ECLI:NL:RBROT:2024:10816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
10-139902-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing, gijzeling en poging tot afpersing met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing, gijzeling en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam voort uit een incident op 26 maart 2024, waarbij de aangever werd benaderd door de verdachte en medeverdachten, die hem onder bedreiging van geweld dwongen om een auto en geldbedrag af te geven. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de aangifte van de aangever beoordeeld en vastgesteld dat deze werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en verklaringen van getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan afpersing en gijzeling, en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn strafblad en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-139902-24
Datum uitspraak: 18 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, allereerst omdat de verklaring van de aangever onvoldoende betrouwbaar is en daarnaast omdat deze verklaring onvoldoende steun vindt in andere objectieve bewijsmiddelen. De aangever is de enige die verklaart over de bedreigingen die geuit zouden zijn dan wel het geweld dat gebruikt zou zijn. Daarmee ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten 1 primair en 2 primair
De aangever heeft verklaard dat hij op 26 maart 2024 een auto (Volkswagen Polo) heeft verhuurd aan een man genaamd [naam 1]. In de avond is de aangever thuis opgezocht door [naam 1], samen met een tweede man – volgens de aangever mogelijk een oom of een neef van [naam 1] – en nog een derde man, die op Snapchat de naam [naam 2] gebruikt. Hem werd verteld dat de verhuurde auto in België in beslag was genomen en dat zich daarin op dat moment een geldbedrag bevond van € 11.000,=, waarvan de mannen eisten dat de aangever hen dit zou terugbetalen. De tweede man zou hierbij een pistool op hem hebben gericht en zou hebben gedreigd om in zijn been te schieten. Omdat de aangever naar eigen zeggen niet kon betalen en de mannen direct geld wilden, stelde de aangever voor om naar een café te rijden, waar een neef van de aangever mogelijk hulp zou kunnen bieden. Bij dit bezoek zou ook deze neef door man 2 met een pistool zijn bedreigd.
Toen bleek dat ook de neef van de aangever het geëiste bedrag niet kon betalen, dwongen de mannen de aangever om een andere auto (Audi met kenteken [kenteken]), geregistreerd op naam van zijn vriendin (de getuige [getuige 1]), over te schrijven op naam van een vriendin van [naam 1]. Toen dit online met de tenaamstellingscode van [getuige 1] niet direct lukte, namen de mannen de aangever mee naar een huis aan [adres 3] en hielden zij hem daar onder bedreiging van een vuurwapen tot de volgende dag vast.
De volgende ochtend hebben de mannen [getuige 1] met de auto opgehaald en zijn ze samen met haar en met de aangever naar een vestiging van Primera gereden om de auto over te schrijven. Terwijl [getuige 1] en [naam 1] hiermee bezig waren, ging de oom/neef van [naam 1] volgens de aangever naar een vlakbij gelegen winkel van Zeeman. Uit de verklaringen van de aangever en van [getuige 1] blijkt dat zij zich onder druk gezet voelden om de auto over te schrijven omdat zij wisten dat de mannen gewapend waren.
De rechtbank dient te beoordelen of de verklaring van de aangever dat hij samen met zijn vriendin onder dreiging van een vuurwapen door meerdere personen is gedwongen een auto af te staan en dat hij daarbij is gegijzeld, betrouwbaar moet worden geacht. Voor zover dit het geval is, dient de rechtbank voorts te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte als dader betrokken was bij het (mede)plegen van deze feiten. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De verklaring van de aangever is concreet en gedetailleerd. Niet is gebleken van enig motief bij de aangever voor het doen van een valse aangifte of voor het aandikken van zijn verklaring. De verklaring wordt bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen. Informatie van de politie in België bevestigt dat de Volkswagen Polo van de aangever op 26 maart 2024 in België in beslag is genomen. De medeverdachte [medeverdachte] was op dat moment de bestuurder van de auto. Ook de verklaring van de getuige [getuige 1] ondersteunt de aangifte op belangrijke onderdelen. Zij bevestigt dat de aangever diezelfde avond thuis is opgehaald en ’s nachts niet is teruggekomen. Zij bevestigt ook zijn verklaring ten aanzien van de aanvankelijk mislukte poging om de Audi over te schrijven en de gebeurtenissen bij de Primera de volgende dag.
Op de camerabeelden van de Primera is [getuige 1] daar ten tijde van de overschrijving inderdaad samen met een man te zien. Deze man is door de politie herkend als de medeverdachte [medeverdachte]. Op datzelfde tijdstip is op de camerabeelden van de Zeeman een tweede man te zien, waarvan de verdachte op de terechtzitting heeft bevestigd dat hij deze persoon is. Uit onderzoek bij de RDW blijkt dat de Audi van [getuige 1] op 27 maart 2024, op het moment dat [getuige 1] in de Primera was, is overgeschreven op naam van de getuige [getuige 2]. Deze getuige heeft verklaard dat zij de auto als vriendendienst voor de medeverdachte [medeverdachte] op haar naam heeft laten zetten en dat zij het kentekenbewijs aan hem heeft gegeven. Dit kentekenbewijs is later door de politie aangetroffen in de woning van de verdachte.
