ECLI:NL:RBROT:2024:10872

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/676509 / FA RK 24-2476
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarige na scheiding van ouders met niet verschenen wederpartij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2024 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.F. van den Ende, heeft een verzoek ingediend voor een zorgregeling, waarbij de vrouw niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 30 juli 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw de ouders zijn van de minderjarige en dat zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De man heeft verzocht om een zorgregeling die onder andere inhoudt dat de minderjarige om de week bij hem verblijft van vrijdag tot zondag, en dat de minderjarige op verjaardagen bij de ouder verblijft die jarig is.

De rechtbank heeft op basis van artikel 1:253a BW geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om een duidelijke zorgregeling vast te stellen. Aangezien de vrouw niet is verschenen en er onzekerheid bestond over haar verblijf, heeft de rechtbank de ingangsdatum van de zorgregeling vastgesteld op 23 augustus 2024, na de zomervakantie. De rechtbank heeft de verzoeken van de man grotendeels toegewezen, met uitzondering van het verzoek met betrekking tot de verjaardag van de minderjarige, dat is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en is schriftelijk uitgewerkt op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/676509 / FA RK 24-2476
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van 6 augustus 2024 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. G.F. van den Ende te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 29 maart 2024;
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 juli 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon A] .
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
De man verzoekt een zorgregeling vast te stellen waarbij:
  • [voornaam minderjarige] om de week door de man op vrijdag uit school wordt gehaald en op zondag 16.00 uur weer door de vrouw bij de man wordt opgehaald;
  • [voornaam minderjarige] op verjaardagen bij de ouder zal verblijven die jarig is en zijn eigen verjaardag het ene jaar bij de man en het andere jaar bij de vrouw zal vieren;
  • Het verblijf van [voornaam minderjarige] bij zijn ouders tijden de feestdagen in onderling overleg zal worden geregeld;
  • [voornaam minderjarige] de helft van de schoolvakanties bij de man zal zijn en gedurende de zomervakantie tenminste twee weken aaneengesloten bij de man zal zijn.
3.1.2.
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouders of een van hen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen alsmede, met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a lid 3 BW, een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.1.3.
De vrouw verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is met de man besproken hoe om te gaan met zijn verzoek voor wat betreft de verjaardag van de minderjarige, aangezien deze datum midden in de zomervakantie valt. De man handhaaft dit verzoek niet langer, zodat het verzoek van de man op dit punt zal worden afgewezen.
3.1.5.
De rechtbank wijst het verzoek van de man voor het overige verzochte toe, omdat dit verzoek niet is weersproken en niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich tegen de verzochte regeling verzet. De rechtbank is – met de raad – van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat er een structurele zorgregeling zal gelden die duidelijkheid biedt aan zowel de minderjarige als aan de ouders.
3.1.6.
Omdat de vrouw in deze procedure niet is verschenen, het nog zomervakantie is en niet duidelijk is of de vrouw met de minderjarige in Nederland op vakantie is, zal de rechtbank de ingangsdatum van na te melden beslissing bepalen vanaf 23 augustus 2024, zijnde het einde van de zomervakantie in deze regio. Dit om voor de minderjarige ongewenste en daardoor belastende situaties te vermijden.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt de zorgregeling met ingang van 23 augustus 2024 vast als volgt:
  • in de even weken (ingaande het weekend van 23 augustus 2024) verblijft [voornaam minderjarige] bij de man van vrijdag tot zondag, waarbij de [voornaam minderjarige] door de man op vrijdag uit school wordt gehaald (en indien er geen school is haalt de man [voornaam minderjarige] op dit tijdstip op bij de vrouw) en op zondag 16.00 uur weer door de vrouw bij de man wordt opgehaald;
  • [voornaam minderjarige] verblijft de helft van de schoolvakanties bij de man en gedurende de zomervakantie tenminste twee aaneengesloten weken;
  • [voornaam minderjarige] verblijft op verjaardagen bij de ouder die jarig is;
  • de ouders regelen in onderling overleg het verblijf van [voornaam minderjarige] tijdens de feestdagen;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier en schriftelijk uitgewerkt en getekend op 6 augustus 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.