Op 1 juli 2024 heeft verzoeker, in zijn hoedanigheid als vereffenaar in de nalatenschap van [naam 1], een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam om ontslag als vereffenaar en om de benoeming van een opvolgend vereffenaar. De rechtbank heeft op 13 september 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. Mr. P.R. Starink, de advocaat van belanghebbende [naam 2], heeft op 25 augustus 2024 laten weten dat belanghebbende geen verweer wenst te voeren, waardoor de rechtbank zonder mondelinge behandeling kon beslissen.
In de beoordeling van de zaak is teruggegrepen op eerdere beschikkingen, waaronder een beschikking van 19 december 2018 waarin verzoeker tot vereffenaar was benoemd en mr. drs. J.C.A.T. Frima tot rechter-commissaris. Aangezien verzoeker zijn praktijk per 1 december 2024 wil neerleggen, heeft hij verzocht om [naam 3] als opvolgend vereffenaar te benoemen. Belanghebbende, de enige erfgenaam van de overledene, heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker toegewezen en hem ontslagen als vereffenaar, op basis van artikel 4:206 lid 5 BW, en benoemt [naam 3] tot opvolgend vereffenaar. De vereffening is nog niet beëindigd, omdat er nog gerechtelijke procedures aanhangig zijn bij het gerechtshof Den Haag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is opgedragen om de nodige inschrijvingen en kennisgevingen te doen.