang van [persoon A] en [persoon B] bij het behoud van de woning. 3B Wonen heeft het stel blijkens de overgelegde producties voldoende kansen en hulp geboden. De situatie is onhoudbaar. Gelet op de ernst van de overlast is het belang van 3B Wonen bij ontruiming dan ook spoedeisend.
4.8.
Daartegenover weegt minder zwaar het belang van [persoon A] en [persoon B] bij het behoud van de woning ter voorkoming van dakloosheid, verslechtering van hun psychische en fysieke toestand en/of verslechtering van hun schuldenproblematiek. Daarin wordt meegewogen dat de situatie van [persoon A] en [persoon B] ondanks alle hulpverlening en interventies tot nu toe niet is verbeterd, zoals hiervoor onder 4.5. is overwogen.
4.9.
De conclusie is dat de vordering van 3B Wonen tot ontruiming wordt toegewezen. Tot de dag van ontruiming is de bewindvoerder verplicht de huur te betalen. De daarop ziende vordering van 3B wordt ook toegewezen.
4.10.
De termijn voor de ontruiming wordt in redelijkheid gesteld op drie weken na de betekening van dit vonnis. Deze periode is iets langer dan 3B Wonen heeft gevorderd, zodat de bewindvoerder nog iets langer de tijd heeft voor [persoon A] een WMO indicatie aan te vragen en begeleid wonen of anderszins onderdak voor [persoon A] te organiseren.
4.11. 3
B Wonen vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Deze vordering wordt toegewezen. Het past bij het karakter van het kort geding dat, bij toewijzing van een of meer vorderingen, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Daar komt bij dat niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden gebleken die aan toewijzing van de uitvoerbaarheid bij voorraad in de weg staan.
4.12.
De bewindvoerder krijgt in deze procedure ongelijk en wordt daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De kosten aan de zijde van 3B Wonen worden begroot op:
- betekening oproeping € 139,42
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00
Totaal € 2.112,42
Het bedrag aan de nakosten kan nog worden verhoogd. Dat staat hierna bij nummer 5.3. van de beslissing.
4.13. 3
B Wonen vordert wettelijke rente over de proceskosten. Deze vordering wordt toegewezen. Dat staat hierna bij nummer 5.4. van de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder binnen drie weken na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te ( [postcode] ) Berkel en Rodenrijs te ontruimen, en leeg en bezemschoon aan 3B Wonen op te leveren, onder inlevering van alle sleutels;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van € 623,06 per maand vanaf de dag van dit vonnis tot aan de dag van de daadwerkelijke ontruiming, waarbij een gedeelte van een maand ook geldt als een maand;
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 2.112,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Bij een betekening van rechtswege en/of in het geval de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de bewindvoerder € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening;
5.4.
veroordeelt de bewindvoerder in de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.