De rechtbank ziet met bovenstaande overwegingen geen reden om de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever in twijfel te trekken en acht deze dan ook bruikbaar voor het bewijs. Op basis van deze verklaring en in samenhang met de besproken ondersteunende bevindingen uit het onderzoek stelt de rechtbank vast dat de medeverdachte [medeverdachte] de in de aangifte genoemde [naam 1] is. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verdachte de tweede man is die in de aangifte wordt genoemd, volgens de aangever een oom of neef van [naam 1] en ook de persoon die hem en vervolgens zijn neef met een vuurwapen heeft bedreigd.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de omschrijving van de ten laste gelegde concrete bedreigingen (woordelijk en met een vuurwapen) alleen steunt op de verklaring van de aangever, voldaan is aan het bewijsminimum zoals bepaald in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Volgens vaste jurisprudentie hoeft niet ieder bestanddeel van de tenlastelegging door twee of meer bewijsmiddelen te worden onderbouwd. De rechtbank acht de verklaring van de aangever ook op dit onderdeel betrouwbaar en stelt vast dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zich beiden, gevraagd om een toelichting bij de hiervoor besproken onderzoeksbevindingen, ook ter terechtzitting consequent hebben beroepen op hun zwijgrecht. Bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen als medepleger heeft schuldig gemaakt aan afpersing van de aangever en zijn vriendin en aan gijzeling van de aangever.
Feit 3 primair
De aangever heeft verklaard dat hij, na de overschrijving van de Audi op 27 maart 2024, via Snapchat met [naam 2] heeft onderhandeld over teruggave van de auto en daarbij te horen kreeg dat hij € 20.000,= moest betalen. De aangever is, zoals zij beiden hebben verklaard, samen met de getuige [getuige 3] naar [adres 2] gegaan. Daar waren de verdachte (eerdergenoemde oom/neef van [naam 1]) en drie onbekend gebleven andere mannen. Er werd volgens de aangever aan hem getrokken en ook werd hij gedwongen mee te gaan. Eén van de mannen trok een pistool en laadde dit door voor de neus van de aangever. Daarbij werd gezegd dat de aangever het geld moest gaan regelen en dat anders zijn auto zou worden verkocht. De aangever is vervolgens naar het politiebureau gegaan en ontving tijdens het opnemen van de aangifte een snapchatbericht waarin deze laatste opmerking wordt herhaald. Dit snapchatbericht bevindt zich in het dossier. De rechtbank acht op grond van deze bevindingen ook het medeplegen door de verdachte van de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot afpersing bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het pleidooi tot vrijspraak wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 26 maart 2024 tot en met 27 maart 2024 te Rotterdam ,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto (merk Audi, kenteken [kenteken]),
dieaan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorde,
door
- die [slachtoffer 1] bij diens woning op te halen,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij in de auto moest stappen, en
- die [slachtoffer 1] in een auto te vervoeren en rond te rijden,
- een geldbedrag van 11.000 euro en/of de overschrijving van een auto te eisen, en
- ( daarbij, om die eis kracht bij te zetten) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en gericht te houden op die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je in je been schieten” en “Schrijf de auto met kenteken [kenteken] over op mijn naam”, althans woorden van gelijke strekking,
- naar [naam cafe] te rijden en een vuurwapen te tonen aan de neef van die [slachtoffer 1] en daarbij deze dreigend de woorden toe te voegen: “Dit is serieus. Ga het geld regelen, het maakt niet uit hoe”
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) vast te houden in een woning/pand te Rotterdam,
- ( de volgende dag) die [slachtoffer 2] bij de woning van die [slachtoffer 1] op te halen met voornoemde auto, en
- met die [slachtoffer 2] naar de Primera te rijden om die auto over te schrijven op naam van [getuige 2];
2
hij in de periode van 26 maart 2024 tot en met 27 maart 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen , te weten het overschrijven van een auto (merk Audi, kenteken [kenteken]) op naam van [getuige 2],
door
- die [slachtoffer 1] bij diens woning op te halen,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij in de auto moest stappen, en- die [slachtoffer 1] in een auto te vervoeren en rond te rijden,
- een geldbedrag van 11.000 euro en/of de overschrijving van een auto te eisen, en
- ( daarbij, om die eis kracht bij te zetten) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en gericht te houden op die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je in je been schieten” en “Schrijf de auto met kenteken [kenteken] over op mijn naam”, althans woorden van gelijke strekking,
- naar [naam cafe] te rijden en een vuurwapen te tonen aan de neef van die [slachtoffer 1] en daarbij deze dreigend de woorden toe te voegen: “Dit is serieus. Ga het geld regelen, het maakt niet uit hoe”
- die [slachtoffer 2] te bellen voor de meldcode van de auto om de auto te kunnen overschrijven,
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) vast te houden in een woning/pand te Rotterdam,
- ( de volgende dag) die [slachtoffer 2] bij de woning van die [slachtoffer 1] op te halen met voornoemde auto, en
- met die [slachtoffer 2] naar de Primera te rijden om die auto over te schrijven op naam van [getuige 2];
3
