ECLI:NL:RBROT:2024:10753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
10808228 CV EXPL 23-4581
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van bruidsgave wegens gebrek aan bewijs van afspraken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde] over een vordering tot betaling van een bruidsgave van € 19.000,-. [eiseres] stelde dat deze bruidsgave was overeengekomen in hun huwelijksakte, terwijl [gedaagde] betwistte dat er een dergelijke afspraak was gemaakt. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat partijen daadwerkelijk een bruidsgave zijn overeengekomen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 28 maart 2024, waarin [eiseres] werd gevraagd om de originele huwelijksakte te overleggen. Na het overleggen van deze akte, bleek uit een verklaring van de IND dat de authenticiteit van de huwelijksakte niet kon worden vastgesteld. [gedaagde] voerde aan dat er onregelmatigheden in de akte stonden en dat hij nooit een bruidsgave had beloofd.

De kantonrechter concludeerde dat de verklaringen van [eiseres] inconsistent waren en dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om haar vordering te onderbouwen. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.150,-. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D. van Dooren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10808228 CV EXPL 23-4581
datum uitspraak: 24 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonend op een geheim adres,
eiseres,
gemachtigde: mr. D. Rezaie,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr Y.E. Palit.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 28 maart 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [eiseres] van 13 juni 2024, met bijlagen;
  • de akte van [gedaagde] van 10 juli 2024, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 22 augustus 2024;
  • de akte van [eiseres] van 19 september 2024.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiseres] vordert, samengevat, dat [gedaagde] haar € 19.000,- betaalt op grond van een bruidsgave die partijen in hun huwelijksakte zouden zijn overeengekomen. Het bedrag van € 19.000,- bestaat uit een bedrag van € 10.000,- en de kosten voor een pelgrimstocht naar Hadj, die [eiseres] op € 9.000,- heeft gewaardeerd. [gedaagde] betwist dat partijen een bruidsgave zijn overeengekomen. Volgens hem hebben partijen alleen een religieus huwelijk gesloten op 26 juli 2021 in Iran en zijn zij niet formeel gehuwd. Zij hebben dan ook geen huwelijksakte laten opmaken met daarin een afspraak over een bruidsgave.
wat is er gebeurd na het tussenvonnis van 28 maart 2024?
2.2.
In het tussenvonnis van 28 maart 2024 is [eiseres] in de gelegenheid gesteld om de originele huwelijksakte te overleggen (die ten tijde van de zitting in het bezit van de IND was) alsmede correspondentie van de IND met betrekking tot het onderzoek naar de authenticiteit van de huwelijksakte, hetgeen zij heeft gedaan. [gedaagde] heeft op deze stukken gereageerd en aangevoerd dat de huwelijksakte diverse onregelmatigheden bevat, waar [eiseres] vervolgens op heeft mogen reageren.
2.3.
Blijkens het door [eiseres] overgelegde stuk genaamd ‘verklaring van onderzoek’ opgesteld door de IND, heeft de IND onderzoek gedaan naar de authenticiteit van de huwelijksakte. De conclusie van het onderzoek luidt dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van het document. Voorts is geconcludeerd dat geen uitspraak kan worden gedaan over de opmaak en afgifte van het document alsmede of het document inhoudelijk juist is.
2.4.
De huwelijksakte vermeldt ‘date of marriage 24 Feb 2021’. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] eerder in de procedure met geen woord heeft gerept over deze datum, er is alleen de datum van 31 juli 2021 genoemd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de hele maand februari 2021 in Nederland was en hij heeft stukken ter onderbouwing hiervan overgelegd. Voorts heeft hij erop gewezen dat de huwelijksakte de geboorteplaats van [eiseres] vermeldt, maar in zijn geval het geboorteland en dat hierin een spelfout staat. Verder wordt ten onrechte vermeld dat [gedaagde] een ‘citizen of Afghanistan’ is, terwijl hij een inwoner van Nederland is met de Nederlandse nationaliteit. Voorts vermeldt de huwelijksakte wel de naam van de vader van [eiseres] maar niet de naam van zijn vader.
2.5.
In haar reactie heeft [eiseres] gesteld dat het huwelijk tussen partijen telefonisch op 24 februari 2021 gesloten zou zijn en dat partijen vanaf dat moment als gehuwd met elkaar werden beschouwd.
het is niet vast komen te staan dat partijen de gestelde bruidsgave zijn overeengekomen
2.6.
De kantonrechter overweegt dat in de dagvaarding wordt vermeld dat het huwelijk op 31 juli 2021 tot stand is gekomen en dat er verder niets is vermeld over een telefonisch tot stand gekomen huwelijk in februari 2021. Tijdens de zitting is de wijze van totstandkoming van het huwelijk en de bijbehorende tijdslijn uitgebreid besproken. Toen heeft [eiseres] wederom slechts gesproken over de huwelijksdatum 31 juli 2021 en gezegd dat enkele dagen daarvoor een religieus huwelijk was voltrokken. Ook toen heeft [eiseres] niet gezegd dat het huwelijk al in februari 2021 tot stand zou zijn gekomen. Verder heeft zij op de zitting verklaard dat de huwelijksakte een paar dagen na het religieus huwelijk was opgesteld en dat de wederzijdse ouders in de in de tussenliggende dagen de afspraak met betrekking tot de bruidsgave hebben gemaakt.
2.7.
Het nieuwe standpunt dat [eiseres] heeft ingenomen nadat de huwelijksakte door de IND aan haar is teruggegeven en nadat [gedaagde] heeft gewezen op de daarin vermelde huwelijksdatum in februari 2021, wijkt zodanig af van hetgeen zij eerder heeft verklaard, dat de kantonrechter van oordeel is dat [eiseres] haar stellingen omtrent de totstandkoming van het huwelijk en de huwelijksakte onvoldoende heeft onderbouwd.
Voorts wordt overwogen dat niet van de authenticiteit van de huwelijksakte kan worden uitgegaan gelet op de conclusies van de IND en de onregelmatigheden in de akte. Daarbij wordt in overweging genomen dat [eiseres] op de door [gedaagde] aangevoerde onregelmatigheden niet inhoudelijk gereageerd, zij heeft enkel gesteld dat de IND geen waarneembare onregelmatigheden heeft aangetroffen. Wat daar ook van zij, dat neemt niet weg dat de door [gedaagde] genoemde onregelmatigheden er wel zijn.
Tot slot is de kantonrechter het niet met [eiseres] eens dat tussen partijen vaststaat dat [gedaagde] zijn vingerafdruk in de akte heeft gezet. [gedaagde] heeft betwist dat hij aanwezig was bij het opstellen van een huwelijksakte en daaruit volgt zijn standpunt dat hij dus ook geen vingerafdruk in de onderhavige akte heeft gezet.
2.8.
Op grond van het voorgaande is niet vast komen te staan dat partijen de huwelijksakte met de daarin vermelde bruidsgave met elkaar hebben gesloten.
de vordering van [eiseres] wordt afgewezen
2.9.
Nu niet is vast komen te staan dat partijen een afspraak hebben gemaakt op grond waarvan [gedaagde] aan [eiseres] uit hoofde van een bruidsgave een bedrag van in totaal € 19.000,- moest betalen, zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
2.10.
De kantonrechter gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [eiseres] met betrekking tot de authenticiteit van de vermeende huwelijksakte. De IND heeft immers reeds een rapport over de authenticiteit opgemaakt en dit rapport heeft [eiseres] reeds overgelegd. Daarnaast wordt aan bewijs niet toegekomen omdat [eiseres] haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan [gedaagde] moet betalen op € 1.015,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.150,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 1.150,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken.
50744