In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2024, is een kort geding aan de orde waarin de man, eiser in conventie, de vrouw, gedaagde in conventie, vordert tot nakoming van een zorgregeling voor hun minderjarige dochter. De zorgregeling, vastgesteld in een beschikking van 15 februari 2024, houdt in dat de minderjarige om de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij de man verblijft. De vrouw heeft in reconventie een schorsing van deze zorgregeling gevorderd, onder verwijzing naar de weerstand van de minderjarige tegen omgang met de man. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de verstandhouding tussen de ouders al jaren slecht is, wat een negatieve impact heeft op de minderjarige. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw de zorgregeling moet nakomen, omdat er geen uitzonderingen zijn die rechtvaardigen dat de regeling niet wordt nagekomen. De vordering van de man is toegewezen, terwijl de vordering van de vrouw in reconventie is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens een tijdelijke aanpassing van de zorgregeling bepaald, waarbij de minderjarige van 5 tot en met 19 augustus 2024 bij de man verblijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.