hij in de periode van 27 maart 2024 tot en met 28 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, - met die [slachtoffer 1] heeft afgesproken bij [adres 2] om in ruil voor een bedrag van (in totaal) 20.000 een auto over te schrijven en/of terug te geven,
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] heeft getrokken en een vuurwapen opzettelijk in zijn bijzijn heeft geladen, en
- die [slachtoffer 1] (digitaal, via Snapchat) dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Broer luister jij doet alsof jij wat te bepalen hebt. Je moet ons betalen. 15k en 5k hebben we je gegund om later te geven. Vandaag kom jij met 2 rare goons waar je eigenlijk een boete voor hoort te krijgen maar dat laten we voor wat het is. Anders broer we verkopen die auto halen we 20k er van af resterende bedrag kan je bij je neefje ophalen en het moet vandaag gebeuren anders is het verkocht
, terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het ontbreken van de laatste zinsnede in de tenlastelegging van feit 3 merkt de rechtbank aan als een kennelijke misslag. Door de toevoeging daarvan in de bewezenverklaring is de verdachte niet in zijn belang geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van

1.afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

2.medeplegen van gijzeling

3.
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een nare en brutale afpersing, gijzeling en poging tot afpersing. Hiermee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever en diens partner en hen daarbij angst aangejaagd. De aangever is een hele nacht van zijn vrijheid beroofd en heeft daarbij gevreesd voor zijn leven. De gebeurtenis is voor de aangever traumatiserend geweest, zoals ook valt terug te lezen in de onderbouwing van zijn schadevordering. De verdachte heeft geen inzicht gegeven in wat hem tot zijn handelen heeft gebracht, maar duidelijk is dat hij de ingrijpende gevolgen daarvan voor anderen volledig aan zijn laars heeft gelapt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld, ook voor soortgelijke strafbare feiten. Op het moment dat hij de onderhavige feiten pleegde liep hij in een voorwaardelijke invrijheidstelling van een eerder opgelegde gevangenisstraf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich [benadeelde partij] in het geding gevoegd ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat zij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd. Meer subsidiair is verzocht de vordering substantieel te matigen.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. De schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,=.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 maart 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 512,= aan salaris voor de advocaat, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,= vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 282a, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens medeverdachte [medeverdachte] en andere onbekend gebleven mededaders zo, dat als en voorzover de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 2.500,= (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op
€ 512,= (zegge vijfhonderdtwaalf euro), aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 2.500,= (hoofdsom, zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
35 (vijfendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de pleegperiode van 26 maart 2024 tot en met 27 maart 2024 te Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto (merk Audi, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [getuige 1] toebehoorde,
door
- die [slachtoffer 1] bij diens woning op te halen,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij in de auto moest stappen, en/of
- die [slachtoffer 1] in een auto te vervoeren en/of rond te rijden,
- een geldbedrag van 11.000 euro, althans een groot geldbedrag, en/of de overschrijving van een auto te eisen, en/of
- ( daarbij, om die eis kracht bij te zetten) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en/of gericht te houden op die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je in je been schieten” en/of “Schrijf de auto met kenteken [kenteken] over op mijn naam”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- naar [naam cafe] te rijden en/of een vuurwapen te tonen aan de neef van die [slachtoffer 1] en daarbij deze dreigend de woorden toe te voegen: “Dit is serieus. Ga het geld regelen, het maakt niet uit hoe”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) vast te houden in een woning/pand te Rotterdam,
- ( de volgende dag) die [slachtoffer 2] bij de woning van die [slachtoffer 1] op te halen met voornoemde auto, en/of
- met die [slachtoffer 2] naar de Primera en/of Zeeman te rijden om die auto over te schrijven op naam van [getuige 2];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 26 maart 2024 tot en met 27 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die anderen,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het overschrijven op naam van een ander en/of het afgeven van een auto (merk Audi, kenteken [kenteken]) aan een ander,
door
- die [slachtoffer 1] bij diens woning op te halen,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij in de auto moest stappen, en/of
- die [slachtoffer 1] in een auto te vervoeren en/of rond te rijden,
- een geldbedrag van 11.000 euro, althans een groot geldbedrag, en/of de overschrijving van een auto te eisen, en/of
