ECLI:NL:RBROT:2024:10762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
11081343 CV EXPL 24-11563
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende ernstige tekortkoming door huurder na drugsvondst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningbouwvereniging Hoek van Holland (WHH) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. WHH had de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd na een drugsvondst in de huurwoning van [gedaagde]. Op 22 november 2023 vond de politie bij een inval in de woning van [gedaagde] een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en andere drugsgerelateerde artikelen. WHH stelde dat deze vondst een ernstige schending van de huurovereenkomst vormde en vroeg de kantonrechter om de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen de woning te verlaten.

[gedaagde] betwistte de eis van WHH en verklaarde dat de drugs toebehoorden aan een vriend. Ze erkende dat ze de afspraken uit de huurovereenkomst had geschonden, maar meende dat dit niet voldoende was voor ontbinding. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel [gedaagde] de huurovereenkomst had geschonden, de tekortkoming niet ernstig genoeg was voor ontbinding. De rechter weegt hierbij de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] mee, waaronder haar psychische problemen en het feit dat zij geen andere woonruimte kan vinden. De kantonrechter concludeerde dat de ernstige misstap van [gedaagde] in dit geval niet leidde tot ontbinding van de huurovereenkomst, vooral omdat er geen bewijs was dat vanuit de woning drugs werden verhandeld en de buren geen overlast hadden ervaren.

De kantonrechter wees de eis van WHH af en veroordeelde WHH in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] werden begroot op € 610,-. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11081343 CV EXPL 24-11563
datum uitspraak: 11 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Woningbouwvereniging Hoek van Holland,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.R. Schenkhuizen.
De partijen worden hierna ‘WHH’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 april 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van WHH van 23 juli 2024, met bijlagen;
  • de mail van [gedaagde] van 4 augustus 2024, met een bijlage;
  • de pleitnotitie van de gemachtigde van [gedaagde] .
1.2.
Op 12 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Namens WHH waren daarbij [naam 1] (sociaal beheerder), [naam 2] (coördinator wonen) en de gemachtigde aanwezig. [gedaagde] is ook verschenen, met [naam 3] (wooncoach van Pameijer), haar moeder, haar zus en haar gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 27 mei 2019 een woning van WHH. Op 22 november 2023 is de politie de woning binnengevallen en heeft daar minstens 125 gram cocaïne, pepperspray, lachgas, en drugsgerelateerde artikelen gevonden. WHH wil nu dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en [gedaagde] veroordeelt om de woning te verlaten.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Volgens haar waren de drugs van een vriend van haar. Ze is zich ervan bewust dat ze hierdoor de afspraken uit de huurovereenkomst heeft geschonden, maar dit is volgens haar in dit geval onvoldoende voor ontbinding van de huurovereenkomst.
2.3.
De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst niet. [gedaagde] mag dus in de woning blijven wonen. Hierna legt de kantonrechter uit waarom.
[gedaagde] heeft afspraken uit de huurovereenkomst geschonden
2.4.
Er is een grote hoeveelheid cocaïne in de woning gevonden, die bedoeld was voor de drugshandel. [gedaagde] is inmiddels ook veroordeeld voor haar rol daarbij. [gedaagde] heeft zich volgens de strafrechters niet schuldig gemaakt aan drugshandel, maar wel aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen daarvoor. Concreet gaat het om het klaarleggen van porties cocaïne voor de verkoop. Ook is zij veroordeeld voor het aanwezig hebben van cocaïne. De kantonrechter gaat uit van deze veroordelingen uit het strafvonnis, omdat [gedaagde] tijdens de zitting niet heeft aangegeven dat dit vonnis onjuist is. Er is geen discussie over dat [gedaagde] door dit handelen de afspraken uit de huurovereenkomst heeft overtreden (artikel 6:265 BW).
De tekortkoming is ernstig
2.5.
De tekortkoming van [gedaagde] is ernstig. De woning is namelijk onderdeel geworden van het criminele circuit. Daardoor heeft [gedaagde] zowel de woning als haar buren aan risico’s blootgesteld. De kantonrechter vindt het op zichzelf begrijpelijk dat WHH hier streng tegen wil optreden, ook gezien vanuit haar maatschappelijke taak.
De tekortkoming is gelet op alle omstandigheden in deze zaak niet ernstig genoeg voor ontbinding
2.6.
De ernstige misstap van [gedaagde] zou in veel gevallen tot ontbinding van de huurovereenkomst hebben geleid. In dit geval vindt de kantonrechter de tekortkoming echter, gezien alle omstandigheden, niet ernstig genoeg voor het ontbinden van de huurovereenkomst. [1] Hierna benoemt de kantonrechter de omstandigheden die ze daarbij heeft meegewogen, waarbij vooral de persoonlijke gevolgen van ontbinding een zwaarwegende rol spelen.
