ECLI:NL:RBROT:2024:10873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/678082 / FA RK 24-3227
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en opvoedingstaken in een echtscheidingszaak met minderjarigen

In deze beschikking van 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam zich gebogen over de zorgregeling voor de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in het kader van de echtscheiding van hun ouders. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Bhulai, heeft een verzoek ingediend om de zorgregeling te wijzigen, waarbij de wensen van de minderjarigen centraal stonden. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juli 2024 zijn zowel de vrouw als de man, alsook de raad voor de kinderbescherming, aanwezig geweest. De minderjarigen hebben de gelegenheid gekregen om hun mening te uiten, wat heeft geleid tot een zorgvuldige afweging van hun behoeften en wensen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat er eerder afspraken zijn gemaakt over de zorgverdeling. De vrouw heeft haar verzoek met betrekking tot [voornaam minderjarige 1] ingetrokken, waarbij is afgesproken dat er geen vaste regeling meer zal gelden. Voor [voornaam minderjarige 2] is een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met zijn sportieve activiteiten en wensen. De rechtbank heeft de ouders geprezen voor hun communicatie en samenwerking in het belang van hun kinderen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/678082 / FA RK 24-3227
Beschikking van 6 augustus 2024 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. S. Bhulai te Den Haag,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 29 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 juli 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon A] .
1.3.
De minderjarigen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hier gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] .
2.2.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 juni 2019 is – voor zover thans van belang – bepaald dat de minderjarigen na de zomervakantie 2019 bij de man zullen verblijven:
  • in de even weken van vrijdag uit school tot de daarop volgende maandag naar school;
  • in de oneven weken donderdag uit school tot diezelfde donderdag 19.00 uur (eten bij de vader);
  • de vakanties en feestdagen in onderling overleg, maar in beginsel ieder de helft van de dagen.

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
De vrouw verzoekt:
  • te bepalen dat de man [voornaam minderjarige 1] ziet in onderling overleg tussen de man en [voornaam minderjarige 1] ;
  • te bepalen dat de man [voornaam minderjarige 2] ziet elk laatste weekend van de maand, waarbij de vrouw hem op vrijdagavond bij de man brengt en de man hem zondagavond weer thuis brengt. Daarbij in overleg: 2 dagen in de kerstvakantie, 4 dagen in de meivakantie en 3 weken in de zomervakantie,
onder gelijktijdige wijziging van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 juni 2019.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat deze ouders prima in staat zijn om in onderling overleg en in samenspraak met hun kinderen gesprekken te voeren over de zorgregeling, waarbij zij beiden oog hebben voor wat speelt bij hun kinderen en wat in hun belang zou zijn.
De zorgregeling voor wat betreft [voornaam minderjarige 2]
3.3.
[voornaam minderjarige 2] , een fervent basketballer, heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter gezegd dat hij het liefst zou zien dat de huidige regeling wordt aangepast in die zin dat de man hem (indien er op zaterdag een wedstrijd is) na de wedstrijd bij de sportclub of thuis komt ophalen. Op de momenten dat er geen wedstrijd is op de zaterdag vindt hij het prima om op de vrijdagavond naar de man te gaan. Hij houdt van zijn vader en vindt het fijn bij zijn vader.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij weet hoe graag [voornaam minderjarige 2] basketbal speelt en dat hij de wens van [voornaam minderjarige 2] respecteert. Hij ziet dan ook geen enkel probleem in de door [voornaam minderjarige 2] voorgestelde zorgregeling en is bereid deze na te komen.
Ook de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard de wens van [voornaam minderjarige 2] te respecteren op dit punt. De vrouw heeft daarbij wel opgemerkt dat [voornaam minderjarige 2] nogal wisselt in zijn wens. De ene keer geeft hij aan dat hij op enig moment wel een bijbaantje zou willen en dat dat dan inhoudt dat hij op enig moment dan wellicht niet meer om de week een weekend bij zijn vader kan zijn. De andere keer geeft [voornaam minderjarige 2] aan dat hij het misschien ook wel prettig zou vinden om een tijdje bij zijn vader te wonen. De vrouw stelt zich echter wel op het standpunt dat nu [voornaam minderjarige 2] bij de kinderrechter duidelijk zijn wens naar voren heeft gebracht deze wens van [voornaam minderjarige 2] ook door haar moet worden gevolgd. Zij past daarom haar verzoek met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] dan ook aan in die zin dat zij thans verzoekt dat de zorgregeling tussen [voornaam minderjarige 2] en de man te wijzigingen conform de wens van [voornaam minderjarige 2] .
Voor wat betreft de vakantieregeling heeft [voornaam minderjarige 2] bij het gesprek bij de kinderrechter aangegeven dat zijn ouders de vakanties voor hem altijd heel goed regelen in overleg en dat zij dat wat hem betreft zo mogen blijven doen. De vrouw heeft vervolgens haar verzoek op dit punt ingetrokken.
Partijen hebben vervolgens afgesproken goed met elkaar in gesprek te blijven en afhankelijk van de behoefte van [voornaam minderjarige 2] afspraken te maken.
3.4.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank een zorgregeling bepalen zoals hieronder nader uitgewerkt en conform de wens van [voornaam minderjarige 2] .
De zorgregeling met betrekking tot [voornaam minderjarige 1]
3.5.
De verzoeken met betrekking tot [voornaam minderjarige 1] heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat er voor [voornaam minderjarige 1] geen vaste regeling meer zal gelden. De beide ouders respecteren de wens van [voornaam minderjarige 1] .
Ook [voornaam minderjarige 1] heeft een gesprek gehad met de kinderrechter. Met haar is afgesproken dat de kinderrechter met haar beide ouders zou bespreken wat haar zoal bezighoudt.
