ECLI:NL:RBROT:2024:10739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 23/8003
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Dienst Toeslagen inzake forfaitair bedrag kinderopvangtoeslag

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de Dienst Toeslagen van 31 oktober 2023, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 1 augustus 2022 ongegrond was verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 augustus 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat eiseres in 2018 en 2019 kinderopvangtoeslag had ontvangen voor twee kinderen. Eiseres had op 25 april 2022 een aanvraag ingediend voor compensatie op basis van de Wht. De Dienst Toeslagen stelde vast dat de hoogte van de kinderopvangtoeslag was gewijzigd door een verminderd aantal opvanguren, wat volgens hen reguliere wijzigingen waren die geen aanleiding gaven voor een herstelmaatregel. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de wijzigingen.

De rechtbank concludeerde dat de Dienst Toeslagen terecht had vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor het forfaitaire bedrag. De wijzigingen in de kinderopvangtoeslag waren het gevolg van aanpassingen in het aantal opvanguren, en de rechtbank oordeelde dat deze reguliere wijzigingen geen aanleiding gaven voor de toepassing van een herstelmaatregel. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Hoesenie),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: mr. W.E. Louwerse en mr. P.P.J. van der Rijt).

Procesverloop

Met het besluit van 1 augustus 2022 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
Met het besluit van 31 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 1 augustus 2022 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De Dienst Toeslagen heeft aanvullende stukken overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 8 augustus 2024 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft voor de jaren 2018 en 2019 voor twee kinderen (geboren op [datum 1] 2010 en [datum 2] 2012) kinderopvangtoeslag ontvangen. Zij heeft op
25 april 2022 een aanvraag gedaan voor compensatie op grond van de Wht.
2. De Dienst Toeslagen heeft vastgesteld dat de hoogte van de kinderopvangtoeslag in 2018 en 2019 is gewijzigd als gevolg van een verminderd aantal opvanguren. Omdat dit op het eerste gezicht reguliere wijzigingen zijn van het recht op kinderopvangtoeslag, komt eiseres in het kader van de zogenoemde lichte toets volgens de Dienst Toeslagen niet in
aanmerking voor een herstelmaatregel en dus ook niet voor de toekenning van een forfaitair bedrag.
3. Eiseres betwist dat zij zelf de wijzigingen heeft doorgegeven en vindt het onduidelijk, mede door het ontbreken van uitvraagbrieven, op grond waarvan de kinderopvangtoeslag is verlaagd. In het meldingenoverzicht over 2018 staat bij brontype ‘toezicht’, wat erop zou kunnen duiden dat eiseres aan een onderzoek is onderworpen.
4. De Dienst Toeslagen kent ambtshalve een forfaitair bedrag van € 30.000,- toe aan een aanvrager van kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel. Een herstelmaatregel is onder andere de toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wht. [1] Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat toekenning van het forfaitaire bedrag plaatsvindt na een zogenoemde eerste zorgvuldige toets door de Dienst Toeslagen, waarbij niet alle op de zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden worden getoetst, omdat anders een snelle toekenning van het forfaitaire bedrag zou worden belemmerd. [2]
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen terecht vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000,-. Uit het dossier blijkt dat de wijzigingen van het recht op kinderopvangtoeslag voortvloeien uit wijzigingen van het aantal uren kinderopvang. Dergelijke reguliere wijzigingen zijn op het eerste gezicht geen aanleiding voor de toepassing van een herstelmaatregel. De Dienst Toeslagen heeft uitgelegd dat uitvraagbrieven niet aan de orde zijn in situaties waarbij de wijziging afkomstig is van de kinderopvanginstelling of de ouder zelf. De Dienst Toeslagen heeft verder toegelicht dat het brontype ‘toezicht’ in dit geval niet betekent dat eiseres aan een onderzoek is onderworpen: uit het meldingenoverzicht over 2018 volgt dat de wijzigingen voortvloeien uit gegevens die de kinderopvanginstelling heeft doorgegeven. Het staat vast dat de overige wijzigingen via het DigiD van eiseres zijn doorgegeven. De vraag of een derde misbruik heeft gemaakt van de DigiD-gegevens van eiseres, kan eventueel in het kader van de integrale beoordeling van de aanvraag van eiseres om compensatie aan de orde komen. Omdat er op het eerste gezicht geen aanwijzingen zijn voor dergelijke identiteitsfraude, heeft de Dienst Toeslagen deze mogelijkheid terecht buiten beschouwing gelaten in het kader van de eerste zorgvuldige toets.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.7, eerste lid en vierde lid, aanhef en onder b, van de Wht. Deze bepalingen zijn met terugwerkende kracht van toepassing op het bestreden besluit op grond van artikel 8.6 en 9.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wht.
2.