- ( daarbij, om die eis kracht bij te zetten) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en/of gericht te houden op die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je in je been schieten” en/of “Schrijf de auto met kenteken [kenteken] over op mijn naam”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- naar [naam cafe] te rijden en/of een vuurwapen te tonen aan de neef van die [slachtoffer 1] en daarbij deze dreigend de woorden toe te voegen: “Dit is serieus. Ga het geld regelen, het maakt niet uit hoe”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) vast te houden in een woning/pand te Rotterdam,
- ( de volgende dag) die [slachtoffer 2] bij de woning van die [slachtoffer 1] op te halen met voornoemde auto, en/of
- met die [slachtoffer 2] naar de Primera en/of Zeeman te rijden om die auto over te schrijven op naam van [getuige 2];
2
hij in of omstreeks de pleegperiode van 26 maart 2024 tot en met 27 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het overschrijven van een auto (merk Audi, kenteken [kenteken]) op naam van [getuige 2],
door
- die [slachtoffer 1] bij diens woning op te halen,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij in de auto moest stappen, en/of
- die [slachtoffer 1] in een auto te vervoeren en/of rond te rijden,
- een geldbedrag van 11.000 euro, althans een groot geldbedrag, en/of de overschrijving van een auto te eisen, en/of
- ( daarbij, om die eis kracht bij te zetten) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en/of gericht te houden op die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je in je been schieten” en/of “Schrijf de auto met kenteken [kenteken] over op mijn naam”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- naar [naam cafe] te rijden en/of een vuurwapen te tonen aan de neef van die [slachtoffer 1] en daarbij deze dreigend de woorden toe te voegen: “Dit is serieus. Ga het geld regelen, het maakt niet uit hoe”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- die [slachtoffer 1] te bellen voor de meldcode van de auto om de auto te kunnen overschrijven,
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) vast te houden in een woning/pand te Rotterdam,
- ( de volgende dag) die [slachtoffer 1] bij de woning van die [slachtoffer 1] op te halen met voornoemde auto, en/of
- met die [slachtoffer 1] naar de Primera en/of Zeeman te rijden om die auto over te schrijven op naam van [getuige 2];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de pleegperiode van 26 maart 2024 tot en met 27 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 1] bij diens woning op te halen,
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij in de auto moest stappen, en/of
- die [slachtoffer 1] in een auto te vervoeren en/of rond te rijden,
- een geldbedrag van 11.000 euro, althans een groot geldbedrag, en/of de overschrijving van een auto te eisen, en/of
- ( daarbij, om die eis kracht bij te zetten) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en/of gericht te houden op die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je in je been schieten” en/of “Schrijf de auto met kenteken [kenteken] over op mijn naam”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) vast te houden in een woning/pand te Rotterdam,
- ( de volgende dag) die [slachtoffer 1] bij de woning van die [slachtoffer 1] op te halen met voornoemde auto, en/of
- met die [slachtoffer 1] naar de Primera en/of Zeeman te rijden om die auto over te schrijven op naam van [getuige 2];
3
hij in of omstreeks de pleegperiode van 27 maart 2024 tot en met 28 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [getuige 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders,
- met die [slachtoffer 1] heeft afgesproken bij [adres 2] om in ruil voor een bedrag van (in totaal) 20.000 een auto over te schrijven en/of terug te geven,
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of een vuurwapen opzettelijk in zijn bijzijn heeft geladen, en/of
- die [slachtoffer 1] (digitaal, via Snapchat) dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Broer luister jij doet alsof jij wat te bepalen hebt. Je moet ons betalen. 15k en 5k hebben we je gegund om later te geven. Vandaag kom jij met 2 rare goons waar je eigenlijk een boete voor hoort te krijgen maar dat laten we voor wat het is. Anders broer we verkopen die auto halen we 20k er van af resterende bedrag kan je bij je neefje ophalen en het moet vandaag gebeuren anders is het verkocht”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de pleegperiode van 27 maart 2024 tot en met 28 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een of meer anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en),
wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het afgeven van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [getuige 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders,
- met die [slachtoffer 1] heeft afgesproken bij [adres 2] om in ruil voor een bedrag van (in totaal) 20.000 een auto over te schrijven en/of terug te geven,
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of een vuurwapen opzettelijk in zijn bijzijn heeft geladen, en/of
- die [slachtoffer 1] (digitaal, via Snapchat) dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Broer luister jij doet alsof jij wat te bepalen hebt. Je moet ons betalen. 15k en 5k hebben we je gegund om later te geven. Vandaag kom jij met 2 rare goons waar je eigenlijk een boete voor hoort te krijgen maar dat laten we voor wat het is. Anders broer we verkopen die auto halen we 20k er van af resterende bedrag kan je bij je neefje ophalen en het moet vandaag gebeuren anders is het verkocht”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;