ECLI:NL:RBROT:2024:10758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
10/750127-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvonnis na procesafspraken in strafzaak met wederrechtelijk verkregen voordeel van 1.500 bitcoins

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een ontnemingsvonnis uitgesproken in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de diefstal van 1.500 bitcoins. De ontnemingsvordering was ingediend door de officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, en was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter waarde van € 6.000.000,00, dat hij verplicht is te betalen aan de Staat. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, voorafgaand aan de zitting procesafspraken hebben gemaakt. Deze afspraken hielden in dat het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting op € 6.000.000,00 werden vastgesteld, met een maximale gijzeling van 1 dag bij niet-betaling. De rechtbank heeft bevestigd dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken. De beslissing is genomen in het kader van de wettelijke voorschriften en de rechtbank heeft haar eigen verantwoordelijkheid behouden om te beoordelen of de voorwaarden van artikel 36e Sr zijn voldaan. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 1 dag, conform de gemaakte procesafspraken. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. H.C. Fraaij, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750127-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortdatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1.Procedure

Na indiening op 22 juni 2020 van de vordering tot ontneming heeft de officier van justitie op 25 juni 2020 een conclusie van eis ingediend. Hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, is namens [veroordeelde] geen conclusie van antwoord ingediend.

2.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2024, tegelijkertijd met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak die onder hetzelfde parketnummer aanhangig is gemaakt tegen de veroordeelde.

3.Procesafspraken

De ontnemingsvordering maakt onderdeel uit van procesafspraken die de officier van justitie en de verdediging hebben gemaakt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de procesafspraken.
Wat betreft de ontnemingsvordering zijn partijen schriftelijk overeengekomen dat het
wederrechtelijk verkregen voordeel én de betalingsverplichting zullen worden vastgesteld
op € 6.000.000,00 en dat de maximale duur van de gijzeling die bij niet betalen kan worden
toegepast wordt vastgesteld op 1 dag.
Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. De verdachte heeft verklaard dat hij goed begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden en welke gevolgen deze voor hem en zijn zaak hebben.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten, ook waar het gaat om de door de verdachte te aanvaarden betalingsverplichting samenhangend met het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ondanks de gemaakte procesafspraken behoudt de rechtbank haar eigen verantwoordelijk-heid om te beoordelen of de vaststelling van het wederrechtelijk voordeel en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting plaatsvinden in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke regeling. Dit betekent dat zij in de onderhavige zaak zelfstandig moet beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 36e Sr is voldaan.

4.Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 17 oktober 2024 is de veroordeelde veroordeeld voor
(onder meer) de diefstal van ruim 1.500 bitcoins samen met anderen.

5.Vordering officier van justitie en standpunt verdediging

De vordering van de officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, die is gegrond op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr, strekt tot:
- het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 6.000.000,00;
- het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter ontneming van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 6.000.000,00.
De officier van justitie heeft de vordering gebaseerd op het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel’ [1] (hierna: het ontnemingsrapport), het ter zitting gehouden requisitoir en de gemaakte procesafspraken.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de officier van justitie te volgen.

6.Beoordeling van de vordering

Grondslag ontnemingsvordering
De grondslag voor de ontnemingsvordering betreft artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr.
Op grond van dit artikel kan aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf, dat naar
de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie een ontnemingsmaatregel worden opgelegd, indien aannemelijk is dat dat feit er op enigerlei wijze toe heeft geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Vast is komen te staan dat de veroordeelde in de periode van 15 tot en met 17 november 2017 samen met anderen 1.500 bitcoins heeft gestolen en dat hij daarvan voordeel heeft genoten. [2] Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
De berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat, is in het ontnemingsrapport voldoende door middel van wettige en nauwkeurig aangeduide bewijsmiddelen onderbouwd. Ter zitting is de berekening door de verdachte niet bestreden. Het bedrag waarop het door de veroordeelde verkregen wederrechtelijk voordeel wordt geschat, wordt dan ook vastgesteld op € 6.000.000,00.

7.Vaststelling van het te betalen bedrag

Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan af
te wijken. Dit is ook in lijn met de gemaakte procesafspraken. De betalingsverplichting van de veroordeelde zal daarom worden vastgesteld op € 6.000.000,00.

9.Maximale duur gijzeling

Op grond van artikel 6:6:25 Sv zal de duur van de gijzeling worden vastgesteld die ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal van het ontnemingsbedrag niet mogelijk is.
Onder verwijzing naar de gemaakte procesafspraken zal de duur van de gijzeling worden vastgesteld op 1 dag.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 6.000.000,00(zegge:
zes miljoen euro);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 6.000.000,00(zegge:
zes miljoen euro) ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel;
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 Sv ten hoogste kan worden gevorderd op
1 dag(zegge:
één dag).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mr. C.G. van de Grampel en mr. F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 oktober 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van politie van 28 april 2021 met documentcode [documentcode] met de daarbij gevoegde bijlagen (hierna: het ontnemingsrapport)
2.Vonnis van de Rechtbank Rotterdam d.d. 17 oktober 2024 met parketnummer 10/750127-19.