Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 juni 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlage;
- de repliek, met bijlagen;
- de dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, vorderde betaling van een huurachterstand van € 235,76 over de maand oktober 2023. De gedaagde, die sinds 17 maart 2015 de woning huurt, betwistte de vordering en stelde dat de woning in oktober 2023 gebreken vertoonde, waardoor deze niet bewoonbaar was en zij geen huur verschuldigd was. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake was van zodanige gebreken dat de woning niet bewoonbaar was. Hierdoor werd de vordering van Havensteder toegewezen en werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, inclusief bijkomende kosten en rente. Daarnaast zijn de incassokosten van € 48,40 toegewezen, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde gesteld, omdat zij ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Havensteder het vonnis direct kan uitvoeren zonder dat er een verdere procedure nodig is.