ECLI:NL:RBROT:2024:10751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
10/750256-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen, luxe merkgoederen en vliegtickets door verdachte samen met medeverdachte

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met haar toenmalige vriend gedurende ruim vier maanden betrokken was bij het witwassen van geldbedragen, luxe merkgoederen en vliegtickets. De verdachte, geboren in 1999 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door haar raadsman mr. D.C.E. Timmermans. De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 20 dagen en een taakstraf van 120 uur.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2024 werd het bewijs besproken. De verdachte had een relatie met de medeverdachte, die betrokken was bij criminele activiteiten, waaronder diefstal van bitcoins. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in de periode van 20 februari 2019 tot en met 25 juni 2019 wetenschap had van de criminele herkomst van de goederen die zij ontving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet van meet af aan op de hoogte was van de criminele herkomst, maar dat dit wel het geval was geworden naarmate de relatie vorderde.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar oordeelde dat het witwassen niet een zodanige omvang had dat het als een gewoonte kon worden beschouwd. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 20 dagen op, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde ook een aantal in beslag genomen voorwerpen verbeurd en bepaalde dat andere voorwerpen aan de moeder van de verdachte moesten worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750256-19
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van witwassen in de periode van 28 november 2018 tot en met 25 juni 2019;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen;
  • een taakstraf voor de duur van 120 uur met aftrek van voorarrest, resterende 114 uur, subsidiair 57 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. In de visie van de verdediging is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat de ten laste gelegde voorwerpen uit misdaad afkomstig waren. Zij was in de veronderstelling dat alles bekostigd werd uit de inkomsten die de medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte] ) had vanuit zijn autobedrijf. De verdachte vond daarnaast het luxeleven dat zij op kosten van [medeverdachte] leidde niet vreemd, omdat zij van huis uit een dergelijk leven was gewend.
Beoordeling
De verdachte had vanaf november 2018 een relatie met [medeverdachte] . De verdachte en [medeverdachte] zijn op 25 juni 2019 aangehouden in de woning aan de [straatnaam] op verdenking van onder meer van witwassen. In de woning is een bedrag van 1.490 euro en 16.075 dirham in contanten aangetroffen. Daarnaast zijn in de woning vele luxe merkgoederen aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat zij vanaf het begin van hun relatie luxe merkgoederen, geld en vliegtickets naar (onder meer) Dubai van [medeverdachte] kreeg .
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij zich in november 2017 met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een groot aantal bitcoins, dat hij een substantieel deel van de miljoenenopbrengst daarvan had ontvangen en dit vervolgens heeft witgewassen.
Nu geen andere inkomstenbron van [medeverdachte] bekend is die zijn giften aan de verdachte kunnen verklaren staat hiermee niet ter discussie dat de tenlastegelegde goederen (direct of indirect) uit misdrijf afkomstig zijn. De vraag is of de verdachte dit wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, en zo ja, of dit voor de gehele tenlastegelegde periode heeft gegolden.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt het feit dat de verdachte luxe goederen en tickets van [medeverdachte] heeft ontvangen nog niet zonder meer mee dat zij van meet af aan heeft geweten van de criminele herkomst van deze giften. Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit dit kan worden afgeleid. Het is niet ondenkbaar dat de verdachte er, mede gelet op haar achtergrond en jonge leeftijd, aan het begin van de relatie nog van uit is gegaan dat [medeverdachte] een autobedrijf had dat kennelijk zo goed liep dat hij zich dat kon permitteren en zij daarvan mee kon profiteren.
Dat geldt echter niet voor de fase erna. Dat zij na die eerste fase toch wist dat het geld een criminele herkomst had, blijkt naar het oordeel van de rechtbank ontegenzeggelijk vanaf het moment dat de verdachte op 20 februari 2019 aan [medeverdachte] appte dat ‘ze niet precies weet wat er speelt maar er wel achter komt’ en hem vervolgens citaten stuurde die kennelijk afkomstig zijn uit een online artikel genaamd “
7 gevaarlijk aantrekkelijke kanten van een crimineel [1] . In deze citaten wordt onder meer gesproken over de enorme aantrekkingskracht van zware criminelen op vrouwen en over ‘dat ook geld kan werken als een magneet’. De verdachte appte vervolgens aan [medeverdachte] dat zij niet dom is en hij er nu achter komt dat zij toch niet zo’n makkelijke prooi is als hij dacht. Even later in de conversatie appte de verdachte aan [medeverdachte] : ‘geef het nog een paar jaar en je bent gevangenis alles kwijt’.
Vanaf dat moment is voor de rechtbank duidelijk dat de verdachte wist van de criminele herkomst van de luxe merkgoederen, het geld en de vliegtickets. Dit blijkt ook uit andere berichten van latere datum, zoals de appconversatie van 25 maart 2019 waarin [medeverdachte] de verdachte een link stuurde naar een bericht op crimesite.nl over taakstraffen voor gangsterliefjes [2] en haar in dat verband waarschuwde om niet te veel te pronken met haar rijkdom. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat zij vanaf het begin van hun relatie grotendeels elke dag samen waren en televisie keken. Dit duidt er ook op dat de verdachte op enig moment wel wist dat [medeverdachte] geen autobedrijf runde, of een andere legale inkomstenbron had waarmee hij dergelijk grote uitgaven kon financieren.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de overige bewijsmiddelen gaat de rechtbank er dus vanuit dat de verdachte in de periode van 20 februari 2019 tot en met 25 juni 2019 wetenschap van de criminele herkomst van het geld had en daarmee opzet op witwassen had.
