Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een ontnemingsvonnis uitgesproken in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de diefstal van 1.500 bitcoins. De ontnemingsvordering was ingediend door de officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, en was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter waarde van € 6.000.000,00, dat hij verplicht is te betalen aan de Staat. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, voorafgaand aan de zitting procesafspraken hebben gemaakt. Deze afspraken hielden in dat het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting op € 6.000.000,00 werden vastgesteld, met een maximale gijzeling van 1 dag bij niet-betaling. De rechtbank heeft bevestigd dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken. De beslissing is genomen in het kader van de wettelijke voorschriften en de rechtbank heeft haar eigen verantwoordelijkheid behouden om te beoordelen of de voorwaarden van artikel 36e Sr zijn voldaan. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 1 dag, conform de gemaakte procesafspraken. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. H.C. Fraaij, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.