ECLI:NL:RBROT:2024:10757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
10951974 CV EXPL 24-912
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een huurkoopovereenkomst en toewijzing van rente en kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen BMW Financial Services Nederland B.V. en een gedaagde die handelt onder een handelsnaam. De eiseres, BMW, vorderde de ontbinding van een huurkoopovereenkomst (financial lease) voor een motor, die volgens de gedaagde gestolen was. BMW vorderde daarnaast betaling van de hoofdsom van € 12.939,98, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde voerde aan dat BMW misbruik maakte van procesrecht en dat de gevorderde kosten onredelijk hoog waren. De kantonrechter oordeelde dat de huurkoopovereenkomst ontbonden kon worden, omdat de motor gestolen was en de gedaagde niet had betwist dat de algemene voorwaarden van toepassing waren. De rechter wees de hoofdsom en de buitengerechtelijke kosten toe, evenals de contractuele rente, die verschuldigd was vanaf veertien dagen na de uitspraak. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat BMW het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep ging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10951974 CV EXPL 24-912
datum uitspraak: 3 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
BMW Financial Services Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Breda,
eiseres,
gemachtigde: Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],die handelt onder de naam [handelsnaam],
woonplaats: [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. U. Özcan.
De partijen worden hierna ‘BMW’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het vonnis in het incident van 20 juni 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Op 4 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • namens BMW:mr. H.J.M. Hofman;
  • namens [gedaagde]:[naam] (zoon), met mr. T. Harmankaya.

2.Het geschil

2.1.
BMW vordert samengevat, na eisvermindering:
  • de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst ontbonden te verklaren of te ontbinden;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 15.562,72 met de contractuele rente, onder aftrek van de taxatieprijs van de motor;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt gevorderd, bestaat uit de hoofdsom van € 12.939,98, rente van € 274,13 (berekend tot en met 7 februari 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 2.348,61 inclusief btw.
2.2.
BMW baseert de vordering op het volgende. Partijen sloten op 21 oktober 2022 een huurkoopovereenkomst (financial lease) voor een motor op grond waarvan [gedaagde] gedurende 33 maanden maandelijks € 298,65 moest betalen aan BMW. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden financial lease van BMW (hierna: ‘de algemene voorwaarden’) van toepassing. Op enig moment is de motor kennelijk gestolen. Hierop heeft BMW [gedaagde] op 17 mei 2023 gesommeerd om de nog openstaande leasetermijnen tot het einde van de huurkoopovereenkomst van € 12.939,98 in één keer te betalen. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan.
2.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Volgens [gedaagde] is BMW deze procedure onnodig gestart en maakt zij hierbij misbruik van het procesrecht. Hij wilde het geschil minnelijk oplossen en een betalingsregeling treffen voor de hoofdsom. Dit is niet gelukt vanwege de houding van BMW. BMW bleef [gedaagde] onterecht beschuldigen van leugens en geloofde niet dat de motor gestolen was, omdat de verzekeraar van [gedaagde] de schade niet wil uitkeren. De proceskosten die BMW heeft gemaakt waren nodeloos vanwege de houding van BMW. Voorts zijn de gevorderde buitengerechtelijke kosten onredelijk hoog en is BMW btw-plichtig, waardoor de gevorderde btw over de buitengerechtelijke kosten volgens [gedaagde] moet worden afgewezen. Bovendien hebben partijen in de algemene voorwaarden afgesproken dat de vertragingsrente bestaat uit de wettelijke rente vermeerderd met 5%. BMW vordert volgens [gedaagde] om onjuiste reden de wettelijke handelsrente vermeerderd met 5%. De situatie zoals omschreven in de algemene voorwaarden gaat niet op voor de onderhavige situatie, omdat geen sprake is van vertraging in de betaling, maar van diefstal.

