Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 december 2023, met bijlagen;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
- de brief van 15 april 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het antwoord in reconventie, met bijlagen;
- de akte overlegging aanvullende producties van [persoon B] , met bijlagen;
- de akte uitlaten producties van [persoon A] , met bijlagen;
- de akte met wijziging van eis van [persoon B] , met bijlagen;
- de akte van [persoon A] van 22 augustus 2024, met één bijlage;
- de akte van [persoon B] van 26 september 2024, met één bijlage.
2.De beoordeling
11 augustus 2023 wordt de door [persoon B] gevorderde verklaring voor recht dat de uitspraak rechtskracht mist afgewezen. Dat geldt om diezelfde reden ook voor de gevorderde verklaring voor recht dat er sprake is (geweest) van een geliberaliseerde huur waarbij [persoon B] gerechtigd was een huurprijs boven de liberalisatiegrens aan [persoon A] in rekening te brengen.
6 november 2023, oftewel vanaf 25 november 2023.
1 september 2020 tot en met 31 december 2020 vastgesteld op € 566,70. [persoon B] heeft door middel van haar eis in reconventie van 14 maart 2024 gevorderd dat de kantonrechter het voorschotbedrag aan servicekosten en de daarmee samenhangende afrekening over de hiervoor genoemde periode vaststelt. Daarmee heeft [persoon B] tijdig, dat wil zeggen binnen de in artikel 7:262 lid 1 BW genoemde termijn van acht weken na verzending van de uitspraak van de Huurcommissie, een vordering bij de kantonrechter ingesteld. Daarmee is de uitspraak van de Huurcommissie komen te vervallen.
Gas/stookkosten
€ 474,16aan gas/stookkosten over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 verschuldigd is.
Elektriciteit
€ 84,11aan elektriciteitskosten over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 verschuldigd is.
Water
€ 46,09aan kosten voor water over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 verschuldigd is.
Internet
18 november 2020 kan worden afgeleid - en door [persoon A] is dit niet betwist - dat de maandelijkse internetkosten in 2020 € 35,75 bedroegen, zodat de totale internetkosten over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 neerkomen op een bedrag van € 143,- (4 x € 35,75). [persoon B] heeft onweersproken gesteld dat dit bedrag verdeeld moet worden over zeven huurders, waardoor per huurder een bedrag van € 20,43 betaald moet worden.
€ 575,- exact is opgebouwd. Doordat [persoon B] ook de afzonderlijke kostenposten niet van een nadere toelichtingen heeft voorzien kan de kantonrechter niet beoordelen of de in rekening gebracht kosten (deels of volledig) zien op kosten die voor rekening van de huurders moeten komen. Naar het oordeel van de kantonrechter moet deze factuur bij de vaststelling van de betalingsverplichting ten aanzien van de internetkosten dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
€ 20,43aan internetkosten verschuldigd is.
Roerende zaken
Gas/stookkosten
31 december 2020. Dat betekent dat de kantonrechter ook bij de berekening van de gas/stookkosten over 2021 zal uitgaan van een oppervlakte van de woning van 42 m².
Elektriciteit
Water
€ 137,90aan kosten voor water verschuldigd is.
Internet
€ 62,19aan internetkosten over 2021 verschuldigd is.
Roerende zaken
€ 12,-.