[voornaam minderjarige 1] houdt veel van haar vader, maar heeft ook nog aanzienlijk last van de nasleep van de echtscheiding die voor haar onverwacht was en zonder uitleg van haar ouders. Zij mist haar vader maar voelt zich ook snel door hem afgewezen. Er zijn nog zaken die zij heel graag zou willen bespreken met haar vader. Het vertrek van haar vader is voor haar traumatisch geweest. [voornaam minderjarige 1] zegt altijd een vaderskindje te zijn geweest. Op enig moment zag zij haar vader weggaan door de voordeur en is hij niet meer teruggekomen. Vooral de aandacht van haar vader één op één zegt zij te missen. Hoewel zij kan opschieten met de nieuwe partner van haar vader en haar kleine halfzusje heel lief vindt, ziet [voornaam minderjarige 1] op tegen de weekenden bij haar vader. Dit heeft voornamelijk te maken met de invulling van de weekenden, waarbij er bijvoorbeeld uitjes worden gepland naar de kinderboerderij of een speeltuin. Uitjes die haar broertje en halfzusje leuk vinden, maar die zij als bijna zestienjarige niet leuk meer vindt. Het liefst zou zij gewoon enkele malen één op één contact willen met haar vader of zou zij het leuk vinden als hij haar uitnodigt om te komen eten, waarbij zij aangeeft dat zij het dan wel fijn zou vinden als haar vader haar daarbij wel zou aanbieden om haar terug naar huis te brengen met de auto. Vaak gaan afspraken mis volgens [voornaam minderjarige 1] omdat haar vader haar dan laat bepalen wanneer zij behoefte heeft aan contact.
De vrouw herkent deze wens van [voornaam minderjarige 1] en merkt op dat [voornaam minderjarige 1] een vader nodig heeft die hele concrete afspraken met haar maakt en niet de bal voor wat betreft het moment van het hebben van contact bij [voornaam minderjarige 1] neerlegt.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij met [voornaam minderjarige 1] in gesprek zal gaan. Daarbij geeft hij aan ook zeker bereid te zijn om meer tijd één op één met haar te zullen gaan doorbrengen. De man geeft aan veel van [voornaam minderjarige 1] te houden en het fijn te vinden om haar te zien.
3.6.
De rechtbank zal hierna bepalen dat er voor wat betreft [voornaam minderjarige 1] geen sprake meer zal zijn van een vaste zorgregeling en dat [voornaam minderjarige 1] in overleg met de man zelf afspraken zal maken hoe en wanneer zij contact met elkaar zullen hebben.
3.7.
Ten slotte wil de rechtbank de ouders complimenteren over hoe zij in het belang van hun kinderen communiceren en tot nu toe in staat zijn te komen tot afspraken waarbij het belang van hun kinderen bij hen voorop staat.
3.8.
Brief aan [voornaam minderjarige 1]
De kinderrechter heeft tijdens het kindgesprek met [voornaam minderjarige 1] afgesproken haar een brief te schrijven om de beslissing uit te leggen. De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] de volgende brief gestuurd:
“Beste [voornaam minderjarige 1] ,
Een tijdje geleden hebben wij elkaar gesproken. Dat was een heel prettig gesprek. Zoals ik je toen heb beloofd, krijg jij van mij een brief.
Ik heb met je ouders besproken dat je het nog steeds moeilijk hebt met de manier waarop je ouders uit elkaar zijn gegaan. Daardoor komt het dat je je snel door je vader voelt afgewezen, terwijl je juist heel veel van hem houdt. Ik heb je ouders ook verteld dat je je altijd een vaderskindje voelde en vooral het één-op-ééncontact met je vader mist. Je kunt het goed vinden met de nieuwe partner van je vader en je houdt van je halfzusje maar het leeftijdsverschil met haar is zo groot dat het verblijf van een heel weekend bij je vader, niet meer past. Voor uitjes naar de kinderboerderij of een speeltuin ben je inmiddels te oud.
Het liefst zou je regelmatig alleen met je vader willen afspreken en zou je het leuk vinden als hij je bijvoorbeeld uitnodigt om te komen eten. Het zou fijn zijn als je vader je dan terug naar huis brengt met de auto. Ik heb je vader gevraagd meer het initiatief te nemen en concrete voorstellen doen als het gaat om het maken van afspraken. Dat heb je nu even nodig.
Je vader heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij met in gesprek zal gaan. Hij houdt ook heel veel van jou en snapt dat je behoefte hebt aan een ander contact waarbij jullie elkaar één-op-één zien.
Ik hoop dat het weer helemaal goed komt tussen jou en je vader. Ik heb daar wel vertrouwen in en wens je het allerbeste.
Met vriendelijke groet,
3.9.
Proceskosten
3.9.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat [voornaam minderjarige 2] in het kader van de zorgregeling bij de man zal zijn:
- in de even weken van zaterdag na de basketbalwedstrijd tot zondagavond, waarbij de man [voornaam minderjarige 2] na de basketbalwedstrijd komt ophalen dan wel bij de basketbalvereniging van [voornaam minderjarige 2] , dan wel bij de vrouw thuis.
Indien er op zaterdag geen basketbalwedstrijd is kan de zorgregeling op de vrijdag aanvangen, tijdstip door partijen in onderling overleg nader te bepalen,
een en ander onder gelijktijdige wijziging van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 juni 2019 op dit punt;
4.2.
stelt vast dat er voor [voornaam minderjarige 1] geen sprake meer zal zijn van een vaste reguliere zorg en vakantieregeling;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 6 augustus 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.