Er werd niet gehandeld vanuit de woning
2.7.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er geen aanwijzingen voor zijn dat vanuit de woning drugs is verhandeld. De politie is de woning op het spoor gekomen omdat een bij haar bekende drugsdealer (de medeverdachte van [gedaagde] ) het pand regelmatig bezocht. De politie vermoedde daarom dat in de woning drugs werden klaargemaakt voor verkoop. Dit lijkt ook te volgen uit het strafvonnis. De woning was dus geen bij het ‘publiek’ bekende drugshandellocatie. Doordat de woning deze functie had zijn de risico’s enigszins beperkt gebleven.
De buren hebben geen overlast gehad
2.8.
Verder is van belang dat de buren geen overlast hebben gehad van de aanwezigheid van drugs. Dat heeft [gedaagde] gesteld en WHH heeft dat niet weersproken. [gedaagde] heeft ook twee verklaringen overhandigd van haar directe buren, die dat bevestigen.
De rol van [gedaagde] was beperkt
2.9.
[gedaagde] heeft een beperkte rol gehad in de drugsactiviteiten in haar woning. Haar medeverdachte was al lang een vriend van haar. Zij heeft hem toegelaten tot de woning en hem zijn gang laten gaan. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld zij door haar psychische gesteldheid kwetsbaar was en hierdoor niet heeft beseft wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Dit hebben de strafrechters ook meegewogen in de strafoplegging. Het lijkt erop dat haar medeverdachte de hoofdrol heeft gehad en misbruik heeft gemaakt van de beïnvloedbaarheid van [gedaagde] . In het strafvonnis is alleen bewezen verklaard dat [gedaagde] hoeveelheden cocaïne heeft klaargelegd voor de verkoop.
[gedaagde] heeft een moeilijke psychische situatie
2.10.
[gedaagde] heeft gesteld dat zij een moeilijke psychische situatie heeft. Ze kampt met zeer complexe PTSS. Dat komt onder andere doordat zij als kind is misbruikt en daarna te maken heeft gehad met relationeel en huiselijk geweld. Dit heeft geleid tot angsten, herbelevingen en depressie. Ze heeft gesteld dat ze veel tijd in de woning doorbrengt, omdat dit de enige plek is waar zij zich veilig voelt. Ze heeft lang gezocht naar een passende behandeling en is nu recent begonnen met specialistische klinische hulp. Voor zowel deze behandeling als haar problematiek is het van groot belang dat ze een stabiele woonomgeving houdt. [gedaagde] heeft dit onderbouwd met een zorgplan, het huisartsenjournaal en een brief van de psychiater. De wooncoach heeft schriftelijk verklaard dat als [gedaagde] de woning zou moeten verlaten haar psychische toestand zal verslechteren, waarna de kans op suïcidaliteit toeneemt. WHH heeft dit alles niet betwist.
[gedaagde] heeft geen andere woonruimte
2.11.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] ook niet op korte termijn andere woonruimte kan vinden. Zij is arbeidsongeschikt en leeft van een uitkering. Ze heeft dus niet de financiën om een woning te kopen of in de vrije sector te huren. Ze is daarom aangewezen op sociale huur, maar staat nog maar net als woningzoekende ingeschreven.
2.12.
WHH stelt dat zij bij haar moeder terecht kan. [gedaagde] heeft dat betwist, omdat dit volgens haar door haar psychische problemen tot conflicten zou leiden. Dat heeft haar wooncoach bevestigd. Vervolgens heeft WHH dit standpunt niet verder onderbouwd.
Het zal niet nog eens gebeuren
2.13.
[gedaagde] heeft gesteld dat het een eenmalige misstap was. De kantonrechter heeft voldoende aanknopingspunten om daar vanuit te gaan. Allereerst is van belang dat [gedaagde] een blanco strafblad had, voor dit voorval. Zij lijkt hierin te zijn gerold door haar medeverdachte. Ze heeft toegezegd dat ze hem niet meer in huis zal laten. Bovendien heeft zij een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen met een proeftijd van twee jaar, waarbij één van de voorwaarden is dat zij op geen enkele wijze contact heeft of zoekt met haar medeverdachte.
WHH moet de proceskosten betalen
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van WHH, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die WHH aan [gedaagde] moet betalen op € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 610,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van WHH af;
3.2.
veroordeelt WHH in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 610,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810