3.De beoordeling

de huurkoopovereenkomst wordt ontbonden
3.1.
Het staat niet vast dat BMW de huurkoopovereenkomst reeds heeft ontbonden. Zij heeft dit niet gesteld en een schriftelijke of langs elektronische weg uitgebrachte verklaring daartoe zoals bedoeld in artikel 6:267 lid 1 BW is niet overgelegd. Het sturen van een eindafrekening (productie 3 bij dagvaarding) wordt niet beschouwd als een ontbindingsverklaring.
3.2.
De kantonrechter zal de huurkoopovereenkomst ontbinden (artikel 6:267 lid 2 BW). In artikel 20, aanhef en onder o van de algemene voorwaarden staat dat BMW de overeenkomst kan ontbinden indien het voertuig waar de huurkoopovereenkomst betrekking op heeft, is gestolen. Volgens [gedaagde] is de motor gestolen en [gedaagde] heeft niet betwist dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. De overeenkomst kan daarom ontbonden worden. Dit kan zonder ingebrekestelling, omdat nakoming blijvend onmogelijk is (artikel 6:81 BW).
[gedaagde] moet de hoofdsom van € 12.939,98 betalen
3.3.
De gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen omdat BMW voldoende heeft gesteld waaruit volgt dat dit moet worden betaald (artikel 21 van de algemene voorwaarden) en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
3.4.
De kantonrechter kan geen betalingsregeling vaststellen in dit vonnis. Daarvoor moet BMW namelijk toestemming geven (artikel 6:29 BW). In haar akte eisvermindering van 23 mei 2024 heeft BMW aangegeven dat zij die toestemming niet geeft.
[gedaagde] moet buitengerechtelijke kosten van € 2.348,61 betalen
3.5.
De buitengerechtelijke kosten van € 2.348,61 worden toegewezen. Partijen zijn in artikel 6 van de algemene voorwaarden overeengekomen dat de incassokosten 15% van de hoofdsom bedragen en BMW heeft voldoende gesteld dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. BMW maakt terecht aanspraak op de btw over de buitengerechtelijke kosten. Zij heeft voldoende gesteld dat zij als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht waarop de vordering betrekking heeft (artikel 11 lid 1 onder j (1) Wet op de omzetbelasting).
[gedaagde] moet rente betalen
3.6.
[gedaagde] moet de contractuele rente betalen over de hoofdsom, omdat BMW genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. [gedaagde] voert aan dat onder ‘wettelijke rente’ moet worden verstaan rente in de zin van artikel 6:119 BW. Dit is onjuist, wettelijke rente kan ook wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW zijn. De gesloten huurkoopovereenkomst moet worden aangemerkt als een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW. In voornoemd artikel wordt deze vorm van wettelijke rente ook als ‘wettelijke rente’ aangeduid en niet expliciet als ‘wettelijke handelsrente’. [gedaagde] mocht daarom verwachten dat hij de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW + 5% verschuldigd zou zijn indien hij niet op tijd zou betalen.
3.7.
Vervolgens is de vraag vanaf welke datum contractuele rente verschuldigd is. Op grond van artikel 21 van de algemene voorwaarden is het totaal verschuldigde ineens opeisbaar wanneer de overeenkomst wordt ontbonden. De ontbinding vindt plaats per datum van dit vonnis. De contractuele rente over de hoofdsom zal daarom worden toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). BMW heeft de proceskosten naar het oordeel van de kantonrechter niet nodeloos gemaakt. Het staat vast dat BMW de openstaande leasetermijnen ineens mocht opeisen en dat [gedaagde] nagelaten heeft om de daarbij behorende factuur van 17 mei 2023 te voldoen. Daarmee had zij een vordering op [gedaagde], waarvoor zij hem mocht dagvaarden.
3.9.
De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan BMW moet betalen op € 140,84 aan dagvaardingskosten, € 1.409,- aan griffierecht, € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135 aan nakosten. Dat is in totaal € 2.498,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat BMW dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan BMW te betalen € 15.562,72 met de contractuele rente (de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW + 5%) over een bedrag van € 12.939,98 vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van BMW worden begroot op € 2.498,84;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken.
50744