Het witwassen heeft niet een zodanige omvang en stelselmatigheid dat de verdachte samen met [medeverdachte] van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van
20 februari 2019tot en met 25 juni 2019, in Nederland en in de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, voorwerpen, te weten
- Eur 1.490,- (woning [straatnaam] ) en AED 16.075 (waarde ca Eur 4.000,- woning [straatnaam] ) en
- grote hoeveelheid luxe merk goederen (tassen en kleding en sieraden en schoenen) en
-
11vliegtickets (van en naar Dubai)
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of van genoemd
evoorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en haar mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar draagkracht. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met haar toenmalige vriend gedurende ruim vier maanden schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen, luxe merkgoederen en vliegtickets. Door haar handelen heeft de verdachte geprofiteerd van de opbrengsten van criminele activiteiten. Het witwassen van crimineel geld faciliteert ook de onderliggende criminaliteit en tast het vertrouwen aan dat men moet kunnen hebben in het financieel-economische verkeer. Daarmee wordt tevens het legale handelsverkeer ondermijnd en gecorrumpeerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad leidt dus niet tot strafverhoging.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit is in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal daarvan nu echter afzien, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in samenhang met het tijdsverloop. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van korte duur. Hoewel een iets kortere periode bewezen wordt verklaard dan waar de officier van justitie van is uitgegaan, acht de rechtbank de geëiste duur van de taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit en straffen in soortgelijke zaken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De beslaglijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 16, 26, 27, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51 en 52 genoemde voorwerpen verbeurd worden verklaard en dat de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 28, 30, 35, 39 en 41 in beslag genomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten de moeder van de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht om ook de op de beslaglijst onder 36, 37, 48, 50 en 52 genoemde voorwerpen terug te geven aan de moeder van de verdachte. Tegenover de politie heeft de moeder verklaard dat ook die goederen aan haar moeder toebehoren. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De onder 15, 16, 26,27, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 40, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51 en 52 op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen zullen, als bijkomende straf, worden verbeurd verklaard. De rechtbank komt tot het oordeel dat de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde feit zijn verkregen.
Dat ook de door de raadsman genoemde voorwerpen onder nummer 36, 37, 48, 50 en 52 niet aan de verdachte maar aan haar moeder zouden toebehoren is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan. Om die reden worden ook deze voorwerpen verbeurd verklaard.
De onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 28, 30, 35, 39, en 41 op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de moeder van de verdachte, mevrouw [persoon A] , die redelijkerwijs als de rechthebbende van die voorwerpen kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) dagen;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderdveertien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 dagen;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf de onder 15, 16, 26, 27, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 40, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51 en 52 op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen;
- gelast de teruggave aan mevrouw [persoon A] van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 28, 30, 35, 39, en 41 op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mr. C.G. van de Grampel en mr. F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 17 oktober 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 25 juni 2019, te Amsterdam, althans in Nederland en/of te Tokyo, althans in Japan, en/of te Dubai, althans in de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, éénmaal of meermalen, (van) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer (cash en/of giraal) geldbedrag(en) tot een totale hoeveelheid van ongeveer 14.645 euro (zijnde Eur 8.975,- (cash stortingen op bankrekening NL14INGB 080) en/of
- Eur 1.490,- (woning [straatnaam] ) en/of AED 16.075 (waarde ca Eur 4.000,- woning [straatnaam] )), althans grote geldbedragen, en/of
- grote hoeveelheid luxe (merk) goederen (tassen en/of kleding en/of sieraden en/of schoenen) en/of
- 16 vliegtickets (van en naar Dubai en/of van en naar Tokyo)
a. a) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of, heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(en) was/waren op een voorwerp en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van genoemd voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

Voetnoten

1.https://www.psychologiemagazine.nl/artikel/aantrekkelijk-crimineel/
2.https://www.crimesite.nl/om-eist-taakstraffen-tegengangsterliefjes-