In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan over de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen een vrouw en een man, die op 17 juli 2017 te Krimpen aan den IJssel zijn geregistreerd. De vrouw verzocht om de ontbinding van het partnerschap, wat door de man niet werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het partnerschap duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld voor hun minderjarige kind, geboren in 2017. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van het kind bij haar te bepalen, terwijl de man verzocht om de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen. Na afweging van de belangen van het kind heeft de rechtbank besloten dat de hoofdverblijfplaats bij de man zal zijn, omdat hij in staat is om meer stabiliteit te bieden. De partijen hebben afgesproken dat de zorg voor het kind in de vorm van birdnesting zal worden uitgevoerd totdat de man over zelfstandige woonruimte beschikt.
Verder heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om het huurrecht van de gezamenlijke woning toe te kennen aan haar toegewezen, omdat haar belang zwaarder weegt dan dat van de man. Het verzoek van de vrouw om een kinderbijdrage werd afgewezen, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de kosten van de verzorging van hun kind. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen.