ECLI:NL:RBROT:2024:10859

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685571 / JE RK 24-1962
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 september 2024, wordt een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die geboren is in 2009. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) en de advocaat van de minderjarige, mr. I.K. Oosterveen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die zich onttrekt aan de jeugdhulp en problematisch gedrag vertoont, waaronder weglopen en drugsgebruik. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen genomen, waaronder ondertoezichtstelling en een machtiging voor uit huis plaatsing, maar de situatie is niet verbeterd.

De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet en de aanwezigen, waaronder de voogden en een informant, gehoord. De GI heeft verzocht om een spoedmachtiging voor een gesloten plaatsing van vier weken, met een aansluitend verzoek voor een verlenging van zes maanden. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI erkend, maar ook de noodzaak van hulpverlening benadrukt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel een eerdere plaatsing bij de tante vz niet geheel positief is verlopen, deze optie nog een kans moet krijgen in combinatie met intensieve hulpverlening.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van één maand, met de opdracht aan de GI om binnen deze periode hulpverlening te realiseren. De kinderrechter heeft het overige deel van het verzoek afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685571 / JE RK 24-1962
Datum uitspraak: 26 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] ,
advocaat mr. I.K. Oosterveen te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[persoon A] en [persoon B],
de voogden, tevens de oma (mz) en de stiefopa (mz),
wonende in [woonplaats] , hierna te noemen: de voogden.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[persoon C],
hierna te noemen de tante vz.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 12 september 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 13 september 2024;
  • de brief van mr. I.K. Oosterveen van 25 september 2024.
1.2.
Op 26 september 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [voornaam minderjarige] met haar advocaat;
  • de oma mz (voogdes);
  • de tante vz, als informant;
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [persoon D] .
1.3.
De stiefopa mz (voogd) is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de stiefopa mz wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 15 mei 2019 (en herstelbeschikking van 7 juni 2019) zijn de oma (mz) en de stiefopa (mz) tot voogden benoemd over de minderjarige [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een gesloten groep van Horizon Rijnhove.
2.3.
Bij beschikking van 6 oktober 2023 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 oktober 2024. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 september 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 6 oktober 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 september 2024 een machtiging verleend [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 4 oktober 2024. De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 september 2024 het aansluitende deel van dit verzoek aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt een spoedmachtiging om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken. Dit verzoek is reeds verleend. Tevens is verzocht om aansluitend een machtiging te verlenen voor verblijf in een gesloten accommodatie voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is bij beschikking van 12 september 2024 aangehouden.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI is op de hoogte van de wens van [voornaam minderjarige] om bij haar tante vz te gaan wonen. Zij heeft hier eerder een tijd verbleven en in die periode is zij zeven keer weggelopen. In totaal is [voornaam minderjarige] tien keer weggelopen. De zorgen die er toen waren, zijn nog steeds aanwezig. De zorgen zijn juist nog verder toegenomen. [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag, onttrekt zich aan het gezag en gebruikt drugs. [voornaam minderjarige] kon niet langer bij tante vz verblijven, omdat de tante vz had aangegeven dat zij [voornaam minderjarige] niet meer kon opvangen. De GI sluit niet uit dat [voornaam minderjarige] op enig moment weer terug kan naar de tante vz, maar het is eerst van belang dat [voornaam minderjarige] stabiliseert en rust krijgt. Dat kan het beste vanuit een gesloten setting. Daarnaast is gebleken dat het, vanwege het wegloopgedrag van [voornaam minderjarige] , erg lastig is om ambulante spoedhulp bij de tante vz in te zetten, waardoor een plaatsing bij tante vz op dit moment niet mogelijk is. Horzion en MST hebben allebei aangegeven niet te kunnen starten vanwege het wegloopgevaar. Marathon heeft eerder aangegeven de casus wel aan te willen nemen, maar vanwege de gesloten plaatsing is dit stopgezet. Vanuit de geslotenheid zal de GI verder kijken wat er nodig en passend is om [voornaam minderjarige] uiteindelijk terug naar de tante vz te laten gaan.
4.2.
Door en namens [voornaam minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzoek. Een gesloten plaatsing is het uiterste middel om stabiliteit in een situatie te verkrijgen. [voornaam minderjarige] is eerder gesloten geplaatst geweest, vanwege een gebrek aan een alternatieve plek. Dat alternatief is er nu wel, namelijk de tante vz. [voornaam minderjarige] en tante vz hebben beiden verteld hoe de eerdere plaatsing bij tante vz is verlopen. Er lijkt sprake te zijn van veel misverstanden. De eerdere plaatsing is niet zo negatief verlopen als door de GI wordt geschetst. Het is niet zo geweest dat [voornaam minderjarige] niet meer welkom was bij de tante vz, maar de tante vz stelde de voorwaarde dat er hulp moest komen voor de tante vz en [voornaam minderjarige] . Die hulp is nooit geregeld. Nog steeds is [voornaam minderjarige] welkom bij de tante vz, mits er hulp wordt ingezet. Het is dus van belang dat er zo snel mogelijk hulp komt, zodat [voornaam minderjarige] op zeer korte termijn terug kan naar de tante vz. Een gesloten plaatsing is daarvoor niet passend. Daarnaast dienen de volwassenen om [voornaam minderjarige] heen beter met elkaar te communiceren om nieuwe misverstanden te voorkomen.
4.3.
De oma heeft zich ter zitting aangesloten bij het verweer van [voornaam minderjarige] . De oma vindt de situatie erg verwarrend. De eerdere gesloten plaatsing van [voornaam minderjarige] is beëindigd omdat het beter ging met haar volgens de GI. Een gesloten plaatsing was volgens de GI ook niet meer passend, maar nu wordt alsnog een nieuw verzoek gedaan. Dat is vreemd. Het is niet eerlijk tegenover [voornaam minderjarige] om haar vijf maanden haar gang te laten gaan zonder hulp, om haar vervolgens weer op te sluiten. [voornaam minderjarige] heeft hulp nodig, anders verandert haar gedrag niet. Er wordt al heel lang om hulp gevraagd, maar die hulp komt niet. De oma steunt een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de tante vz.
4.4.
De tante vz heeft ter zitting toegelicht dat zij graag wil dat [voornaam minderjarige] bij haar komt wonen, maar enkel als er hulpverlening beschikbaar is. De tante vz heeft ondersteuning nodig als opvoeder en ook [voornaam minderjarige] heeft hulp nodig voor wat zij heeft meegemaakt. Dit is altijd al het standpunt van de tante vz geweest. Zij heeft de deur nooit dicht gedaan, zoals de GI aangeeft, maar heeft alleen aangegeven dat er hulp moet zijn. De tante vz is ervan overtuigd dat zij [voornaam minderjarige] voldoende liefde en aandacht kan geven en dat zij met de juiste hulpverlening een fijne plek voor [voornaam minderjarige] kan creëren. Het is jammer dat enkel de negatieve aspecten van de eerdere plaatsing worden benoemd. Er is destijds ook heel veel wel goed gegaan. De tante vz heeft duidelijk een verbetering gezien in het gedrag van [voornaam minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.2.
Er zijn al langere tijd forse zorgen over [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] heeft al op veel verschillende verblijfplekken verbleven, zowel bij verschillende mensen uit het netwerk als op verschillende groepen. Telkens escaleerde het, mede door haar eigen gedrag. [voornaam minderjarige] vertoont hevige gedragsproblematiek. Zij is zelfbepalend, loopt met enige regelmaat weg, heeft een verstoorde schoolgang, gebruikt verdovende middelen en stelt zich agressief op. [voornaam minderjarige] is al meerdere keren vermist geweest en ook de politie heeft haar zorgen geuit, onder andere over eventueel (seksueel) contact met meerderjarige mannen en haar (hard)drugsgebruik. Het gedrag van [voornaam minderjarige] maakt het vinden van een geschikte, stabiele en veilige plek voor haar ingewikkeld. Maar niet alleen het gedrag van [voornaam minderjarige] is hier debet aan. Ook de communicatie van de volwassenen om [voornaam minderjarige] heen en de GI laat te wensen over. Ter zitting is gebleken dat er over meerdere aspecten sprake is van miscommunicatie en misverstanden. Zo is gebleken dat, in tegenstelling tot hetgeen in de stukken van de GI staat vermeld, zowel [voornaam minderjarige] als de oma wel degelijk behoefte hebben en open staan voor contact met elkaar. Daarnaast is gebleken dat er verschillende visies waren over de bereidheid van de tante vz om [voornaam minderjarige] op te vangen. Dit is niet helpend voor een constructieve samenwerking en het bereiken van overeenstemming voor een passende plek voor [voornaam minderjarige] .
5.3.
Alle betrokken zijn het wel eens over het feit dat [voornaam minderjarige] zo spoedig mogelijk hulp nodig heeft. De vraag die voorligt is vanuit welke verblijfplek deze hulp haar geboden dient te worden. Zoals in 5.1. staat vermeld dient een gesloten plaatsing, zoals de GI wenst, geschikt en noodzakelijk te zijn en daarnaast dienen er geen minder ingrijpende alternatieven voorhanden te zijn. Gelet op de zorgen die de GI, de gedragswetenschapper en de politie hebben beschreven, is de redenering om tot een gesloten plaatsing te komen, niet onlogisch. De kinderrechter komt echter tot een andere afweging. Hoewel een eerdere plaatsing bij de tante vz niet geheel positief is verlopen, zijn er zeker zaken wel goed gegaan. Hulpverlening is toen niet ingezet. Het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de tante heeft de voorkeur boven het verblijf in een gesloten instelling nu deze minder ingrijpend is en is daarnaast ook op de lange termijn bestendiger. Nu het verblijf bij de tante vz, in combinatie met intensieve hulpverlening voor zowel [voornaam minderjarige] als de tante vz, dient deze optie nog een kans te krijgen.
5.4.
Zoals benoemd is de inzet van hulpverlening, in de vorm van ambulante spoedhulp, noodzakelijk. Deze hulp is niet per direct beschikbaar. Zonder de betrokkenheid van hulpverlening is een plaatsing bij de tante vz niet mogelijk. De kinderrechter zal daarom de machtiging gesloten jeugdhulp nog verlengen voor de duur van één maand. Het is aan de GI om alles op alles te zetten om binnen die maand hulpverlening te realiseren die bij de tante vz kan starten, zodat [voornaam minderjarige] binnen uiterlijk één maand naar de tante vz kan. Het is vervolgens aan [voornaam minderjarige] en de tante vz om hun volledige medewerking te verlenen en hun uiterste best te doen om een stabiele en veilige plek te creëren en te behouden.
5.5.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de periode van één maand en wijst het overige af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 september 2024 tot 26 oktober 2024;
6.2.
wijst het resterende deel van het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 4 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.